Islamisme en revolutie in “de Arabische Lente”
Kort nadat in de Tunesische opstand dictator Ben Ali was verdreven, dook er een argument op rond wat al snel bekend werd als “de Arabische Lente”. Het argument kwam op het volgende neer. Ja, landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten werden door dictators bestuurd. Maar de uitkomst van de opstanden kon niet anders zijn dan een nieuw autoritair bestuur. De reden was dat het vooral de politieke islam was die zich naar voren zou schuiven, de opstanden zou kapen en nieuwe regimes zou vormen die niet veel beter, net zo erg of mogelijk nog erger waren dan de bestaande dictaturen. Van soms religieus-conservatieve, soms seculiere dictaturen zouden de landen omgevormd worden in fundamentalistische regimes.
Dat was het angstbeeld, soms naar voren gebracht door mensen die er islamofoob garen bij hadden te spinnen, zoals Wilders. Het feit dat in de opstanden in Tunesië en vooral Egypte islamistische politieke stromingen bepaald niet de hoofdrol speelden, was voor mij reden om de kans op zo’n nare uitkomst niet zeer groot te achten. Ontwikkelingen die daarop volgden, maken het nodig om die inschatting bij te stellen. In de opstand in Libië speelden islamistische stromingen een flinke rol. In Syrië is een zeer aanzienlijk deel van vooral de gewapende strijdbeweging in handen van islamisten, deels van de Moslim Broederschap, deels van de nog veel conservatievere salafisten. Ook electoraal zien we de groeiende kracht van islamisten. In Marokko, waar de monarchie onder druk stond en staat van protesten onder de vlag van de 20 Februari-beweging, hebben verkiezingen geleid tot een forse overwinning van de Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling, wel aangeduid als ‘gematigd islamistisch’. Een kopstuk van die partij leidt inmiddels de regering. In Tunesië namen, na de eerste open verkiezingen na de val van Ben Ali, de islamisten van de Ennahda-partij ook deel aan de regering. Uit hun kringen kwam vervolgens ook de premier. En in Egypte staat de kandidaat van het oude regime, onder Mubarak nog premier, tegenover een kandidaat van de Moslim Broederschap. Die laatste heeft een aanzienlijke kans om te winnen. Dat zou betekenen dat de twee landen waar “de Arabische Lente” het eerst dictators verdreef, inderdaad islamisten aan het hoofd krijgen, en dat de hoop op een seculiere en democratische – en al helemaal op een werkelijk revolutionaire en anti-autoritaire – uitkomst niet bewaarheid is geworden. Nog niet, voeg ik daar aan toe. Maar intussen is het de politieke islam die politiek succes na succes boekt.
Polen
Hoe kunnen we dat verklaren? En hoe groot is de kracht van dat islamisme? Zal het erin slagen om de zaken langdurig naar de eigen hand te zetten? Hoe liggen de kansen voor seculiere, revolutionaire en anti-autoritaire krachten om zich alsnog door te zetten en een revolutionair stempel op de ontwikkelingen te drukken? De verklaring voor het islamistische succes heeft meerdere onderdelen. Om te beginnen is het eigenlijk heel erg voor de hand liggend dat een vorm van politiek met een islamitische inkleuring prominent wordt zodra er een min of meer open politiek proces ontstaat in deze landen. Mensen die maatschappelijk actief worden, hanteren daarbij concepten en tradities die ze kennen, waar ze mee opgegroeid zijn. Toen in Polen in 1980 een arbeidersbeweging de communistische eenpartijstaat begon uit te hollen en uit te dagen, was het katholicisme een belangrijk referentiepunt binnen de vakbond Solidariteit. Zwarte Amerikanen die in zuidelijke staten van de VS onder een apartheidsbewind leefden, waren vaak enthousiaste leden van baptistische en aanverwante kerkgenootschappen. Toen ze zich begonnen te verzetten, hanteerden ze een taal, een symboliek en een muzikale stijl die daarin wortelde. De burgerrechtenbeweging was voor een groot deel een diepreligieuze beweging, en dat haar bekendste aanvoerder dominee Martin Luther King was, een baptistenpredikant, is veelzeggend. Mensen hanteren in hun politieke protesten datgene waarmee ze vertrouwd zijn, en dat is maar al te vaak hun religie. Hetzelfde geldt op het moment dat mensen van Marokko tot in Oman in beweging komen tegen onderdrukking: dat uit zich deels in religieuze taal, vormgeving en identificatie. Maar net zoals het onzin zou zijn om het Poolse Solidariteit of de beweging rond King weg te zetten als “christenfundamentalistisch”, is het onzinnig om elke uiting van politiek zelfbewustzijn onder islamvlag als “moslimfundamentalisme” af te doen.
Egypte
Als dat alles was, dan hoefden we ons verder niet zo druk te maken. Maar dat is niet alles, want er is duidelijk meer aan de hand dan religieuze vormgeving van politiek en maatschappelijk protest. Er komt een zeer specifieke combinatie van godsdienst en politiek naar voren, een die haaks staat op de emancipatorische strevingen van “de Arabische Lente”, maar die via die Lente wel politieke macht heeft verworven. De dominante politieke kracht is een vorm van islamisme dat brede politieke bewegingen en partijen op heeft weten te bouwen waarmee ze zowel maatschappelijke invloed als electorale – en soms gewapende – macht heeft verworven. Veelal betreft het varianten van de Moslim Broederschap. Het opvallende kenmerk van die Broederschap is niet zozeer haar religieuze fanatisme, maar haar algehele maatschappelijke conservatisme. De ruggengraat van die beweging in Egypte bestond en bestaat uit kleine en middelgrote zakenlieden. Massa-aanhang kreeg de beweging door allerlei voorzieningen en liefdadigheidsprojecten voor de allerarmsten op te zetten. De Egyptische staat onderdrukte de beweging. Dat gaf haar een oppositioneel imago. Maar de onderdrukking was niet totaal, en de Broederschap benutte de speelruimte heel behendig. Confrontatie met het bewind ging ze veelal uit de weg, maar ze breidde wel haar invloed uit. De staat, met haar neo-liberale beleid, zorgde steeds minder voor de bevolking. De Broederschap vulde een deel van die leegte.
Toen de opstand tegen Moebarak begon, bewoog de Broederschap slechts traag: voor de eerste protestdag op 25 januari 2011 had ze nadrukkelijk niet opgeroepen. Toen het protest om zich heen greep, ging ze overstag en bracht ze haar immense aanhang op straat. Ze had weinig keus: die aanhang was op eigen houtje al in groten getale in beweging gekomen, en het was voor de leiding nuttig om zich aan het hoofd daarvan te stellen als ze greep op haar sympathisanten wilde behouden. Zowel de afwachtende houding in het begin, als de latere koerswending zijn tekenend. De Broederschap wilde geen revolutie: stakingen troffen bijvoorbeeld juist ook haar eigen ondernemersaanhang. Maar de Broederschap wilde, toen de revolutie er eenmaal was, die wel benutten voor eigen machtsvergroting. Dat lukt haar wonderwel, door zich enerzijds de mantel van de strijd tegen Moebarak om te hangen, en anderzijds een tamelijk conservatief programma en beleid te propageren, zich tegen allerlei voortgezet staatprotest te keren, en bij tijd en wijle nauw samen te werken met de generaals die na Moebaraks val het land besturen. De beweging bood en biedt een houvast voor al die mensen die weliswaar Moebarak niet wilden, maar die radicale veranderingen wantrouwen. De verwijzing naar islamitische normen en waarden dient als anker en bindmiddel voor deze mensen. Het is die rol van een conservatief anker dat de beweging met verve, en helaas met veel succes, speelt.
Tunesië
In Tunesië vond iets soortgelijks plaats, maar met specifieke en toch relevante eigenaardigheden. Het bewind van Ben Ali en van zijn voorganger Bourguiba profileerde zich als fanatiek seculier. Elke openbare uiting van godsdienstigheid werd afgekeurd, tegengewerkt, soms onderdrukt. Het was een opgelegd, autoritair secularisme, een secularisme dat vrijwel als staatsgodsdienst werd gehanteerd. En het werkte uiteindelijk dus niet: wat je onderdrukt, komt wel vaker met verdubbelde kracht weer boven zodra de onderdrukking wat afneemt. Zo ook in Tunesië. De opstand zelf was niet bijzonder religieus in haar uitingsvormen. Armoede en onvrijheid waren de grote grieven van aanvankelijk vooral werkloze hoogopgeleide jongeren, later van steeds bredere maar veelal arme bevolkingslagen. Een opvallende kracht in de protesten was een linkse partij, de Communistische Arbeiderspartij van Tunesië, die vanuit een soort stalinisme opereerde. Na de val dook een hele reeks min of meer linkse en seculiere politieke formaties op. Door gebrek aan eensgezindheid hadden ze in de verkiezingen die uiteindelijk plaatsvonden weinig impact. De islamisten gingen er met een stembuszege vandoor.
Maar het was niet enkel de versnippering van links die rechts – want ook de Tunesische islamisten vormen een conservatieve kracht – in de kaart speelde. Het was ook de houding van links. Er was door de jaren heen veel te veel begrip, zelfs steun, geweest voor het seculiere aspect van Ben Ali’s dictatuur. De bereidheid van een veel te groot deel van links om staatsingrijpen en zelfs repressie aanvaardbaar te vinden tegen een openbare rol van de islam, was funest. Het gaf islamisten het aura van ware verzetsstrijders, en het gaf links een aura van collaborateurs met het bewind, wat sommigen ook daadwerkelijk waren. Waar links de staat steunt, met secularisme als excuus, daar groeit de politieke islam als verzet tegen die staat – en als alternatief voor links. Het is het bouwen op de staat als hefboom die hier de achilleshiel van links was, en te vaak nog is. De wortels van vrijwel heel links in de stalinistische, door en door staatsgeoriënteerde traditie speelt hier een grote rol.
Syrië
Iets dergelijks geldt ook in Syrië. Daar presenteert de dictatuur zich ook als seculier, en als beschermer van religieuze – shiïtische, alevitische en christelijke – minderheden tegenover een meerderheid van soennieten. Flinke delen van links speelden dit spel mee, in ruil voor tolerante en zelfs wat bescheiden machtsposities in het bewind. Maar waar secularisme en bescherming van minderheden iets is dat opgelegd wordt met dictatorshand, kost het religieus geïnspireerde krachten weinig moeite om zich als de verzetskracht bij uitstek te manifesteren. Al gauw profileerde zich inderdaad, als deel van de brede en veelvormige volksprotesten, een sterke vleugel onder aanvoering van de Moslim Broederschap. Ook zijn er veel rechtsere salafistische groepen actief. Juist in het Vrije Syrische Leger is de islamistische invloed groot. En juist uit die hoek komen sektarische moordpartijen op bijvoorbeeld alevieten. Het bewind op haar beurt speelt ook met sektarisme, door overwegend door soennieten bewoonde steden te laten bestoken door overwegend uit alevieten bestaande eenheden. Het zou bij dit alles hebben geholpen als linkse seculiere groepen vanaf dag één hadden gezegd: wij zijn deel van de opstand, we zijn nooit en te nimmer deel van een bewind dat het volk onderdrukt. Maar het secularisme-als-godsdienst en de staatsgezindheid van ook Syrisch links belette hen om deze houding aan te nemen. Met een links dat zich aldus irrelevant maakt en zich aan de verkeerde kant van de barricades plaatste, was binnen de verzetsbeweging de ruimte voor fundamentalisten van allerlei slag vrij. Gelukkig geldt deze kritiek niet voor alle linkse groepen. Maar wel voor veel te veel van hen.
Saoedi-Arabië
Er is echter een derde factor die de islamisten veel en veel sterker maakt dan ze anders zouden zijn: de VS en vooral de conservatieve monarchieën van het Arabische schiereiland. Die worden bestuurd door soennitische elites en dynastieën, met een aartsconservatieve politiek. Ze zagen de hele “Arabische Lente” aanvankelijk als een levensgevaarlijke bedreiging. Met de val van Ben Ali en Moebarak was de Saoedische monarchie bepaald niet blij. De opstand in het – in meerderheid shiïtische – buurland Bahrein tegen het soennitische establishment daar, bracht het gevaar dichtbij. Saoedische troepen hielpen het verzet neer te slaan, iets dat overigens niet blijvend is gelukt. Maar toen het volksverzet zich uitbreidde naar dictaturen waar de Saoedische heersers een hekel aan hadden – dictaturen met een anti-imperialistisch imago, zoals Libië en Syrië – veranderde haar houding. Dictators als Khadhafi en Assad kregen verzet tegenover zich dat voor een flink deel een religieuze inslag had.
Al snel zag het bewind van Saoedi-Arabië en vooral ook van Qatar haar kans schoon, en begon het oppositiebewegingen te financieren en te bewapenen. In Libië vochten Qatarese soldaten mee tegen Khadhafi. De grootschalige Saoedische en Qatarese financiële, en bedekte militaire, steun voor Syrische gewapende bewegingen, binnen en buiten het Vrije Syrische Leger, is geen geheim. De kracht van fundamentalisten binnen de Syrische opstand – krachten die deze opstand in de richting van een sektarische godsdienstoorlog helpen sturen – is voor een zeer groot deel een kwestie van Saoedische, Qatarese en aanverwante financiële, publicitaire en militaire steun.(1) Op de achtergrond speelt zonder twijfel de VS daar een rol in. Saoedische en Qatarese hulp krijgt ook de Moslim Broederschap in andere landen. Langs dat soort lijnen financiert de Saoedische monarchie een contrarevolutie binnen een proces dat zich als ‘revolutie’ manifesteert. De rol van Qatar loop ook nog eens via een mediabedrijf van dat land, het welbekende Aljazeera, eigendom van de familie van de Emir die staatshoofd van dat steenrijke oliestaatje is. De berichtgeving rond Syrië op die zender, met name op het Arabischtalige deel ervan, is zo ongeveer cheerleading voor het Vrije Syrische Leger, met voorbijgaan aan de misdaden die ook haar strijders bij herhaling plegen.
Islamistische politiek zoals de Moslim Broederschap die bedrijft, weet sterke conservatieve krachten in de maatschappijen van bijvoorbeeld Egypte en Tunesië te bundelen en een politiek gezicht te geven. Met de val van de dictators is het dat conservatisme dat zowel de zakenelite van die landen zelf, als de westerse staten, houvast en geruststelling biedt. Dat mensen van de Broederschap wel eens wat onaardigs tegen Israël zeggen, zal ze worden vergeven zolang de twee landen zich in de praktijk pro-westers opstellen, internationale investeerders de ruimte bieden en op werkelijk revolutionaire ontwikkelingen flink de rem zetten. Deze symbiose tussen islamisme, kapitaalsbelangen en westerse belangen kan uitlopen op conservatieve regimes met aanzienlijke politieke en culturele repressie. Het gedrag van de oproerpolitie in Tunesië tegenover demonstranten laat dat zien, en heel veel anders zal het niet zijn in Egypte als straks de Broederschapkandidaat heeft gewonnen. In Syrië dreigt na de val van Assad de vestiging van een regime waarin de Broederschap eveneens domineert. Dat zou wel eens op een vervanging van een seculiere door een islamistische dictatuur kunnen uitdraaien. Zoiets staat vanzelfsprekend niet vast, want niet de hele verzetsbeweging van Syrië heeft deze strekking. Maar de kans erop is helaas wel vrij groot.
Vakbonden
Er is echter een zeer belangrijke factor die de omvorming van de voormalige dictaturen in islamistische regimes – met “de Arabische Lente” als ingewikkeld overgangsstadium tussen die twee – kunnen doorkruisen. Die factor is “de Arabische Lente” zelf. Dat geldt op meerdere manieren. Ja, in Tunesië en Marokko zitten nu door islamisten geleide regeringen. Hun electorale steun is aanzienlijk. Maar de mensen die vanaf eind 2010 aan het protesteren zijn geweest, zijn niet verdwenen, net zo min als de protesten zelf. Tunesië kent een onophoudelijke reeks stakingen, demonstraties, rellen, heel vaak vanwege sociaal-economische kwesties. Protesten tegen werkloosheid, acties om te bereiken dat mensen met losse contracten een vast contract krijgen, arbeidersstrijd vanwege looneisen. In feite betekent dat dat de revolutie in Tunesië helemaal niet voorbij is. Mensen hebben hun oude leiders deels verdreven. Via verkiezingen hebben ze nu nieuwe leiders. Zolang die echter aan de bronnen van de onvrede – armoede, werkloosheid, sociale uitsluiting – zo weinig weten te doen, dreigen ook de nieuwe leiders het beetje krediet dat ze bij mensen hebben, snel kwijt te raken. Repressie werkt niet meer als vanouds, de angst voor machthebbers heeft in de revolutie een dreun gehad en komt niet snel meer terug. Als mensen de islamistische politici ervaren als wat ze zijn – doodgewoon politici, niet wezenlijk beter dan de rest – dan kan de machtspositie van die politici wel eens zwakker blijken dan het nu lijkt. We zien dat al een beetje in Marokko, waar onlangs in Casablanca een grote vakbondsdemonstratie van volgens organisatoren 50 duizend mensen tegen de werkloosheid plaatsvond. Hetzelfde kan ook gelden in Egypte. Daar is immers na de val van Moebarak een fors rechts machtsblok opgekomen met als spil de Moslim Broederschap. Maar haaks daarop staat de opkomst van een arbeidersbeweging, met vakbondsinitiatieven en steeds weer oplaaiende stakingsstrijd. Dat soort beweging zal zich niet zonder slag of stoot laten afschepen door nieuwe regeerders. En de jongeren die vorig jaar de spil van de opstand op het Tahrir-plein vormden, zullen evenmin lijdzaam toezien hoe zich een nieuwe autoritaire macht consolideert, deze keer onder islamistische vlag. De strijd tussen krachten van onderop – radicaal, veelal seculier, anti-autoritair en met sociaal-economische verlangens – en de oude en nieuwe machthebbers is nog niet gestreden. En de uitslag ervan staat bepaald niet vast.
Een tweede manier waarop “de Arabische Lente” zelf de machtsontplooiing van islamistisch conservatisme kan doorkruisen, ligt in de uitbreiding ervan. We zagen dat veel van de kracht van de Broederschap en het salafisme te maken heeft met Saoedische wapens, geldstromen en soortgelijke steun. Het bewind doet dat om revolutionaire dreigingen in de regio het hoofd te bieden, onder het motto: “If you can’t beat them, manipulate them”, geef ze een contrarevolutionaire draai. Het Arabische schiereiland is daarmee het grote bolwerk van contrarevolutie in de regio geworden. Maar het uitbreken van opstanden op dat schiereiland zelf kan roet in het reactionaire eten gooien. Beginnetjes ervan zagen en zien we al. Vorig jaar waren er wekenlang felle arbeidersprotesten in het doorgaans griezelig rustige Oman. Er zijn af en toe demonstraties in Koeweit, van mensen die geen paspoort en bijbehorende burgerrechten hebben. In de Verenigde Arabische Emiraten sluit het bewind critici voortvarend op, ook al geen teken dat machthebbers er helemaal gerust op zijn. Uit Saoedi-Arabië zelf komen steeds weer berichten over allerlei protesten. Soms gaat het om demonstraties van shiïten, die protesteren tegen hun achterstelling op basis van een aartsconservatieve vorm van soennisme. Soms is het een vrouw die nagellak draagt en zich niet door de godsdienstfanatici van de deugdpolitie laat koeioneren. Heel af en toe zijn het arbeiders die staken voor loon. De strijd is verbrokkeld, de onderdrukking vaak hevig. Mocht echter het verzet in Saoedie-Arabië zich uitbreiden en effectiever worden, dan is dat van grote betekenis. Een val van de Saoedische monarchie onder druk van volksverzet, betekent de val van de grote financierder van conservatief-islamistische politieke en gewapende krachten. Het betekent bovendien de val van een ideologisch oriëntatiepunt voor deze krachten, vanaf de nog vrij gematigde Broederschap tot en met Al Qaeda. Het zou de kracht van religieus rechts in de hele regio zwaar beschadigen, en de kansen voor werkelijk revolutionaire ontwikkelingen aanzienlijk doen stijgen.
Dat is helaas nog toekomstmuziek. Kern van het punt is echter dit: de islamistisch-conservatieve dominantie die nu zo aanzienlijk lijkt, is kwetsbaar – vanwege hetzelfde soort tegenstellingen waar dictators als Ben Ali en Moebarak uiteindelijk geen raad mee wisten. Het is de strijd van een terecht ontevreden bevolking die dictators heeft verdreven. Het is de strijd van diezelfde, nog steeds terecht ontevreden bevolking die ook nieuwe machthebbers in het nauw zal blijven drijven – en hopelijk meer.
Peter Storm
Maker van het weblog Rooieravotr.
Noot
1. Iemand die de verdraaiingen vanuit grote delen van de Syrische oppositie, plus de nalatigheid van westerse media om die verdraaiingen door te prikken, scherp aan de kaak stelt, is As’ad AbuKhalil, op zijn weblog The Angry Arab, http://angryarab.blogspot.nl. Hij is overigens een fel tegenstander van het Syrische bewind wiens omverwerping hij toejuicht – maar dan niet door de fundamentalistische strijdgroepen die volgens hem een hoofdrol spelen. Wat hij over de Syrische oppositie zegt, kan dus niet worden afgedaan als apologie of regimepropaganda.
2. De Tunesië-rubriek van de website Labourstart.org houdt het bij. Zie: www.labourstart.org/cgi-bin/show_news.pl?country=Tunisia
3. “Mass anti-government protest in Morocco.” Aljazeera, 28 mei 2012, http://www.aljazeera.com/news/middleeast/2012/05/20125282530957495.html.
Top-artikel, Peter. Helaas lees ik dit soort analyses over de Arabische lente, en met name de contrarevolutionaire krachten daarbinnen zoals die zich nu in Syrië en eerder in Libië manifesteerden, veel te weinig ter linkerzijde, althans in Nederland.