Iedereen wist het, maar niemand kon het zeggen
Fasseur laat in een interview met onderzoekers van het KITLV in Leiden in 2014 merken dat de gevoeligheid onder veteranen – de meeste jongens hadden net de oorlog tegen Duitsland meegemaakt – niet alleen bij de regering maar ook voor hem een valide argument was tegen waarheidsvinding. “Je eigen vaders, broers, om dan te zeggen, jij misschien niet, maar je maten hebben zich schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden?” Dat kon toen helemaal niet. Toch schrijft hij in zijn boek “Weg naar het paradijs” uit 1995 maar ‘kort’ stil te willen staan bij het excessendebat, want er was wat hem betreft al voldoende over geschreven. Fasseur legde ook angstvallig de nadruk op neutraliteit. Hij zag zichzelf als “een zoveel mogelijk onpartijdige rechter die de relevante geschiedenis verzamelt en presenteert”, zegt hij in Meijers bundel. Maar hij deed vooral archiefonderzoek. Oral history, het spreken met getuigen, werd door historici lang als minder betrouwbaar gezien. Geconfronteerd met getuigenissen van Indonesische slachtoffers, zoals opgespoord door onderzoeker en activist Max van der Werff voor het televisieprogramma Altijd Wat van de NCRV in 2013, liet Fasseur ondergetekende desgevraagd weten: “Die mensen zijn in de war met geweld van hun eigen leger!” Leidse KITLV-onderzoekers hebben geluidsopnamen waarop hij zegt: “Het idee dat een dergelijk massaal bloedbad ongemerkt voorbij zou gaan, dat is natuurlijk volstrekt uitgesloten.” De beleving van Indonesiërs werd afgedaan als onbetrouwbaar.
Anne-Lot Hoek in Iedereen wist het, maar niemand kon het zeggen (Java Post)