Islamkritiek als excuus voor islamofobe onzin – Een reactie op Martin Sommer
Het gaat bij islamofobie als discriminatiegrond om meldingen over discriminatie en geweld en dus niet om islamkritiek. Dat zien we ook bij antisemitisme; de zaken die onder die noemer gemeld worden betreffen ook geweld en discriminatie en hetzelfde zien we bij meldingen over anti-zwart racisme. Dat heeft als nadeel dat de verschillende vormen van racisme gereduceerd worden tot interacties tussen personen en het systematische en historisch gegroeide karakter van antisemitisme, anti-zwart racisme en islamofobie niet goed zichtbaar worden. Maar juist dat systematische is dus weer minder geschikt voor het melden van specifieke voorvallen en vandaar dat het telkens gaat om discriminatie en geweld. Wanneer we, in tegenstelling tot Martin Sommer, wel erkennen dat de anti-islamofobie activisten recht van spreken hebben, dan ziet bovenstaande quote van Martin Sommer er dus eigenlijk als volgt uit: “Aanzienlijk minder toe te juichen valt het ‘speerpunt’ in de campagne dat discriminatie en gewelddadige aanvallen tegen moslims als aparte discriminatiegrond moet worden erkend. De overheid moet zich voluit inzetten voor de vrijheid van godsdienst. Precies evenveel inzet vraagt de vrijheid van meningsuiting, dat is het recht om moslims te discrimineren en met geweld aan te vallen. Het een kan niet zonder het ander. Er is geen enkele reden waarom de islam daar de bevoorrechte positie zou krijgen die steeds weer wordt opgeëist. Dat actievoerders daarom vragen onder de noemer bescherming tegen racisme, discriminatie en gewelddadige aanvallen tegen moslims, is tot daaraan toe. Dat een eerbiedwaardige instelling als het College voor de Rechten van de Mens zich daarbij aansluit, is ronduit droevig.”
Martijn de Koning in Islamkritiek als excuus voor islamofobe onzin – Een reactie op Martin Sommer (Religionresearch)