Is China een socialistisch land?

Er wordt voornamelijk naar de VS gekeken wanneer linksen proberen om alle geopolitieke ontwikkelingen te begrijpen, die vaak al decennia spelen en die met de verkiezing van Trump in een stroomversnelling lijken te zijn gekomen. De situatie in China wordt daarbij veel minder meegewogen, mede vanwege een gebrek aan kennis. Terwijl dat land toch van wezenlijk belang is, zeker voor de wereldwijde klassenstrijd. Met een reeks van vijf artikelen heeft de organisatie Chuang een begin gemaakt met het beantwoorden van vragen die ook nog steeds bij veel linkse mensen en groepen spelen, zoals “Wat denken Chinese arbeiders over de Communistische Partij?”, “Is China een kapitalistisch land?”, “Is China een socialistisch land?”, “Was China communistisch onder Mao?” en “Is China de sweatshop van de wereld?”. Hieronder een antwoord op de derde vraag. (Een introductie van deze serie lees je hier.)

Voor de tweede en derde van onze serie korte communistische antwoorden op veelgestelde vragen over China, hebben we één veelgestelde vraag in tweeën gesplitst. Ons wordt vaak gevraagd: “Is China een kapitalistisch of een socialistisch land?” Dit is misschien wel de meest gestelde en meest ingewikkelde van de veelgestelde vragen over China, dus we spelen hier een beetje vals en geven een langer antwoord door het op te splitsen in de twee samenhangende vragen. Het vorige artikel ging over de vraag: “Is China een kapitalistisch land?” Dit artikel gaat over de vraag: “Is China een socialistisch land?”

China-dossier
– Vijf veel gestelde vragen over China (2025). Introductie, 1. Wat denken Chinese arbeiders over de Communistische Partij?, 2. Is China een kapitalistisch land?. 3. Is China een socialistisch land?
Verzet en onderdrukking van arbeiders in China. (2025)
– Arbeidsmigranten in Hongkong organiseren zich, deel 1 en deel 2. (2025)
– China en de wereld – een inleiding voor activisten. (2023) Hoofdstuk 1. Leven in China, 2. Het politieke systeem van China, 3. Het economische systeem van China, 4. Sociale bewegingen in China, 5. Economische en militaire opkomst, 6. China en de planeet en een reactie erop.
– Aantekeningen voor een kritiek op het maoïsme (2021). Deel 1 en deel 2.
– China (2012-2015): protesteren met opvallend succes, economische stagnatie, dissidentie en sociale strijd, Media, mensenrechten en de manipulaties van de macht.
– Stakingsgolf van 2010 (2011): achtergrond, twee presentaties en verslagen daarvan.
– Leven en strijd van Chinese arbeidsters (2009): boekrecensie, twee infobijeenkomsten en de vertaalde brochure “Onlusten in China”.
Boekrecensie “Wilde Zwanen” (1993).

Socialisme

Het begrip “socialisme” is zelf altijd troebel geweest. In het verleden werd het gebruikt door zowel revolutionairen als door mensen die de bestaande orde wilden hervormen om die menselijker te maken. In beide gevallen verwees socialisme meestal naar de vernietiging van het eigendomsstelsel (1) en was het, tenminste in het vroege gebruik in de achttiende en negentiende eeuw, in principe synoniem met “communisme”, “sociale revolutie” en “anarchisme” wat betreft het einddoel. Het onderscheid tussen revolutionaire en reformistische standpunten was gewoon een kwestie van hoe er te komen. In de loop van de twintigste eeuw werd socialisme een aanduiding voor een “lagere” fase van de samenleving voorafgaand aan het communisme, waarin de heerschappij van het eigendom aan het ontmantelen was, maar nog niet volledig was afgeschaft. Tegenwoordig lijkt het woord “socialisme” echter te verwijzen naar niets meer dan “kapitalisme met een menselijk gezicht”. Het heeft elke relatie met de vernietiging van de kapitalistische samenleving verloren.

Dat komt omdat termen die een levende politiek aanduiden hun betekenis niet ontlenen aan de geschiedenis. In plaats daarvan worden ze gedefinieerd door hoe de meeste mensen het op dat moment gebruiken, vooral de aanhangers van die politiek, tenminste voor zover die aanhangers een echte kracht in de samenleving vormen. In plaats van te proberen een gezaghebbende definitie van de term te vinden in historische teksten, moeten we ons afvragen: wat bedoelen de vele honderdduizenden mensen over de hele wereld die zichzelf “socialisten” noemen met de term? Dezelfde vraag kan worden gesteld voor specifieke locaties. Op plaatsen zoals de VS, bijvoorbeeld, verwijst “democratisch socialisme” naar een groeiend aantal progressieven (waarschijnlijk tienduizenden mensen op dit moment) die het beleid van Noord-Europese landen willen imiteren en/of bepaalde kenmerken van de overheid die in de naoorlogse VS bestond, zoals hoge belastingen op de rijken, opnieuw willen invoeren. Een minderheid van deze individuen ziet dit als een noodzakelijke eerste stap in de geleidelijke richting van het heropbouwen van een “gemengde economie” waar staatsbedrijven, coöperatieve en democratische instellingen zouden groeien om grotere delen van de productie te controleren, zelfs terwijl het eigendomsstelsel behouden blijft.

In historische vergelijkingen wijzen velen erop dat dit nauwelijks “socialisme” is. Sterker nog, halverwege de vorige eeuw voerden liberalen in Europa en de VS met gemak veel uitgebreidere overheidsprogramma’s uit dan tegenwoordig zelfs worden voorgesteld door “socialisten” zoals Bernie Sanders. Als we de historische transformatie van de term volgen, dan is het momenteel opnieuw populair worden op plekken zoals de VS en Europa een nieuw dieptepunt, waarbij de betekenis van de term meer dan ooit is uitgehold. Maar er zijn nog enkele plekken in de wereld waar “socialisme” nog steeds een woord is dat in de volksmond, op alledaags niveau wordt gebruikt om de vernietiging of zelfs de geleidelijke erosie van het eigendomsstelsel aan te duiden. Zowel in het Latijns-Amerikaanse geval (waar gekozen socialisten gebonden zijn aan sociale bewegingen) als in het Chinese geval (waar een speciaal soort socialisme, dat bijna identiek is aan kapitalisme, gewoon van bovenaf wordt uitgeroepen door de kapitalisten die aan de macht zijn) heeft geen enkele “socialistische” of “communistische” partij geprobeerd om het eigendomsstelsel in de praktijk aan te vechten. In het beste geval vermommen ze het als “staatseigendom” of geven ze de armste gebieden een zekere mate van “autonomie” in het regelen van hun eigen zaken, omdat autonomie zonder middelen slechts een andere naam is voor machteloosheid. Maar zelfs in deze gevallen hebben socialistische regeringen de neiging om het eigendomsstelsel te verankeren, ondanks alle retoriek van het tegendeel.

Uiteindelijk tekent dit alles het historische bankroet van de term “socialisme” zelf. Hoewel het denkbaar is dat de term ooit zijn revolutionaire implicaties terugkrijgt, lijkt dat in de nabije toekomst niet waarschijnlijk. In praktische zin betekent dit dat het steeds gebruikelijker wordt voor degenen die pleiten voor de revolutionaire afschaffing van de kapitalistische maatschappij, om zich te onderscheiden van degenen die zichzelf socialist noemen. Om onze historische en theoretische erfenis nadrukkelijk te bewaren, gebruiken velen (inclusief wijzelf) de term communistisch. In de afgelopen jaren is deze term weer populair geworden onder een politiek actieve minderheid, als gevolg van de heropleving van de interesse in Marx na de Grote Recessie. Veel van degenen die zichzelf communist noemen zijn betrokken geweest bij recente politieke onlusten. Maar, in tegenstelling tot vorige eeuw, heeft communistische politiek vandaag de dag geen wijdverspreide populariteit of aanhang in de wereld. Hoewel de naam een toekomstige politiek kan gaan aanduiden die voortkomt uit toekomstige strijd, is het net zo waarschijnlijk dat er een nieuwe term voor in de plaats komt met dezelfde betekenis.

Ontwikkeling

In China is de verwarring nog gecompliceerder, omdat de staat wordt bestuurd door een partij die zichzelf “communistisch” noemt, ook al wordt ze volledig geregeerd door kapitalisten, en die miljoenen Chinezen echte ontwikkelingsvoordelen heeft gebracht. Ontwikkeling is hier het sleutelwoord, omdat de kapitalisten die de communistische partij leiden beweren dat, ondanks de mate van marktontwikkeling, het socialistische karakter van het land duidelijk blijkt uit het feit dat mensen uit de armoede worden gehaald.

Deze redenering heeft ook een belangrijke historische dimensie. In de twintigste eeuw raakte de betekenis van “socialisme” nauw verbonden met het idee van een alternatief ontwikkelingsmodel voor arme landen dat de chaos van de vroege kapitalistische ontwikkeling vermeed. Dat kwam doordat de enige succesvolle socialistische revoluties in die eeuw plaatsvonden in extreem arme, voornamelijk agrarische regio’s zoals Rusland en China. Op zulke plaatsen moesten de zegevierende revolutionairen prioriteit geven aan basisontwikkelingsprogramma’s. Dit werd gezien als zowel een onmiddellijke als een noodzakelijke voorwaarde. Dit werd zowel gezien als zowel een onmiddellijke als een lange termijn noodzaak. In de onmiddellijke zin was het duidelijk gerechtvaardigd door zowel het risico van massale hongersnood als door de dreiging van een buitenlandse invasie, gefinancierd door de wereldwijde kapitalistische klasse, die de revoluties nog steeds verpletterd wilde zien.

Op lange termijn werd ook erkend dat veel van de neveneffecten van kapitalistische ontwikkeling, zoals basisonderwijs en gezondheidszorg, noodzakelijk zouden zijn om een betere samenleving op te bouwen. Elders waren deze zaken alleen mogelijk gemaakt door de drang van het kapitalisme om de productie voortdurend te revolutionair te veranderen in een streven naar steeds grotere hoeveelheden geld. Aanvankelijk werd verwacht dat de revoluties in de rijkere landen die in de armere landen zouden volgen, en dat dit een vorm van coöperatieve integratie tussen ontwikkelde en onontwikkelde gebieden mogelijk zou maken die deze ongelijkheid in evenwicht zou helpen brengen. Maar de revoluties in de rijke landen werden neergeslagen, en de arme landen die succesvolle revoluties hadden meegemaakt werden aan hun lot overgelaten. Zo werd “socialisme” in feite een beschrijving van elke poging om de ontwikkelingsveranderingen na te bootsen die al hadden plaatsgevonden in de rijkere landen, maar dan zonder ook een open overgang naar kapitalisme teweeg te brengen.

Dit betekende ook dat het succes van het “socialisme” begon te worden afgemeten aan ontwikkelingsresultaten, zoals de uitbreiding van onderwijs en gezondheidszorg of een stijgende voedselconsumptie per hoofd van de bevolking, allemaal ondersteund door een stijgende landbouw- en industriële productie. Op plekken als Rusland en Joegoslavië kwam er een definitief einde aan dit socialistische experiment, gekenmerkt door politieke ineenstorting, fragmentatie en de opkomst van nieuwe kapitalistische oligarchen uit het oude socialistische ondernemingsstelsel. Op plekken als Cuba en Noord-Korea leidde de ondergang van de Sovjet-Unie tot nieuwe vormen van overleven door isolatie, waardoor lokale crises vaak verhevigden en evoluties in de ontwikkelingslogica werden aangewakkerd. Ondertussen leidde politieke evolutie in China en Vietnam, in het kielzog van de Koude Oorlog, tot een transformatie van de oude socialistische bureaucratie richting een broedplaats voor de nieuwe kapitalistische klasse.

Gedreven door deze ontwikkelingslogica werd China uiteindelijk geïntegreerd in de wereldeconomie via een proces dat de politieke leiders “hervorming en openstelling” noemden. Hoewel dit proces betekende dat steeds meer van de productie en het dagelijks leven onderworpen zouden worden aan de eisen van de markt, werd het nog steeds als “socialistisch” gezien omdat het met succes ontwikkelingsrendementen opleverde door een snelle toename van de industriële productie. Zelfs terwijl het sommige voordelen van het eerdere socialistische tijdperk opofferde (bijvoorbeeld op het gebied van de volksgezondheid), bepaalde regio’s (zoals het noordoosten) een wijdverspreid verval zag ondergaan, en grote sociale ongelijkheid veroorzaakte. In elk stadium benadrukte de retoriek van de partij dat, ongeacht hoe uitgebreid de markt wordt, als het groei en ontwikkeling garandeert het uiteindelijk socialistisch is – tenminste zolang de communistische partij de controle behoudt.

Dit betekent een faillissement van het woord “socialisme”, parallel aan dat in de VS en Europa. Maar terwijl in deze westerse gevallen dit failliet geworteld was in de nederlaag van de revolutionaire bewegingen van een vorige generatie, is in het Chinese geval het failliet van het socialisme het resultaat van het succes van de partij in het overleven van de Koude Oorlog en het bereiken van nationale ontwikkeling in de context van deze zelfde wereldwijde nederlaag. Dit betekent een veel duurzamere vernietiging van het socialisme, omdat het socialisme als een “alternatieve” ontwikkelingswijze versmolten is met de ontwikkelingswijze waartegen het juist bedoeld was om zich te verzetten, waardoor het bestaan van een “alternatief” in twijfel lijkt te worden getrokken.

Communisme

Dit wijst erop dat de echte vraag niet is of China “socialistisch” is of niet, maar of “socialisme”, hoe we het ook definiëren, eigenlijk wel enige relatie heeft met het huidige communisme. Laten we voor nu enkele technische details vermijden en de betekenis van communisme reduceren tot iets dat dat oudere “socialistische” ideaal benadert: de vernietiging van het eigendomsstelsel en de afschaffing van geld (technisch gezien “waarde”) in het streven naar de vernietiging van de klassenmaatschappij. De vraag wordt dus: als we het verhaal van China’s leidende kapitalisten (degenen die de partij controleren) zouden accepteren, wat is dan het mechanisme waarmee het socialisme met Chinese kenmerken, zoals het nu bestaat, de wereldwijde liquidatie van het eigendomsstelsel dat de kern van de kapitalistische samenleving vormt, mogelijk maakt of voorbereidt?

Ontwikkeling alleen is niet langer voldoende rechtvaardiging, omdat China vandaag de dag de productieve kracht en materiële rijkdom heeft die nodig zijn om gemakkelijk een comfortabel leven te bieden aan alle Chinezen, en zelfs om coöperatieve ontwikkelingsprojecten uit te voeren in de armste plaatsen ter wereld – dit alles zou mogelijk zijn als deze rijkdom (inclusief die vormen van privébezit die “staatsmiddelen” worden genoemd) herverdeeld zouden worden en onderworpen zouden worden aan collectieve controle ten gunste van iedereen. Het is vaak een vergissing om welzijn te proberen te meten aan de hand van conventionele bedrijfsstatistieken, die de diepte en complexiteit van de bestaansmiddelen van mensen niet weergeven. Maar het is desalniettemin veelzeggend dat het Chinese BBP per hoofd van de bevolking vandaag de dag gelijk is aan het (voor inflatie gecorrigeerde) BBP per hoofd van de bevolking van West-Europa in de jaren zestig – het decennium waarin veel communisten in Europa voor het eerst begonnen te beargumenteren dat de focus van een mogelijke revolutie zou moeten liggen op het verminderen van de economische activiteit in rijke landen zoals hun eigen land, omdat de productie meer dan genoeg was om in de behoeften van iedereen te voorzien. In een tijdperk van massaal uitsterven en ecologische crisis is deze nadruk alleen maar belangrijker geworden voor de communistische kritiek op de huidige wereld.

Dit fundamentele feit zet vraagtekens bij de beweringen van de partij dat dit ontwikkelingsproces – dat ze “socialistische modernisering” noemt, opgevat als de belangrijkste taak van de “primaire fase van het socialisme” – noodzakelijkerwijs minstens een eeuw zou duren.(2) Wat is, in deze gedachtegang, het ontwikkelingsniveau dat nodig is voor het communisme? Hoe, met andere woorden, voorkom je dat je de afschaffing van het eigendomsstelsel eeuwig uitstelt naar de toekomst, omdat hogere ontwikkelingsniveaus altijd mogelijk zullen zijn? Dit zijn essentiële vragen waar de partijfunctionarissen in China geen duidelijk antwoord op hebben gegeven. In plaats daarvan, naarmate een groter deel van de partijleiding in kapitalisten veranderden, hadden ze ook de neiging om de tijdlijn voor meer “geavanceerde” stadia van het socialisme steeds verder in de toekomst te schuiven. Op dit moment is het communisme zelf ver achter de horizon verdwenen.

Dit alles toont alleen maar aan dat de kloof tussen het socialisme, zowel in theorie als in de vermeende praktijk, en het communisme steeds groter wordt. Zelfs als men de orthodoxie van de vorige eeuw zou aanvaarden, en zou erkennen dat socialistische ontwikkeling een noodzakelijke voorloper is van communisme waar revoluties geslaagd waren in regio’s van extreme armoede, dan bestaat deze rechtvaardiging niet meer in China. In het beste geval zou dit niet meer zijn dan een zwak argument dat, als er vandaag de dag een revolutie zou plaatsvinden in de armste delen van de wereld, die prioriteit zou moeten geven aan een vergelijkbaar proces van “socialistische modernisering”. Maar er zijn nog maar weinig plekken over waar potentieel revolutionaire “socialistische” organisaties bestaan. Elders lijkt het er niet alleen op dat het socialisme nu gescheiden is van het communisme, maar zelfs dat het socialisme de facto tot de machtigste krachten behoort die zich verzetten tegen de opkomst van een communistische beweging.

In Europa voeren “socialistische” regeringen bezuinigingen door, zetten ze legers van politie-agenten in om volksopstanden de kop in te drukken en zuigen ze de energie uit potentieel revolutionaire sociale bewegingen, om die te kanaliseren richting steeds mislukkende verkiezingsstrategiën. In de VS is “socialisme” niets anders gaan betekenen dan een iets liberaler beheer van de status quo. Alle beleidsvoorstellen van de huidige “democratische socialisten” zijn gebaseerd op een verloochend nationalisme, geworteld in de hoop op een mythische heropleving van de Amerikaanse industrie – een nieuwe industrie die “groen” zal zijn in naam, maar bloedrood in het imperialistische geweld dat zo’n heropleving zou vereisen.

Op dezelfde manier is de “socialistische” regering van China de meest actieve en succesvolle kracht geweest in het onderdrukken van de opkomst van onafhankelijke proletarische organisaties in de kernindustrieën van de wereld en het verbieden van toegang tot communistische literatuur onder de bevolking in het algemeen, inclusief de systematische ontmanteling van marxistische studiegroepen in het hele land. Partijleiderschap in plaats van proletarische organisatie, terwijl stakende arbeiders te horen krijgen dat ze zich moeten neerleggen bij hun lijden in het belang van nationale vernieuwing. Het rechtstreeks lezen van het werk van Marx wordt ontmoedigd en teksten als “Het kapitaal – Kritiek van de politieke economie” worden vervangen door verplichte cursussen waarin officiële artikelen over “socialistische politieke economie” worden bestudeerd, geschreven door professoren in verschillende Administratie- en Management-departementen.

Ondertussen heeft de “socialistische modernisering” in werkelijkheid alleen maar geleid tot een verdere verankering van het systeem van privé-eigendom. De partij heeft toegezien op de vernietiging van vrijwel alle overgebleven communale of semi-communale conventies op het gebied van land- en bedrijfsbeheer, naast alle overgebleven vormen van socialistische welvaart, door deze systematisch te vervangen door conventies van privé-eigendom naar het voorbeeld van de rechtssystemen van de toonaangevende kapitalistische naties. Deze cultivering van commodificatie, gecombineerd met de onderdrukking van elk potentieel voor communistische organisatie onder de bevolking in het algemeen, lijkt dit Chinese “socialisme” recht tegenover alle vooruitzichten op proletarische emancipatie te plaatsen. Bezien in de globale context is het niet overdreven om te zeggen dat het socialisme, zoals het nu bestaat, grotendeels anti-communistisch is.

Simpel gezegd: als “socialist” zijn betekent dat je je verzet tegen alle stakingen, rellen en opstanden in zowel het hart van de kapitalistische industriële productie (in plaatsen als China en Vietnam) als in bijna alle armste landen ter wereld (waarbij dergelijke gebeurtenissen worden afgeschilderd als door de CIA gesteunde “kleurenrevoluties”), dan lijkt deze vorm van “socialisme” heel duidelijk tegen de revolutionaire omverwerping van het kapitalisme te zijn.

Deus ex Xi Jinping

Zelfs als we de cynische opvatting verwerpen dat “socialisme” niets anders is dan een ideologisch rookgordijn dat de kapitalistische oligarchie verhult, en in plaats daarvan de zelfbeschrijvingen van de huidige socialisten in China oprecht geloven, blijft de realiteit dat al hun acties ontworpen lijken om het kapitalisme te behouden en de opkomst van het communisme te voorkomen, tenminste op het niveau van de bevolking. De enige mogelijke conclusie die overblijft is dat ze in plaats daarvan een strategie hebben om het communisme op te bouwen via het dictaat van de partij, wat zal afhangen van een grote beleidswijziging op een bepaald moment in de toekomst. Waarna het privé-eigendomssysteem dat is opgebouwd door middel van “socialistische modernisering”, wat de “primaire fase van het socialisme” markeert, zal beginnen op te lossen in een “hogere fase van het socialisme” die op een bepaalde manier het communisme voorafgaat, maar vandaag de dag grotendeels onbekend en zonder theoretische basis blijft.

In deze visie wordt een exoterisch communisme dat geworteld is in de activiteiten van gewone mensen vervangen door een esoterisch communisme dat verborgen ligt in de diepten van het verboden paleis en in de harten van leiders zoals Xi Jinping. Het accepteren van dit standpunt staat gelijk aan het plaatsen van een extreem onwaarschijnlijke weddenschap dat sommige van ’s werelds machtigste kapitalisten – degenen die deel uitmaken van de partijleiding – nog steeds communisten zijn op een diep, moreel niveau en dat ze op de een of andere manier in staat zullen zijn om de macht van alle kapitalistische machten in de wereld effectief uit te dagen en omver te werpen. Met andere woorden, een dergelijke gok laat in wezen alle hoop varen op het communisme als een volkspolitiek die voortkomt uit de strijd van het proletariaat, en ziet de enige mogelijkheid tot communisme in een rebellenfractie van kapitalisten.

Als dit waar zou zijn, zou het de rommelige zaak van een revolutie tegen de kapitalistische wereld volledig elimineren, aangezien die revolutie al meer dan een halve eeuw geleden in China plaatsvond. Het zou hoogstens kunnen betekenen dat de onderdrukten in de rijke landen in opstand komen ter ondersteuning van de rebellerende bourgeoisie van de Chinese Communistische Partij, wat de ondergang van de imperialistische Amerikaanse staat zou bespoedigen. Vreemd genoeg lijken veel overzeese aanhangers van deze interpretatie tegenwoordig niet bijzonder betrokken te zijn bij daadwerkelijke opstanden in plekken als de VS en Europa. Erger nog, als ze al betrokken zijn, lijken ze zich bijna altijd aan te sluiten bij andere hervormingsgezinde “socialisten” die dergelijke bewegingen omkopen en domesticeren in verkiezingscampagnes.

Het is niet nodig om erop te wijzen dat deze opvatting van communistische macht heel ver afstaat van wat Marx en al diegenen die zijn project van opstand voortzetten voor ogen hadden. Het meer praktische punt is simpelweg dat dit een slechte gok lijkt. Het is erg onwaarschijnlijk dat sommige van de rijkste en machtigste mensen ter wereld in het geheim communisten zijn die wachten op een moment om hun slag te slaan. Misschien hebben we het mis. Het is zeker mogelijk dat een groot genoeg deel van de overgebleven leiders van de partij echt communisten zijn, op de een of andere manier.

Het is in ieder geval zeker dat Xi Jinping (samen met vele andere prominente leiders in de partij) zichzelf als een socialist beschouwt, en het lijdt weinig twijfel dat zijn regering het komende decennium ogenschijnlijk “socialistisch” beleid zal voeren door de staatsinfrastructuur uit te bouwen, de belastingen op de rijken te verhogen, sociale welzijnsprogramma’s uit te breiden en anderszins de ongelijkheid te verminderen. Maar nogmaals, het gelijkstellen van zulke minimale programma’s met “socialisme” doet niets meer dan het failliet van de term zelf aantonen.

Zelfs als we dit idee van een esoterische communistische voorhoede vermomd als extreem rijke kapitalistische bureaucraten zouden accepteren, is het echter niet precies duidelijk hoe deze individuen in staat zouden zijn om: ten eerste, met succes alle echte kapitalisten af te weren die zich alleen maar bij de partij hadden aangesloten voor de macht; en, ten tweede, als ze de controle over de partij zouden behouden, hoe het voor hen mogelijk zou zijn om het privé-eigendomssysteem te liquideren en de rijkdom te herverdelen.

Per slot van rekening is de Chinese productiekracht sterk afhankelijk van het mondiale kapitalisme.(3) Als deze geheime communisten eindelijk hun maskers zouden laten vallen en in actie zouden komen, zou de mondiale kapitalistische klasse, met haar reeks staten die over een enorme militaire macht beschikken, zeker niet zwijgen over de inbeslagname van hun rijkdommen. Nu ze de missie van een internationale communistische beweging, gebaseerd op organisaties van de proletarische bevolking over de hele wereld, volledig hebben opgegeven, zou er geen basis zijn voor een werkelijk op klassen gebaseerde revolutionaire oorlog tegen de imperialistische krachten van het wereldkapitalisme. In plaats daarvan zou het resultaat een meedogenloos conflict tussen staatslegers zijn, waarbij de enige basis in de bevolking verkregen is door cultiveren van gevaarlijk, xenofoob nationalisme.

Samenvatting

Laten we tot slot de basispunten nog eens op een rijtje zetten: China is alleen een “socialistisch” land voor zover de betekenis van de term “socialisme” volkomen failliet is gegaan. Dit failliet is vooral ontstaan door de valse gelijkstelling tussen “socialisme” en “ontwikkeling”. Terwijl ontwikkelingsprogramma’s ooit op zijn minst denkbaar gerechtvaardigd waren omdat ze de basisvoorwaarden voor het communisme creëerden, gaat zelfs dit zwakke argument vandaag de dag niet meer op. China’s ontwikkelingsniveau is in alle opzichten meer dan voldoende om verder te gaan met de afschaffing van de kapitalistische samenleving. Bovendien mag ontwikkeling alleen niet worden verward met socialisme. Veel andere delen van de wereld hebben een vergelijkbaar snelle ontwikkeling doorgemaakt, vaak onder openlijk kapitalistische of zelfs dictatoriale regimes die gesteund werden door de grote imperialistische machten. Deze regeringen benadrukten eveneens dat ze hun bevolking uit de armoede hadden gehaald.

Dit alles werpt argwaan op de bewering dat sommige van ’s werelds machtigste kapitalisten, die samen het partijleiderschap van China vormen, in het geheim nog steeds communisten zijn. Een revolutionaire strategie baseren op dit vooruitzicht lijkt een slechte gok. Ongeacht hun ware overtuigingen blijft het echter een feit dat de acties van deze leiders het eigendomsstelsel in China alleen maar verder hebben verankerd en de macht van de wereldwijde kapitalistische maatschappij hebben versterkt. Dit is het duidelijkst te zien in het feit dat de partij voortdurend hard optreedt tegen communistische organisaties in de kern van het wereldwijde productienetwerk van het kapitalisme en de toegang tot communistische theorieën censureert, waarbij zelfs universitaire studiegroepen gewijd aan “Het Kapitaal” van Marx worden ontbonden. Niets van dit alles suggereert dat de partij een emancipatorische kracht blijft. Maar een nog groter bewijs wordt geleverd door het feit dat de partij heeft toegezien op de diepe integratie van de Chinese productie in het mondiale kapitaal en het eigendomsstelsel in China zelf systematisch heeft gecultiveerd door alle overgebleven communale of semi-communale instellingen te elimineren en alle eigendom om te zetten in privé-eigendom naar het voorbeeld van het eigendomsrecht van de toonaangevende kapitalistische naties.

Chuang

(Dit artikel verscheen eerder op de website Chuang.)

Noten

  1. Dit is een lichte oversimplificatie, maar noodzakelijk om twee redenen. Ten eerste is het nauwkeuriger om te zeggen dat het doel de totale vernietiging van “het kapitalistische systeem” of “de kapitalistische samenleving” is (deze terminologie wordt door elkaar gebruikt), maar misverstanden over de aard van het kapitalisme (vooral de neiging om kapitalisme gelijk te stellen aan “de markt” en socialisme aan “de staat”) maken dit vatbaar voor verkeerde interpretaties. Zelfs een schijnbaar door de staat geleide economie kan kapitalistisch zijn, zolang het eigendomsstelsel dat nodig is voor de productie van waarde behouden blijft. Ten tweede is het nauwkeuriger om te zeggen dat de kern van de kapitalistische productie de “waardevorm” of “vorm van de waarde” is in plaats van het “eigendomsstelsel”, ook al zijn de termen losjes synoniem. We gebruiken deze terminologie hier niet omdat het onnodig technisch is. Als je echter op zoek bent naar een meer gedetailleerd begrip van hoe het kapitalisme werkt, zul je de term “waardevorm” vandaag de dag op deze manier gebruikt zien worden. In oudere literatuur kun je ook de term “burgerlijk recht” op een vergelijkbare manier gebruikt zien worden.
  2. Dit werd beweerd door Zhao Ziyang op het Dertiende Partijcongres in 1987 en wordt vager uitgedrukt in de Chinese grondwet, waarin staat dat het land “nog lange tijd in de primaire fase van het socialisme zal verkeren”.
  3. Het is essentieel om hier te onthouden dat alle grootste Chinese “staatsbedrijven” aandeelhoudersbedrijven zijn waarvan de aandelen worden verkocht op de wereldwijde kapitaalmarkten. Ook al betekent hun status als “staatsbedrijf” dat de partij-staat eigenaar is van minstens vijftig procent van de aandelen, de andere helft is in handen van particuliere investeerders over de hele wereld. Als deze bedrijven het winstoogmerk volledig zouden verwerpen of hun enorme privévermogen zouden liquideren door het om te zetten in staatseigendom, zou dat in feite een inbeslagname zijn van het vermogen van deze internationale investeerders.