Inspraakreactie van Doorbraak op de Leidse “tegenprestatie”-plannen

Ook de Leidse dwangarbeid-directeur Bas van Drooge was weer aanwezig bij de commissievergadering.
Ook de Leidse dwangarbeid-directeur Bas van Drooge was weer aanwezig bij de commissievergadering.

Doorbraak heeft vanmiddag in Leiden ingesproken bij een vergadering van de raadscommissie Werk en Middelen. De aanwezige raadsleden gingen zoals verwacht niet in op ons verhaal, met uitzondering van de kritische SP-er Natalie Wanga. Die verklaarde dat ze had meegedaan aan ons 1 mei-protest en vroeg hoe ons komende verzet eruit zou gaan zien. Hier de integrale tekst, en daaronder een eerste puntsgewijze analyse van de “tegenprestatie”-plannen.

Geachte leden van de gemeenteraad,

Mijn naam is Harry Westerink. Ik ben vrijwillig actief bij de organisatie Doorbraak. Al ruim drie jaar voeren we in Leiden en elders in het land campagne tegen het gedwongen werken zonder loon, oftewel: dwangarbeid.

Ik wil eerst ingaan op het principe van de “tegenprestatie”. Daar hebben wij fundamentele kritiek op, en we spreken dus net als veel andere baanlozen van “dwangarbeid”. Waarom “dwangarbeid”? In de bijstand beland je op het moment dat je geen kant meer op kunt, op het moment dat je geen enkele andere manier meer hebt om aan geld te komen. Juist mensen in die machteloze situatie worden tegenwoordig door de overheid gechanteerd om gratis te gaan werken, en die druk wordt nu via de Participatiewet nog verder opgevoerd. Natuurlijk, bijstandsgerechtigden kunnen ervoor kiezen om geen dwangarbeid te verrichten. Maar dan verlies je wel je inkomen, daarna het dak boven je hoofd en tenslotte ga je honger lijden. Als dat geen dwang is.

Bij regulier werk kun je nog onderhandelen met je baas en zelfs uiteindelijk tot staken overgaan. Of je kunt ergens anders gaan werken. En dat zijn nu precies allemaal mogelijkheden die bijstandsgerechtigden niet meer hebben. Wij zijn met huid en haar overgeleverd aan een overheid die ons gratis laat werken. Overgeleverd aan arbeidsomstandigheden die geen enkele reguliere werknemer zou accepteren. Bij welke baas moet je voortdurend je ziel en zaligheid blootleggen om nog in aanmerking te komen voor geld? Welke andere arbeiders hebben geen vrij recht op arbeidskeuze? Welke andere arbeiders mogen niet staken, hebben geen recht op een minimumloon, en mogen niet vrijuit spreken?

De gemeente voelt zelf ook wel aan dat het niet helemaal in de haak is, want in de toelichting bij de notitie staat: “Bovendien is het verstandig de tegenprestatie relatief gering in omvang en duur in te zetten om aan de veilige kant van de internationale bepalingen met betrekking tot het verbod op dwangarbeid en verplichte arbeid te blijven.” Maar dwangarbeid is dwangarbeid, of het nu kort of langdurig wordt opgelegd!

Dan het begrip “tegenprestatie”. Heel veel mensen krijgen van de overheid geld, zoals de villasubsidietrekkers, maar alleen van de bijstandsgerechtigden wordt een “tegenprestatie” geëist. Waarom eigenlijk? Waarom kan iemand die zijn of haar leven lang belasting betaald heeft voor ons gezamenlijke vangnet, nu door de overheid schaamteloos gevraagd worden om een “tegenprestatie” te leveren? De bijstand is een maatschappelijke verzekering, net als de ziektekostenverzekering, waar we met z’n allen voor betalen voor het geval iemand van ons geen kant meer uit kan. Dat is de solidariteit waar een beschaafde samenleving op gebaseerd zou moeten zijn. Solidariteit, maar ook eigenbelang, want iedereen kan er, door omstandigheden gedwongen, een beroep op moeten doen, ook u. Zeker in deze tijden van crisis en massawerkloosheid. Maar bij de ziektekostenverzekering hoeven degenen die er een beroep op moeten doen – en ja, sommigen vaker dan anderen – geen “tegenprestatie” te leveren. Ze hoeven bijvoorbeeld niet gratis de hal van het verzekeringskantoor komen schoonmaken.

Overal in het land worden reguliere banen geschrapt, en wordt dat werk daarna gedwongen, onbetaald en rechteloos overgenomen door uitkeringsgerechtigden, alle mooie woorden over het voorkomen van verdringing ten spijt. Dat is goed gedocumenteerd: van stadsreiniging, plantsoenen en kringloop, tot schoonmaak, zorg, archieven, beveiliging en zelfs de politie. En gemeenten, instellingen en bedrijven die eenmaal aan gratis arbeid geproefd hebben, gaan daar ook in de toekomst niet snel meer voor betalen. Zo verdwijnen er steeds meer banen en delen van banen. Een groeiend deel van de “uitstroom” van uitkeringsgerechtigden bij Sociale Zaken gaat dan ook niet meer richting betaalde baan. Steeds meer mensen zijn de vernederingen van de dwangarbeid moe, en geven het op, trekken bij vrienden in of raken aan lager wal. En dat is waar de dwangarbeid óók voor bedoeld is: mensen wegjagen of te bang maken om überhaupt nog een bijstandsuitkering aan te vragen.

Bij de “tegenprestatie” wordt geschermd met dat het “belangrijk”, “goed” en “maatschappelijk nuttig” werk zou zijn. Dat zal in veel gevallen best waar zijn, maar dan moeten de overheid, het bedrijfsleven en de samenleving ook bereid zijn om een “tegenprestatie” te leveren aan degenen die dat werk moeten doen: een cao-loon betalen, reguliere arbeidsrechten en een verzekering geven. En niet langer kleineren via het repressieve regime van Sociale Zaken. En daar is feitelijk geld zat voor in Nederland. De overheidstekorten zijn immers een politieke keuze, onder meer veroorzaakt door het stelselmatig verlagen van de belastingtarieven voor de rijken de afgelopen twintig, dertig jaar.

Het college stelt voor dat een flink deel van de uitkeringsgerechtigden hun “tegenprestatie” gaat leveren bij bestaande vrijwilligersorganisaties. Dat gaat van die organisaties medeplichtigen maken aan het sanctiesysteem dat bij dwangarbeid hoort. Goedbedoelende organisaties zullen moeten klikken wanneer hun dwangarbeiders niet serieus hun best doen of niet komen opdagen, waarna die door Sociale Zaken keihard in hun bestaanszekerheid getroffen zullen worden. Het vertrouwen in vrijwilligersorganisaties zal daardoor flink afnemen. In Engeland, waar dit soort plannen ook bestaan, hebben juist daarom honderden grote en kleine vrijwilligersorganisaties al verklaard dat ze er niet aan meedoen.

In Amsterdam heeft SP-wethouder Arjan Vliegenthart onlangs, na druk van dwangarbeiders en ondersteund door onder meer Doorbraak en de FNV, erkend dat uitkeringsgerechtigden die gratis moeten werken, in principe dezelfde collectieve arbeidsrechten hebben als regulier werkende arbeiders. Wij vinden dat het Leidse college dat ook moet erkennen, en anders zullen we dat ook hier van onderop moeten gaan afdwingen.

Want daar zal onze “tegenprestatie” uit bestaan: uit verzet!


De Leidse “tegenprestatie”-plannen in zes punten

1. Welk werk? Deze vorm van dwangarbeid wordt niet verkocht met het argument dat het “de reïntegratie op de arbeidsmarkt” zou bevorderen, “maar moet worden gezien als een nuttige bijdrage aan de samenleving”. Bijstandsgerechtigden zouden daarbij kunnen rekenen op “maatwerk”, want bij het “opdragen van een tegenprestatie wordt rekening gehouden met praktische omstandigheden zoals reistijd, beschikbaarheid van kinderopvang en/of belanghebbende al maatschappelijke activiteiten verricht”, en “de persoonlijke wensen en kwaliteiten van belanghebbende”. Die kan namelijk “zelf ideeën aandragen voor de als tegenprestatie te verrichten werkzaamheden”, maar de gemeente is dan weer vanzelfsprekend “niet gehouden te voldoen aan de wensen van een belanghebbende”. Baanlozen snel massaal oproepen voor het sneeuwruimen lijkt men niet te willen, maar de gemeente wil wel “snel inspelen op nieuwe activiteiten die als tegenprestatie kunnen worden ingezet”.

2. Hoe lang? Baanlozen kunnen ieder jaar opnieuw, zo lang ze geen betaald werk hebben, een drie maanden durende “tegenprestatie” opgelegd krijgen, van acht uur per week of vierendertig uur per maand. Dat men niet gewoon voor veertig uur per week gaat, heeft zeer waarschijnlijk te maken met de eventuele gevolgen die dat voor de betrokken ambtenaren kan hebben, zoals een aanklacht wegens dwangarbeid. Door de tegenprestatie “relatief gering in omvang en duur in te zetten” hoopt de gemeente namelijk “om aan de veilige kant van de internationale bepalingen met betrekking tot het verbod op dwangarbeid en verplichte arbeid te blijven (artikel 4 EVRM)”.

3. Verdringing? Overheden wringen zich in de meest onmogelijke bochten om de beschuldiging van verdringing van betaalde door onbetaalde arbeid voor te blijven. Zo schrijft de gemeente Leiden: “De maatschappelijk nuttige werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie dienen zich te onderscheiden van werkzaamheden die door de reguliere arbeidsmarkt verricht worden. Het onderscheid tussen betaalde en onbetaalde werkzaamheden is afhankelijk van onder meer economische factoren en van keuzes die mede op basis daarvan door het bedrijfsleven en/of de overheid worden gemaakt.” Volgens deze redenering zou verdringing nauwelijks voorkomen zolang overheden en bedrijven zich bij hun keuzen om bepaalde betaalde banen af te schaffen en mensen te ontslaan, niet laten leiden door het groeiende aanbod van gratis werknemers. Dus bewust iemand ontslaan en diegene of iemand anders de volgende dag gratis aan het werk zetten, dat mag niet. Maar als men het werk een poosje laat liggen om vervolgens een “vrijwilliger” in te zetten, dan is het prima. De gemeente: “Het mag niet gaan om activiteiten waarvoor betrokkene of een ander normaal gesproken betaald wordt of eerder (minder dan één jaar geleden) nog betaald werd. Dit is het geval als eerder bestaande arbeidsplaatsen met vergelijkbare werkzaamheden binnen deze periode zijn wegbezuinigd bij de betreffende (overheids-) organisatie.” Ook zou het werk “additioneel” moeten zijn: “Additionele werkzaamheden omvatten aanvullende activiteiten die onder normale bedrijfseconomische omstandigheden niet rendabel zijn om een gezonde bedrijfsvoering op orde te houden.” Met andere woorden: als het aannemen van een paar extra betaalde werknemers voor een bedrijf ten koste van de winst zou gaan, dan mag men ze van de gemeente ook wel gratis komen afhalen. Van onderop gezien, uit de ogen van arbeiders, verdringt ieder uur gedwongen gratis arbeid echter een uur betaalde arbeid.

4. Vrijwilligerswerk? Al langer bestond de vraag hoe de overheid die honderdduizenden extra dwangarbeiders van de Participatiewet zou gaan disciplineren en controleren. Het antwoord is: via de bestaande vrijwilligersorganisaties die moeten gaan klikken als er niet goed of helemaal niet gewerkt wordt. “De gemeente kan voor het werven van maatschappelijk nuttige werkzaamheden samenwerken met maatschappelijke organisaties zoals: welzijnsinstellingen, vrijwilligerswerkorganisaties, buurthuizen en/of sportvoorzieningen. Om ervoor te zorgen dat voldoende maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn, is het van belang dat contacten worden onderhouden met maatschappelijke organisaties. Een vrijwilligersvacaturebank bij een vrijwilligerscentrale kan een belangrijk hulpmiddel zijn om het aanbod van maatschappelijk nuttige werkzaamheden te bepalen.” Mochten er onvoldoende vrijwilligersclubs meedoen, en er “geen maatschappelijk nuttige werkzaamheden binnen de eigen gemeentegrenzen voorhanden zijn” dan wordt er “geen tegenprestatie opgedragen”, schrijft de gemeente. Maar mocht een flink aantal organisaties niet zo willen collaboreren, dan is het niet ondenkbaar dat medewerking afgedwongen zou kunnen worden door te dreigen met inhouding van de – na alle bezuinigingsronden – nog overgebleven subsidie.

5. Repressie! “Het college dient bij weigering van belanghebbende om de tegenprestatie te verrichten, op basis van het individuele geval de hoogte en de duur van de op te leggen maatregel te bepalen”, aldus de gemeente. Maar “in het kader van de handhaving wil de gemeente Leiden zo min mogelijk repressie toepassen. Alleen wanneer een persoon echt niet wil (de notoire weigeraar), zetten we maatregelen/sancties in, onder toepassing van de Afstemmingsverordening. Meer handhaven betekent ook hogere uitvoeringskosten.” Daaruit kan de conclusie getrokken worden dat hoe meer er geweigerd en tegengestribbeld wordt, hoe meer kortingen en bezwaren er komen, hoe duurder en hoe minder houdbaar het hele tegenprestatieregime wordt. Kortingen werden de afgelopen jaren vooral “maatregel” genoemd, maar inmiddels is men kennelijk overgegaan op het nog verhullender begrip “afstemmingsverordening”. Wie dwangarbeid weigert, kan een “afstemmingsverordening” van dertig procent krijgen, en dat kan oplopen per weigering. Volgens artikel achttien wordt bij iemand die “recidiveert” de korting óf verdubbeld, óf twee keer zo lang opgelegd. Sowieso kunnen bijstandsgerechtigden voortaan “een afstemming” krijgen “indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan”. Wat men precies met deze ambtelijke volzin bedoelt, zal wel onduidelijk blijven, maar dat het een vrijbrief is voor “consulenten” om kortingen uit de delen, is wel zeker.

6. Psychologische manipulatie! De gemeente gaat krampachtig proberen om bijstandsgerechtigden wijs te maken dat het ‘normaal’ is om gedwongen zonder loon te werken. De meeste dwangarbeiders zouden het na een tijdje zelfs leuk gaan vinden, volgens de gemeente. “Er zijn echter ook mensen die dit ervaren als werken zonder er iets voor terug te krijgen”, zo erkent men wel. De gemeente onderscheidt vier categorieën dwangarbeiders die allemaal psychologisch bewerkt moeten worden, behalve de “notoire weigeraars” die immers gekort worden. “1 .Initiatiefnemers (gemotiveerde mensen die weten van “wat en hoe”), 2. Zoekers (welwillende mensen, maar die niet weten van “wat en hoe”), 3. Incidentele Weigeraars (niet-willers, ziet allerlei belemmeringen, maar deze kunnen worden weggenomen), en 4. Notoire weigeraars (mensen zijn niet op andere gedachten te brengen). In de communicatie met de personen kunnen we hier op inspelen. Heldere communicatie is hierbij erg belangrijk. Niet alleen om uit te leggen wat een tegenprestatie is, maar ook om invloed uitoefenen op dit proces door aan te sluiten bij de drijfveren van personen die behoren tot de doelgroep zelf. Mensen kunnen verschillende drijfveren hebben waar het college op kan inspelen. 1. Persoonlijke ontwikkeling: zicht krijgen op de eigen competenties, deze verder ontwikkelen en nieuwe vaardigheden opdoen. 2. ‘Goed doen’: een persoonlijk appèl, maak duidelijk dat de samenleving de inzet van mensen nodig heeft! Het is prettig om het gevoel te hebben dat je nodig bent en nuttig werk verricht. 3. Sociale contacten opdoen: het is een manier om sociale contacten op te doen en het huis uit te komen. 4. Emancipatie en integratie: het biedt de mogelijkheid om buitenshuis actief te zijn en je positie in de samenleving te versterken.” Wij zouden daar aan toe willen voegen: 5. Organisatie en strijd: de mogelijkheid aangrijpen om onszelf onder moeilijke omstandigheden te organiseren, verzet op te bouwen en zo de dwangarbeid af te schaffen.

Eric Krebbers

Alle citaten komen uit de “Notitie en concept-verordening Tegenprestatie Participatiewet Leiden 2015” en de raadsvoorstellen 14.0105 en 14.0106.