Indische Nederlanders waren geen geboren zwijgers, ze leerden zwijgen
Marion Bloem verdiept zich al decennia in Nederlands-Indië en dat leidde ertoe dat haar beeld van het Indisch-zijn kantelde. Ze sprak uitgebreid met haar familie en vele, vele andere Indische Nederlanders, en tot haar verrassing waren haar gesprekspartners verre van zwijgzaam, zoals het cliché over hen wilde. Ze vertelden hun verhaal graag, maar werden eerder nooit gehoord. “Ze waren geen geboren zwijgers, ze leerden zwijgen.” Voor de meesten begint hun geschiedenis in de zeventiende eeuw in de kazernes in de archipel, waar Europese militairen inlandse meisjes gebruikten voor huishoudelijke taken en het bevredigen van hun seksuele behoeften. Als een man het ene meisje boven het andere verkoos, mocht ze slapen op een matje onder zijn bed, dat met het oog op overstromingen op palen stond. In die kleine ruimte, tussen de palen, werden heel wat eerste generatie Indische kinderen geboren. Indo-Europeanen werden ze later genoemd, vaak afgekort tot “Indo”. Dat deze praktijken lang doorgingen, blijkt uit het verhaal van Bloems grootmoeder Emma. Ze werd rond de vorige eeuwwisseling in Atjeh geboren, onder het bed van haar vader, een Pools-joodse man die zich had aangesloten bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Oma Emma vertelde Bloem dat haar Javaanse moeder een soort slaaf van haar vader was en geregeld slaag kreeg. In een gemengde relatie gold dat als de vrouw werd verstoten, of de man overleed, de kinderen naar het weeshuis moesten. Ze mochten niet in de cultuur van de moeder opgroeien.
Greta Riemersma in Het trapjesdenken leeft voort (Groene Amsterdammer)