Kabinet wil meer migranten, maar dan wel rijk en hoogopgeleid

Lodeijk Asscher. personeelschef van de BV Nederland.
Lodewijk Asscher, personeelschef van de BV Nederland.

Een recente EU-top over arbeidsmigratie vormde voor minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken aanleiding om alarm te slaan over de komst van laagopgeleide Oost-Europeanen naar Nederland. Hij wil juist meer hoopopgeleide migranten aantrekken. Werk voor laagopgeleiden kan volgens hem beter worden gedaan door de “eigen” arbeiders. Migratiebeheersing houdt dus niet alleen in dat veel vluchtelingen en migranten worden tegengehouden en uitgesloten, maar betekent ook dat sommigen juist volop welkom worden geheten. Dat hangt samen met de stand van de economie en de eisen die bazen aan hun personeel stellen.

Migratie is altijd verbonden geweest met het kapitalisme en zelfs met de hele geschiedenis van de mensheid. Overal ter wereld trekken mensen van het platteland naar de stad, van arme streken naar rijke gebieden. Ze zoeken welvaart, geluk, avontuur en vrijheid. Beleidsmakers worstelen ermee hoe ze die overlevingsstrijd van migranten het beste kunnen beteugelen. Daarom komen ze voortdurend met allerlei maatregelen voor migratiebeheersing. Dat is een belangrijk onderdeel van de bevolkingspolitiek waarmee men de bevolking kwantitatief en ‘kwalitatief’ tracht te reguleren. Het streven is om alleen migranten toe te laten die economisch en sociaal voldoende nuttig en bruikbaar zouden zijn. Daarbij botst het liberale beginsel van “vrij verkeer van personen”, “nuttige” personen wel te verstaan, met conservatieve en nationalistische denkbeelden rond de “zuiverheid’ van het “eigen volk”. Terwijl “nuttige” arbeiders volgens het klassieke liberale denken overal vandaan kunnen worden gehaald, dus ook uit het buitenland, dringen conservatieven en nationalisten erop aan om steeds voorrang te geven aan de “eigen” arbeiders.

Natuurramp

Die botsing valt ook op in het voortgaande debat over arbeidsmigratie binnen de EU. Op die toenemende migratie willen beleidsmakers al langere tijd meer controle uitoefenen. De discussie erover is onlangs weer opgelaaid, omdat Roemeense en Bulgaarse migranten vanaf 2014 geen vergunning meer nodig hebben om in Nederland te kunnen komen werken. Over het openstellen van de Nederlandse arbeidsmarkt voor Oost-Europeanen schreeuwt menigeen moord en brand. Geheel in lijn met de traditie onder Nederlandse politici om migratie te vergelijken met een natuurramp, vooral met vloedgolven die het land dreigen te overspoelen, waarschuwde PvdA-minister Lodewijk Asscher er onlangs voor dat “de dijken op doorbreken” staan. Dat schreef hij in een opiniestuk in De Volkskrant. Er moet volgens hem over arbeidsmigratie binnen de EU hoognodig alarm worden geslagen en een “Code Oranje” worden afgegeven, zoals dat ook gebeurt als het water in de rivieren een gevaarlijk hoog peil heeft bereikt. Zo wordt de bevolking weer eens angst aangepraat en rijp gemaakt voor nieuwe maatregelen om migratie te beheersen.

Begin september werd in Den Haag een EU-top gehouden waar bestuurders, werkgevers- en werknemersorganisaties, woningcorporaties en migrantenorganisaties uit binnen- en buitenland spraken over “het in goede banen leiden” van arbeidsmigratie. Als vertegenwoordiger van Nederland drong Asscher aan op een harde aanpak, zozeer dat eurocommissaris László Andor in een reactie stelde dat Asscher “het probleem” van migratie binnen de EU “overdrijft”. De eurocommissaris heeft er belang bij om de drempels en hindernissen voor het grote neo-liberale project dat de EU nu eenmaal is, zoveel mogelijk weg te nemen. De Europese eenwording is jaren geleden opgezet om te komen tot een economisch machtsblok dat succesvol de concurrentie kan aangaan met andere machtsblokken in de wereld. Alle landen die tot de EU wensen te behoren, moeten zich onderwerpen aan een strikt neo-liberaal regime met veel flexibilisering en privatisering. Het kost vooral de EU-landen in Zuid- en Oost-Europa grote moeite om aan die verplichtingen te voldoen. De arme bevolking in die landen blijkt weinig baat te hebben bij de toetreding tot de EU. Veel Polen, Bulgaren en Roemenen zoeken daarom maar hun heil in de rijkere delen van de EU en proberen als arbeidsmigrant een beter bestaan op te bouwen.

Verdringing

Asscher heeft in de media en op de EU-top duidelijk laten blijken dat Nederland voorop wil lopen bij het beheersen van de migratie van laaggeschoolde Oost-Europeanen. Die migratie “heeft een ontregelend effect gehad op een deel van de armere en minder hoogopgeleide burgers in de rijkere EU-landen, zoals het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Die moeten nu concurreren met mensen die veel lagere lonen gewend zijn en geen ervaring hebben met de mogelijkheden die onze welvaartsstaat werknemers te bieden heeft.” De minister pleit ervoor om de armen en laagopgeleiden in de rijkere EU-landen te beschermen tegen de vaak nog armeren en nog lager opgeleiden die uit de armere EU-landen komen en in de rijkere landen ook een deel van de zo onrechtvaardig verdeelde welvaart komen opeisen. Eigen arbeiders eerst, aldus het motto van de minister, waarmee hij migranten en werklozen tegen elkaar uitspeelt. In Nederland zijn volgens hem relatief veel laagopgeleide en weinig hoopopgeleide arbeidsmigranten. Die verhouding moet veranderen, vindt hij. Hij streeft naar minder laagopgeleide en meer hoogopgeleide migranten. Om het aantal “ongewenste” EU-migranten terug te dringen stelt Asscher ook nog geld ter beschikking aan stichting Barka, die vooral dakloze en verpauperde Oost-Europese migranten ertoe aanzet om “vrijwillig” terug te keren.

Volgens de minister is er sprake van “verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt door de toestroom van arbeidsmigranten uit EU-landen”. Het werk dat laagopgeleide migranten verrichten, kan in zijn ogen beter worden gedaan door de “eigen” werklozen. Dat heeft een disciplinerend effect en brengt de staatsuitgaven in de sociale zekerheid omlaag. Het sluit ook uitstekend aan bij de gedachte van “de participatiesamenleving”, die vorige week in de Troonrede naar voren werd gebracht als vervanging van de in de loop der jaren ontmantelde verzorgingsstaat. Iedereen moet meedoen, iedereen moet productief zijn, juist ook de werklozen. Iedereen moet zijn eigen boontjes doppen. En wie niet horen wil, die moet maar voelen. Dat is het ideologische offensief van het kabinet Rutte II.

Naast hoogopgeleide migranten wil het kabinet overigens ook “rijke vreemdelingen” aantrekken. Migranten die minstens 1,25 miljoen euro meebrengen en dat geld investeren in het Nederlandse bedrijfsleven, kunnen vanaf 1 oktober een tijdelijke verblijfsvergunning krijgen. Dat heeft staatssecretaris Fred Teeven onlangs besloten. Het ministerie van Economische gaat daarbij wel eerst na of de investering naar een bedrijf gaat dat een toegevoegde waarde heeft voor de Nederlandse economie. Want ook migranten die miljonair zijn, worden alleen maar toegelaten als de BV Nederland er profijt uit kan trekken.

Dwangarbeid

Na de EU-top kondigde Asscher aan dat er een onderzoek komt naar maatregelen die de veronderstelde verdringing door arbeidsmigranten zouden kunnen tegengaan. Terwijl hij daar de aanval tegen inzet, zwijgt hij als het graf over een ander soort verdringing op de arbeidsmarkt die het kabinet juist volop aan het bevorderen is. De beleidsmakers verplichten werklozen namelijk tot onbetaalde dwangarbeid waardoor reguliere betaalde banen verdwijnen. Het komt inmiddels steeds vaker voor dat zogenaamd overbodige of te dure arbeiders worden ontslagen en ingeruild voor goedkope en rechteloze werklozen die hetzelfde werk moeten doen zonder arbeidscontract en ver onder het minimumloon.

Harry Westerink