De integratie is niet mislukt
Immigratie en integratie zijn hot items in Europa en in Nederland. Integratie ontwikkelt zich elke dag, elk moment. Wij moeten daarom niet denken dat integratie een eindproduct is. Het is juist een proces dat nooit af is: het zal nooit ‘lukken’ of ‘mislukken’.
De Amerikaanse realiteit
Tweehonderd jaar lang zijn er miljoenen mensen, uit alle hoeken van de wereld, met diverse culturen, geloven, sociale achtergronden en talen, naar Amerika gegaan. Wie de migratie en integratie van deze migranten nader beschouwt, ziet dat ze niet kwamen om op te gaan in de Amerikaanse samenleving, maar om er een beter leven te vinden. Ze bleven hun oude taal spreken, behielden hun oude gewoonten en geloven, en droomden elke dag opnieuw van terugkeer. Hun kinderen – de tweede generatie – koesterden het land van herkomst niet meer, maar groeiden op met één been in de oude cultuur en het andere in de nieuwe. Dat leidde tot problemen.
De tweede generatie deed het altijd beter dan de eerste generatie migranten. Zij werden uiteindelijk onderdeel van de Amerikaanse samenleving: ze spraken namelijk goed Engels, vluchtten naar de Amerikaanse VINEX-wijken en begaven zich in de Amerikaanse netwerken, en zijn gaandeweg succesvol geworden op de arbeidsmarkt. Kortom, na twee of drie generaties waren de kinderen van de eerste generatie immigranten volledig geïntegreerd, en dat moeten we toejuichen. Dat laat zien dat deze mensen meedoen in de Amerikaanse samenleving, participeren in het politieke, sociale en culturele leven en trots zijn op hun identiteit. En ze zijn niet zomaar Amerikaans, ze voelen zich Joods-Amerikaans, Russisch-Amerikaans, Italiaan-Amerikaans of Chinees-Amerikaans.
Rond 1840 ging het fout toen er complottheorieën in het leven werden geroepen. Duitse en Ierse katholieken zouden vanuit Rome de opdracht hebben gekregen om de Amerikaanse samenleving te overheersen en over te nemen. Ook was het ‘gebruikelijk’ dat Chinezen onmenselijk werden behandeld, dat Italianen werden gediscrimineerd. Ook werden Japanse Amerikanen in 1942 in kampen gestopt, en werden Joden uitgesloten. Sommige van deze verhalen zijn te vergelijken met wat er op dit moment in Nederland gebeurt, maar het is hier zeker niet zo erg als hoe het er toen in Amerika aan toe ging.
De Nederlandse realiteit
In 2004 heeft een parlementaire commissie onder leiding van Stef Blok geconcludeerd dat de integratie van de immigranten en hun kinderen in Nederland redelijk goed gelukt is. Dat nieuws kwam onaangenaam en verrassend aan; nog voordat het rapport gelezen werd gooiden veel Kamerleden het al in de prullenbak. De publicatie leverde veel negatieve reacties op van politici, en laconieke reacties van de media. Ieder individueel probleem werd – en wordt nog steeds – tot een groepsprobleem verheven. Elk goed nieuws over integratie werd verbannen.
Op de meeste relevante gebieden maken “de niet-westerse allochtonen” een inhaalslag. Ze naderen op het gebied van taal, onderwijs, carrière en arbeidsmarkt het Nederlandse gemiddelde. Natuurlijk zijn er ook problemen, maar die hebben ze voornamelijk geërfd van de eerste generatie. De taal is voor de kinderen geen groot probleem meer, en steeds meer tweede- en derdegeneratie migrantenkinderen behalen een hoger beroepsdiploma aan hogescholen of universiteiten. Eigenlijk zouden we allemaal trots moeten zijn op de kinderen van die eerste generatie kansarme, laag geschoolde ouders uit Anatolië, die nu succesvol meedoen en willen meetellen in de Nederlandse samenleving, onze samenleving. In Amerika is het uitgesloten dat er in één generatie een zodanig grote sprong wordt gemaakt en dat de resultaten zo bemoedigend zijn. Dat geldt uiteraard ook voor de arbeidsmarkt: natuurlijk past niet iedereen in dezelfde trein en zullen sommigen hem missen, maar deze generatie jongeren nadert al hun Nederlandse collega’s.
Problemen zijn er natuurlijk ook. Laten we daar niet omheen draaien! Zo zijn er problemen met Marokkaans-Nederlandse, en soms ook met Antilliaans- en Turks-Nederlandse rotjongens. Die problemen kunnen niet onder het tapijt worden geschoven. Maar we moeten ze ook niet uitvergroten. Het zijn problemen waar vooral jongeren tussen de 12 en 25 jaar bij betrokken zijn, een groep met een laag sociaal-economisch profiel. Deze jongeren komen moeilijk aan werk en missen net de aansluiting binnen het onderwijs. Ze worden vaak vergeleken met de hele Nederlandse bevolking. Maar het ligt meer voor de hand om ze naast zuipkeetjongeren, Breezer-meisjes, blowende jongeren, drinkende studenten en voetbalhooligans te zetten, groepen met net zo ernstige problemen als de Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse jongeren.
In Amerika ziet men de integratie als vanzelfsprekend als een proces dat vanzelf gaat en vooral veel geduld vereist. Reguleren zou zinloos zijn. Dat heeft Amerika geleerd, nu Nederland nog. De laatste jaren gaat het integratiedebat vooral over de positie van de godsdienst van “niet-westerse allochtonen” binnen de Nederlandse samenleving. Mensen met een islamitisch geloof worden weggezet als gevaarlijk, verachtelijk en ongewenst. Het wordt tijd dat de toon veranderd. Dat kan best. Het wordt vooral tijd dat politici hun toon veranderen, en de geboekte vooruitgang van de afgelopen vijftig jaar serieus bezien, in plaats van bagatelliseren en elke individuele probleem verheffen tot een groepsprobleem. En de media zouden hun verantwoordelijkheid moeten durven nemen en niet steeds die ene stomme moslimadvocaat die niet voor de rechter wil opstaan uitnodigen voor een gesprek, maar juist mensen met successen.
Elke samenleving is continu aan het veranderen en elk dag is er sprake van integratie. Daarom juist moeten wij niet denken dat integratie een eindproduct is. Het juist een proces is dat nooit af is: het zal nooit ‘lukken’ of ‘mislukken’.
Güven Erkaslan