Intersectioneel denken en collectief strijden

Groepsfoto van allemaal zwarte strijders, een deel met geheven vuisten.
Zwarte arbeiders van de Dodge Revolutionary Union Movement (DRUM) in Detroit (VS) in 1970.

Het intersectionele denken is inmiddels aardig doorgedrongen in de linkse beweging. Wat betekent dat voor onze praktijk en hoe bouwen we erop verder?

Steeds meer activisten in de diverse sociale bewegingen en op sociale media zijn de afgelopen jaren intersectioneel gaan denken. Dat is misschien wel dé belangrijkste politieke ontwikkeling van de jaren 10. Het breekijzer was de beweging tegen Zwarte Piet. Die relatief kleine beweging zette anti-racisme en dekoloniaal denken resoluut op de agenda bij alle andere sociale strijden, ondanks alle tegenwerking die er de eerste jaren zeker ook vanuit links kwam!

Inmiddels wordt er volkomen terecht veel geroepen dat een feminisme dat niet intersectioneel is helemaal geen feminisme is. Nu horen we geluiden in de FNV dat zonder anti-racisme de bond geen toekomst meer heeft. Nu vinden er in de milieubeweging uitgebreide dekoloniale discussies plaats. Tijdens Prides wordt gedemonstreerd tegen de kapitalistische inkapseling van de beweging, en tegen homonationalisme. We zijn nog lang niet zover dat alle sociale bewegingen daadwerkelijk intersectioneel zijn, maar de druk om die kant op te bewegen groeit. Zeker voor veel jonge activisten is intersectioneel denken vanzelfsprekend. Die hebben nooit een tijd gekend dat Zwarte Piet niet ter discussie stond, en zijn opgegroeid met alle anti-racistische en intersectionele argumenten.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het stelling nemen en strijden tegen alle onderdrukking en uitbuiting natuurlijk al wel een lange linkse traditie kende. Voor veel linksen – maar voor velen helaas ook niet! – sprak het altijd al voor zich dat kapitalisme, patriarchaat, racisme en ecologische vernietiging allemaal tezamen bestreden moesten worden. En voor veel anarchisten en later ook autonomen was het een niet ‘erger’ of ‘ fundamenteler’ dan het ander. Okay, de diverse machtsrelaties werkten anders en hadden ook elk hun eigen dynamiek, maar allemaal waren ze met elkaar vervlochten en konden ze alleen als geheel worden opgeheven, via een radicale omwenteling.

Nadat de nieuwe sociale bewegingen waren opgekomen, in de loop van de jaren 60, raakte de klassenstrijd gaandeweg een beetje op de achtergrond. Het nu heersende intersectionele denken heeft daar helaas weinig verandering in weten te brengen: “klasse” wordt door de meeste intersectionele activisten veel minder benoemd en geproblematiseerd dan bijvoorbeeld “ras” of “gender”. Dat heeft vermoedelijk niet zozeer te maken met de theorie van het intersectionele denken, als wel met de realiteit van veel sociale bewegingen die gedomineerd worden door activisten met een middenklasse achtergrond, die student zijn of geweest zijn, en die vanuit deze positie een grote invloed hebben op de praktijk en ideeën van sociale bewegingen. Klasse doet zich aan hen net iets minder als probleem voor. Daarom horen we vermoedelijk veel minder over klasse-privilege dan wit privilege. De laatste paar jaar verschijnt klasse gelukkig her en der wel weer op de agenda. De middenklasse kalft onder al het neo-liberale geweld af, en ook voor studenten stapelen de economische problemen zich op.

Beginpunt

Dat onze strijd intersectioneel moet zijn, is dus een belangrijk statement, een goed begin van onze analyses. Maar in veel gevallen wordt het begrip helaas niet echt veel verder ingevuld, blijft het simpelweg bij een heel algemene opvatting dat alle onderdrukking even belangrijk is. Of zelfs dat alle onderdrukkingsrelaties zo ongeveer hetzelfde werken.

Een nadeel van het begrip intersectionaliteit is dat het onze blik voornamelijk trekt naar de positie van iedereen individueel. Intersectioneel denken lijkt voor de meeste mensen te betekenen: nauwkeurig analyseren hoe elk individu door een reeks van los van elkaar staande onderdrukkingen (racisme, seksisme, klassisme, validisme, enzovoorts) geraakt wordt en in diens identiteit gevormd wordt. Veel intersectionele theorievorming draait daardoor om het optekenen, optellen en analyseren van individuele ervaringen met onderdrukking en uitbuiting. Het beseffen en benoemen van onze uiteenlopende maatschappelijke posities, privileges, ervaringen en kennis moet altijd een element zijn in de opbouw van onze strijd, en veel sociale bewegingen zijn daar in het verleden zeker in tekort geschoten, maar het mag er niet bij blijven. Helaas biedt het intersectioneel denken op zichzelf geen aanknopingspunten voor wat vervolgens te doen met al die kennis: hoe we vervolgens vanuit al die posities samen kunnen komen, en samen strijd kunnen leveren en macht op kunnen bouwen om een betere samenleving te creëren.

Daartoe moet onze blik verlegd worden naar het collectieve niveau, naar de samenhang tussen al die schijnbaar losstaande machtsverhoudingen en naar de geschiedenis ervan. Hoe zouden revolutionaire veranderingen eruit kunnen zien die de bestaande machtsrelaties gaan opheffen? Hoe kunnen we een bijdrage leveren om die veranderingen dichterbij te brengen? Hoe kunnen we een radicale beweging opbouwen met alle onderdrukte mensen samen? En hoe zorgen we er dan voor dat de onderdrukking en achterstelling ook binnen die beweging zelf continu bevochten worden? Dat zijn de vragen waar we als beweging voortdurend mee zouden moeten worstelen. Vooral ook in onze praktijk.

Angry Workers of the World (AWW)

Een radicaal-linkse organisatie die daar meer over geschreven heeft, is de AWW. Doorbraak interviewde hen een aantal maanden geleden en daar publiceerden we een uitgebreid artikel over. De AWW-activisten werkten en streden jarenlang in fabrieken in West-Londen. Een flink deel van de arbeiders daar zijn vrouwen, mensen met een migratie-achtergrond, wit en niet-wit. Over hun strijdervaringen daar schreef de AWW begin vorig jaar een evaluerend boek, zoals wij eerder een reeks artikelen schreven over onze strijdervaringen als baanlozen tegen dwangarbeid in Leiden. Het lange tijd vastbijten in concrete strijd is en blijft de beste leerschool, de beste manier om echt te kunnen begrijpen hoe machtsmechanismen werken.

De AWW publiceerde ook twee artikelen over het beperkte nut van het begrip intersectionaliteit voor hun strijd: “The Limits of ‘Intersectionality’: AngryWorkers book review of ‘Striking Women – Struggles and Strategies of South Asian Women Workers from Grunwick to Gate Gourmet’, by Sundari Anitha and Ruth Pearson” (2018) en “Class, racism and women’s oppression – Critical thoughts on intersectionality theory” (2019). Het zijn twee zeer informatieve artikelen, met een aantal voor de linkse beweging interessante observaties en analyses. Zeker niet alle ideeën erin zijn even trefzeker of steekhoudend, hun beeld van reëel bestaande anti-racisme en anti-patriarchale bewegingen is soms echt te simplistisch, en de toon richting andere organisaties en bewegingen is daardoor voor ons soms ook echt te negatief. Maar tegelijk brengen de artikelen wel een kritisch radicaal-links geluid dat niet vaak gehoord wordt in de Nederlandse context.

We hebben een aantal passages uit de twee artikelen vertaald, niet om een representatief beeld te schetsen van de ideeën van de AWW of om daar een kritiek op te leveren. Het gaat om passages die mogelijk interessante inzichten bevatten voor de linkse beweging hier. We hebben ze voorzien van wat commentaar. Hopelijk zetten ze aan tot verdere discussies over de invulling van intersectioneel denken in de beweging, over hoe dat denken verder te brengen en vooral politieker en praktischer te maken.

Historische constructen

De AWW benadrukt in de twee stukken steeds het belang van een historische kijk op machtsverhoudingen. Hoe die tot stand zijn gekomen en dagelijks opnieuw worden gereproduceerd.

“Het klinkt misschien als woordspel, maar het woord ‘intersectionaliteit’ zelf onthult al een deel van het probleem: klasse, ras en gender omschrijven als elkaar ‘kruisend’ geeft de indruk dat ze bestaan als afzonderlijke structuren die elkaar slechts gedeeltelijk overlappen. Het beeld dat vaak wordt opgeroepen, is dat van een netwerk van overlappende machtsstructuren die van invloed zijn op individuen op grond van hun toegeschreven raciale of gendergebonden kenmerken of identiteit. Ras, gender en klasse worden omschreven als ‘sociale constructen’, maar dat verklaart nog niet hoe deze machtsrelaties zijn ontstaan, noch hoe zij worden gereproduceerd. In de meeste gevallen leidt ‘intersectionaliteit’ tot het beschrijven van een soort feedback-loop tussen sociale groepen en individuen. Bijvoorbeeld: ‘wit privilege’ creëert het zwarte geracialiseerde subject, of ‘gendernormen’ en seksisme definiëren het ‘gendered’ individu. Maar het is tautologisch om ‘mannelijk privilege’ of ‘wit privilege’ te verklaren aan de hand van patriarchaat of witte suprematie: de verklaring rent achter haar eigen staart aan. Echter, als we kijken naar hoe klasse, ras en gender historisch zijn ontstaan, en hoe ze worden gereproduceerd door specifieke sociale en praktische relaties, dan zien we dat ze binnen een universeel sociaal proces tot stand zijn gekomen. We zien ook dat racisme, klasse en genderhiërarchieën niet zozeer ‘even onderdrukkende structuren’ zijn, maar zeer uiteenlopende verschillende soorten sociale relaties.” *

“Intersectionaliteit houdt geen rekening met de sociale dynamiek van klassevorming. Historisch gezien is de arbeidersklasse niet ontstaan als een sociale categorie die losstaat van de onderdrukking van vrouwen of van racisme. De arbeidersklasse ontstond binnen een industrieel systeem dat bepaalde aspecten van de sociale reproductie (onder meer de opvoeding) naar de huiselijke sfeer verdreef (dit is de materiële basis voor genderhiërarchieën), en dat afhankelijk was van de integratie van aanvankelijk slavenarbeid op plantages en later van de arbeidsverdeling tussen noord en zuid (dit is de materiële basis voor racisme). Strijd tegen uitbuiting verandert de manier waarop wij onszelf produceren en reproduceren, en daarom verandert het gender- en raciale karakter van de arbeidersklasse voortdurend.” **

De AWW illustreert die voortdurend veranderende reproductie onder meer aan de hand van de ontwikkelingen in bepaalde sectoren en fabrieken in Londen. In de jaren 60 en 70 werd de meerderheid aan witte arbeiders (met name vrouwen) die er werkte vervangen door arbeidsmigranten die veelal kwamen van het Indiase subcontinent. Die migranten beleefden dat terecht als racisme: ‘Waarom moeten vooral niet-witte arbeiders dit zware en slecht betaalde werk doen?’ Maar toen zij vanaf de jaren 90 op hun beurt langzamerhand werden ingeruild voor Oost-Europese arbeidsmigranten, beleefden ze dat opnieuw als racisme: ‘Waarom worden wij juist ontslagen’? Hun vervangers in die shitbanen, de arbeiders uit Oost-Europa, zijn in die context echter wit, en veel van hun bazen zijn nu economisch opgeklommen arbeidsmigranten met een Aziatische achtergrond. Vanuit het intersectionele denken, puur bezien vanaf het kruispunt waarop de niet-witte arbeidsmigranten zich bevinden, vallen deze ontwikkelingen onvoldoende te begrijpen: aangenomen én ontslagen worden vanuit racistische motieven? Pas wanneer we kapitalisme, racisme en het patriarchaat collectief als één geïntegreerd historisch systeem gaan analyseren, kunnen zulke ontwikkelingen begrijpelijk worden. En kunnen we gezamenlijke strategieën gaan ontwikkelen om dat systeem te bestrijden. Want serieuze strijd kan alleen geleverd worden als de arbeiders van alle achtergronden zich verenigen.

“Intersectionaliteit als theorie heeft voor een deel bijgedragen aan de afkeer van links om zich nog met bredere sociale tegenstellingen bezig te houden. Door klasse, ras en sekse als afzonderlijke systemen te beschouwen, in plaats van als historische processen, werkt deze benadering een visie in de hand die verschillende vormen van onderdrukking van elkaar scheidt, en tot kwesties van specifieke groepen reduceert. Door de nadruk te leggen op de subjectieve ervaring van onderdrukking wordt het moeilijk om te focussen op een breder sociaal perspectief. Hoewel praten over privileges zeker zinvol is binnen een groep arbeiders of kameraden die samen strijden, maken veel linkse theorieën de kwestie van privileges tot een centraal punt van sociale kritiek.” **

Het is niet onze ervaring dat het in Nederland om “veel linkse theorieën” gaat, maar het komt zeker ook hier voor dat activisten privileges centraal zetten in hun denken.

Patriarchaat

Over de samenhang van patriarchale en kapitalistische verhoudingen schrijft de AWW:

“De onderdrukking van vrouwen is historisch en praktisch gebaseerd op de wijze waarop het biologische verschil – het vermogen van vrouwen om zwanger te worden – is geïntegreerd in een hiërarchische seksuele arbeidsverdeling. Terwijl in nomadische samenlevingen de invloed van fysieke verschillen en de controle over de vruchtbaarheid van vrouwen minder prominent waren, veranderde dit met de agrarische slavenhouderij en de feodale samenlevingen, die een volledig patriarchale heerschappij tot stand brachten. Het kapitalisme als een wereldwijde industriële relatie hervormde de verdeling tussen huishoudelijke en sociale productie en creëerde daardoor een specifieke hiërarchie tussen mannen en vrouwen. In dit proces heeft het een moderne arbeidersklasse geschapen die gekenmerkt wordt door deze specifieke hiërarchie. De klassenverhoudingen worden gecreëerd en gereproduceerd als gender verhoudingen. En die veranderen met de veranderingen van industrieën, voortplantingstechnologieën, toegang tot de arbeidsmarkt, enzovoorts.” *

Een aanzienlijk deel van de groei van het kapitaal komt tot stand door het onbetaald uitbesteden van reproductietaken aan vrouwen. Zou het kapitaal voor alle noodzakelijke arbeid moeten betalen, dan zou het niet kunnen bestaan. Het patriarchaat is een noodzakelijke voorwaarde voor het (voort)bestaan van het kapitalisme. Net zoals racisme en ecologische vernietiging, overigens.

“Door de biologische ongelijkheid te negeren kan het huidige gender discours de beperkingen die het kapitalisme stelt aan vrouwenbevrijding niet begrijpen en potentieel zelfs wegmoffelen. Gender hiërarchieën zijn niet vooral een verdeel-en-heers beleid dat privileges verleent, maar een uitdrukking van het onvermogen van het kapitalisme om te investeren in een sociale infrastructuur die de afschaffing van het moederschap en het gezin (in welke traditionele of queer vorm dan ook) mogelijk zou maken. Het zal een door vrouwen geleide arbeidersrevolutie vergen om industrieën en huishoudens en de kloof tussen stad en platteland materieel te veranderen.” **

“Ons punt is niet dat, als wij de klassenmaatschappij afschaffen, mannen niet tenminste zullen proberen vrouwen te misbruiken. Het punt is: hoe kunnen we zorgen dat ze er niet mee wegkomen? Welke situaties maken het minder waarschijnlijk dat het zal gebeuren, en in welke situaties is de kans groter dat vrouwen het niet zullen accepteren? Dit zou een fundamentele breuk vergen in de scheidslijnen tussen productieve en reproductieve arbeid, het publieke en het private, het intellectuele en het manuele: de vernietiging van het familie/huishoudsysteem zoals wij dat kennen.” **

Individuele machtsverhoudingen zullen altijd blijven bestaan, die zijn eigen aan de sociale dynamiek van ons mens-zijn. Waar het om gaat is: creëren we een systeem dat ongelijke machtsverhoudingen bevordert of tegengaat, dat machteloze individuen creëert of juist krachtige collectieven?

Racisme

“Vergeleken met de onderdrukking van vrouwen is ‘ras’ een veel modernere relatie, die gebaseerd is op de verdeling tussen loon- en slavenarbeid tijdens de wereldwijde expansie van het kapitalisme. Zij vindt haar oorsprong niet in de socialisatie van verschillende biologische functies, maar in de raciale rechtvaardiging van aanvankelijk de slavenhandel en het kolonialisme, en later van de (imperialistische) ongelijke ontwikkeling en het beheer van het bevolkingsoverschot dat voortkwam uit structurele baanloosheid. Ook hier zien we dat de wereldwijde arbeidersklasse tijdens de industriële expansie ontstond als een klasse die verdeeld was in vrije en onvrije arbeid – met vele gradaties daartussen.” *

Een socialistische of communistische samenleving zou een economie creëren op basis van wat de mensen die er deel van uitmaken nodig hebben. Het kapitalisme daarentegen vormt een economie op basis van de behoefte van het kapitaal. Terwijl in een socialistische of communistische samenleving iedereen er vanzelfsprekend bij hoort, zal er in een kapitalistisch systeem altijd sprake zijn van teveel of te weinig mensen, al naargelang de behoefte van het kapitaal aan arbeidskracht. Een van de problemen voor het kapitalisme is het disciplineren van wat gezien wordt als het “bevolkingsoverschot”. Bruikbare arbeiders worden dagelijks gedisciplineerd op de werkvloer, maar de baanlozen natuurlijk niet.

Het kapitalistische begrip “bevolkingsoverschot” hangt overigens dicht aan tegen het fascistische concept “overbevolking”. Dat laatste wordt vaak gebruikt om aan te geven dat er teveel mensen zouden zijn voor de ecologische draagkracht van de aarde. Waarna meestal de conclusie wordt getrokken dat er teveel zwarte en bruine mensen zouden zijn en dat leidt soms tot genocidale fantasieën. In werkelijkheid bestaat er geen “overbevolking” en is de ecologische crisis voornamelijk een kwestie van overproductie en oneerlijke verdeling veroorzaakt door het globale kapitalistische, patriarchale en racistische systeem.

Racisme mag dan grotendeels wettelijk verboden zijn, het blijft echter aan de basis van onze samenleving liggen via migratiebeheersing en het daarmee samenhangende arbeidsmarktbeleid.

“De nederlaag van formeel en wettelijk gesanctioneerd racisme betekent niet dat er geen racisme meer bestaat binnen instellingen (management, politie, scholen, enzovoorts), maar dit alleen heeft niet de sociale kracht om racisme vandaag te reproduceren. Racisme wordt vandaag de dag grotendeels economisch gereproduceerd, en gedeeltelijk door politiek/staatsingrijpen richting bepaalde klassensegmenten. Arbeidsmarkten en nationale grenzen zijn structureel selectief en beperkt – dit treft de proletariërs het hardst die zich historisch gezien op de laagste rangen bevinden.” **

Communities

De AWW benadrukt dat het denken in termen van communities problemen met zich kan meebrengen. Communities kunnen bescherming bieden en strijdbaar zijn, dat is waar, maar tegelijk loopt men het risico dat ten behoeve van de eenheid van de community de interne patriarchale, kapitalistische en validistische machtstegenstellingen onbesproken blijven, weggemoffeld worden en daardoor nauwelijks bestreden kunnen worden door degenen die er het slachtoffer van zijn. Het intersectioneel denken is niet toevallig juist door zwarte vrouwen op de agenda gezet.

“Hoewel bijvoorbeeld organiseren op basis van vrouw-zijn zeker haar plaats heeft, kan het problematisch zijn om je te beroepen op gedeelde gender- en raciale identiteiten in zoverre er ‘communities van slachtoffers van onderdrukking’ worden gecreëerd, die dan de interne hiërarchieën en klassenverschillen binnen die communities kunnen verdoezelen. Toen ze ontstond, was de intersectionele benadering een stevige uitdrukking van een bredere sociale strijd die hiërarchieën – ook binnen de klasse en de beweging – ter discussie stelde. Maar met het verval van de sociale strijd in de jaren 80 transformeerde de intersectionele theorie van een ‘strijd binnen de strijd’ richting een statische sociologische theorie.” **

Zover is het gelukkig nog niet gekomen, maar het risico bestaat zeker dat intersectioneel denken haar potentiële disruptieve kracht verliest wanneer het de verbinding zou verliezen met de concrete strijd en een puur academisch instrument zou worden. Zoals na de Tweede Wereldoorlog het marxisme ook meer en meer een statische, academische economische theorie was geworden in plaats van een levende, aan de strijd van onderop gekoppelde, politieke analysemethode.

Terug naar communities. Het risico bestaat dat onderdrukte communities onderling gaan vechten om het beperkte aantal banen en voorzieningen, in plaats van samen tegen het systeem dat die beperkingen veroorzaakt.

“Veel anti-racistische initiatieven en bijvoorbeeld ook Dalits [laagste kaste in India] zijn voorstanders van positieve discriminatie. Ze argumenteren op basis van communities, in plaats van vanuit een klassenperspectief, en spelen zo onwillekeurig in de kaart van hen die de beperkte reikwijdte van kapitalistische (arbeids)markten als een gegeven accepteren, en die markten daarmee neerzetten als een terrein van de strijd van ‘allen tegen allen’. Zulke identiteitspolitiek wordt zo echter een uitbreiding van de economische concurrentie van de markt naar de sfeer van de politiek. Het is naïef om kritiek op racisme te reduceren tot een kritiek op ‘verdeel-en-heers’ – alsof het slechts een vorm van opgelegd verkeerd bewustzijn zou zijn. De verdelingen en hiërarchieën binnen de klasse moeten worden begrepen als historisch ontwikkeld en sociaal gereproduceerd.” **

“De jaren 1990 en 2000 betekenden enerzijds de individualisering van de samenleving (het neo-liberale subject) en anderzijds de opkomst van ‘communities’ als een integratieproject van voorheen rebelse sociale subjecten: de homo community, de zwarte community, de Brits-Aziatische community, enzovoorts. De staat stimuleerde ‘community vorming’ op verschillende manieren: van welzijnsprogramma’s tot electorale politiek. ‘Communities’ zijn per definitie klasse-overschrijdend en zijn geneigd bemiddelaars en een laag van vertegenwoordigers voort te brengen. Links zit klem tussen enerzijds het onderscheid tussen de goede (onderdrukte) communities en de nogal nare communities van de ‘witte arbeidersklasse’, en anderzijds het toegeven aan nostalgische gevoelens van arbeidersklasse-identiteit.” **

“We zeggen niet dat communities van vrouwen of zwarte mensen zich niet samen zouden moeten organiseren, maar als een exclusieve manier van organiseren is dit ineffectief omdat het vaak de community niet waarneemt als bestaande uit verschillende klasse-elementen. (…) Tegelijkertijd is de community een dekmantel geworden voor excessieve uitbuiting.” **

De AWW beschrijft bijvoorbeeld in hun boek uitgebreid hoe nieuw gearriveerde arbeidsmigranten ‘opgevangen’ worden in hun respectievelijke communities, maar daarbij onnoemelijk worden uitgebuit. Ze krijgen slechte baantjes en huisvesting, duurbetaalde ‘hulp’ bij het omgaan met overheidsinstanties en ze worden zwaar gedisciplineerd. Sommige ‘opgeklommen’ delen van communities verrijken zich op die wijze schandalig aan nieuwkomers.

Over migratie gesproken: de AWW heeft ook zijn twijfels bij anti-racisten die pleiten voor open grenzen zonder zich op een intersectionele manier uiteen te zetten met hoe bedreigend dat kan overkomen op de reeds aanwezige arbeidersklasse. Als het aanbod van arbeid groeit, dalen immers de lonen. Om die reden zijn helaas ook veel Nederlanders met een vlucht- of migratie-achtergrond gevoelig voor extreem-rechtse argumenten tegen nieuwe migrantengroepen of vluchtelingen. De conclusie moet zijn dat strijd tegen migratiebeheersing altijd gekoppeld moet zijn aan arbeidersstrijd, in ons geval bijvoorbeeld de #Voor14-campagne.

“We vinden een algemene uiting hiervan in breder liberaal links, dat ‘open grenzen’ eist als een soort mensenrecht en de reactie van de lokale arbeidersklasse hiertegen afdoet als xenofoob of anti-migrant. Links moet haar bevoorrechte positie, waarin het zich niet potentieel bedreigd voelt door een toename van de concurrentie op de arbeids- en huizenmarkt, maar eens tegen het licht houden. De roep om open grenzen moet stevig verankerd zijn in een politiek van de arbeidersklasse die de enorme uitdaging aangaat om lokale en migrantenarbeiders samen te organiseren ondanks alle moeilijkheden, zoals beperkte banen, taalproblemen tussen arbeiders, enzovoorts.” *

Intersectioneel kapitalisme?

We zien steeds vaker dat bedrijven, de staat en zelfs puur repressieve instellingen als de CIA intersectioneel denken lijken te promoten.

“Geconfronteerd met de ontevredenheid van gemarginaliseerde groepen, probeert de staat te vermijden om de onderliggende systeemkwesties aan te pakken en verkiest ze te spreken over ‘verandering van attitudes’ en ‘verandering van normen’.” *

Het systeem wil en kán (!) de macht en welvaart immers niet eerlijk delen, wil en kán (!) niet uit zichzelf fundamenteel veranderen.

“Het kapitalisme is niet in staat om zich te ontdoen van de materiële grondslagen voor seksisme en racisme, omdat het te maken heeft met crises die het niet toestaan om concessies te doen (bijvoorbeeld universele kinderopvang, volledige werkgelegenheid) die de sociaal achtergestelde positie van vrouwen en zwarte mensen zouden ondermijnen. Het kan het zich niet veroorloven te investeren in voorzieningen die iedereen op de arbeidsmarkt gelijke kansen zouden bieden. Het kan overtollige bevolkingsgroepen niet integreren vanwege de tegenstrijdigheden die inherent zijn aan de kapitalistische productiewijzen. Het is makkelijker zich te concentreren op ‘mentaliteitsverandering’ en een grotere vertegenwoordiging van gemarginaliseerde groepen, in plaats van de werkelijke materiële grondslagen van onderdrukking en uitbuiting aan te pakken, dat wil zeggen de scheiding van de productiemiddelen, de scheiding van reproductieve arbeid en de zogenaamde productieve sfeer, en het accumulatieproces dat onderontwikkeling en bevolkingsoverschotten creëert.” **

Grote delen van de samenleving zijn inmiddels doordrenkt van deze manier van denken: racisme en patriarchaat zouden vooral een kwestie zijn van de verkeerde mening hebben, terwijl kapitalisme daarentegen juist een onontkoombare materiële realiteit zou zijn. In werkelijkheid vormen racisme en patriarchaat óók materiële machtsverhoudingen en creëert kapitalisme bij ons allemaal momenteel óók een neo-liberale mindset. Helaas beperkt een flink deel van de actiebeweging zich vooral tot projecten gericht op meningsverandering.

“Met deze focus komt ook een verandering in houding, die gedragspolitiek verkiest boven de hoop op collectieve en individuele verandering in de strijd – en daardoor de uitdaging uit de weg gaat om racistisch of seksistisch gedrag binnen de klasse aan te pakken als een collectief probleem dat niet zal worden opgelost door het alleen maar af te wijzen.” *

In haar alledaagse strijd richt de AWW zich vooral op hoe racisme en patriarchaat in linkse bewegingen gezamenlijkheid bemoeilijken, en hoe dat aangepakt kan worden.

“Vanuit revolutionair oogpunt kan ‘gelijkheid’ alleen betekenen dat we ernaar streven als gelijken te strijden, dat we rekening houden met de verschillende beperkingen van verschillende arbeiders bij het ontwikkelen van gemeenschappelijke strategieën. Wij zijn niet geïnteresseerd in ‘gelijkheid’ als een juridisch of publiek discours dat los staat van het in twijfel trekken van de fundamenten van ongelijkheid: loonarbeid. Afgezien van een theoretisch debat hebben we militant onderzoek nodig naar de werkelijke dynamiek binnen de arbeidersklasse. Waar zijn de tendensen die racistische of seksistische verdelingen ondermijnen, welke zijn de tendensen die hiërarchieën reproduceren?” **

Onze strijd en toekomst

De onderlinge verhoudingen in bewegingen kunnen alleen werkelijk veranderen in de gezamenlijke strijd, niet via een daarvan losgekoppelde discussie, stelt de AWW terecht.

“De houdingen, relaties, meningen en hiërarchische verhoudingen van mensen ten opzichte van elkaar worden vooral ter discussie gesteld, niet door discours of bewustwording, maar door conflicten tijdens het samenwerken aan een gemeenschappelijk doel. Hoewel sensitiviteit richting elkaar en de wil om de eigen privileges ter discussie te stellen noodzakelijk zijn om te kunnen samenwerken, lijken grote delen van het huidige links te denken dat deze zaken een voorwaarde zijn die bereikt wordt door intellectuele (en grotendeels individuele) bewustzijnsverandering, in plaats van een dynamiek binnen een collectief proces.” **

Dat de strijdcyclus van de jaren 50 tot 70 zo krachtig en relatief succesvol was had volgens de AWW alles te maken met de massale toetreding van vrouwen en niet-witte mensen tot de wereldwijde arbeidersklasse.

“De kapitalistische productiewijze heeft een algemene neiging om onderdrukking op basis van geslacht en ras te ondermijnen naarmate meer en meer mensen in het loonarbeidssysteem worden opgenomen. Als mensen eenmaal in grote getale onder dit uitbuitende regime zijn samengebracht, is het minder waarschijnlijk dat ze persoonlijke onderdrukkingen accepteren. Dat is de reden waarom 1950-70 de periode was waarin de strijd tegen vrouwenonderdrukking en racisme zich zo deed gelden. De intrede van vrouwen en zwarte proletariërs in de centrale industrieën verschafte de kracht om de sociale onderdrukking in twijfel te trekken. Hoewel er geen sprake zal zijn van een volledige en gelijkmatige integratie in de mondiale arbeidsmarkt, heeft klasse als proces twee kenmerken die kwalitatief verschillen van ras en sekse/gender: het heeft een universele en inclusieve tendens en het kan zichzelf materieel transformeren en opheffen.” **

“Hun recent verworven, maar nog steeds gemarginaliseerde, positie in de wereldwijde arbeidersklasse stelde vrouwen en mensen van kleur in staat om een wijdverbreide aanval te openen op kaste-, raciale en seksistische onderdrukking. Hoewel het kapitalisme, door haar eigen tegenstrijdigheid, de huishoudelijke arbeid als ‘particuliere’ arbeid niet zal afschaffen en een groeiend overschot aan bevolking en onderontwikkeling zal creëren, die historisch raciaal bepaald is, kan het deze ‘gemarginaliseerde’ groepen op de lange duur niet volledig materieel afzonderen (grenzen houden mensen niet eeuwig tegen, gevangenissen worden onderdeel van stakingsbewegingen, enzovoorts).” *

“Voor universele emancipatie moeten we een klassenstandpunt handhaven en uitdragen dat de verschillende materiële omstandigheden aanvalt die niet (alleen) de klasse zelf creëren, maar de klasse met haar gender- en rassenhiërarchieën: de scheiding van de productiemiddelen, de scheiding van reproductieve arbeid en het accumulatieproces dat tegelijkertijd onderontwikkeling en bevolkingsoverschotten creëert. We moeten onderdrukte klassengroepen steunen – desnoods tegen andere klassengroepen – met het openlijke en gepropageerde traject om geen onechte, maar een echte klasseneenheid te creëren.” *

Meer over de ideeën van de AWW lees je in “De arbeidersstrijd en revolutionaire strategie van de Angry Workers”.

Eric Krebbers

Noten