Klimaatcrisis – tussen optimisme en wanhoop
De klimaatcrisis neemt steeds dramatischer vormen aan, vooral nu het vast staat dat we de grens van anderhalve graad Celsius opwarming van de aarde vrijwel zeker gaan overschrijden. Dat roept verschillende reacties op. Je hebt optimisten, die ervan uitgaan dat we nog heel wat kunnen redden, en realisten die ervan overtuigd zijn dat we al te laat zijn, en dat de ineenstorting van het klimaat niet meer is te voorkomen. En die twee groepen zitten elkaar in de haren. Jammer genoeg. Een combinatie van beide benaderingen zou veel vruchtbaarder zijn.
Door Jamie Bristow en Rosie Bell. Het originele artikel “Between Optimism and Despair: The Messy Middle Paths Through Climate Breakdown” verscheen in augustus 2024 bij DeSmog.
Voor de optimisten zijn realisten doemdenkers. Ze maken mensen wanhopig en wanhoop maakt passief en leidt tot zichzelf vervullende voorspellingen, terwijl niet vaststaat hoe de klimaatcrisis zich zal ontwikkelen. Ze redeneren in de trant van: “Als het toch al te laat is om onze problemen op te lossen, waarom zouden we het dan nog proberen?”. Zo bezien is het “accepteren” van het overschrijden van de rode lijn van anderhalve graad Celsius een verraad aan degenen die de gevolgen het ergst zullen voelen.
Voor realisten zijn optimisten naïevelingen. Ze houden het publiek gevangen in een gevaarlijk fantasieland, dat stapsgewijze verandering voldoende zal zijn. Ze stellen overdreven veel consumeren niet aan de orde, in het vertrouwen dat er slimme mensen zijn die alles kunnen oplossen, en dat op het nippertje ook zullen doen. Ze blijven passieve toeschouwers terwijl onze crises steeds verder escaleren, waardoor ingrijpen onmogelijk wordt. Zo beschouwd is optimisme zelf het verraad, omdat het verhindert dat het publiek beseft en accepteert dat er ingrijpende veranderingen nodig zijn om de meest kwetsbaren te beschermen.
In beide kritieken schuilt een kern van waarheid. Optimisten wijzen op overtuigend psychologisch bewijs dat slecht nieuws demotiveert. Realisten beroepen zich op gezond verstand: hoe kun je verwachten dat mensen voldoende radicale klimaatmaatregelen steunen, met alle opofferingen van dien, als ze de werkelijke omvang van het probleem niet beseffen? In feite gaat het om een goede mix, de juiste combinatie van hoop en realisme, maar in de praktijk kiezen we bij de klimaatcrisis vaak óf voor optimisme, óf voor realisme. Dan komen beide stromingen tegenover elkaar te staan, waardoor er een soort van verlamming optreedt.
Mensen met een ontwakende klimaatangst zitten gevangen tussen twee waarschuwingen: wantrouw het optimisme, want dat komt voort uit zelfgenoegzaamheid; en wantrouw klimaatrealisme, want dat komt voort uit wanhoop. Natuurlijk hebben we niets aan wanhoop en ook niet aan zelfgenoegzaamheid. Maar zowel het onder ogen zien van de hachelijke situatie waarin we met zijn allen verkeren, als een optimistische kijk op wat we kunnen doen om de omvang van de ramp te beperken zijn noodzakelijk. Een realistische kijk op wat zich onder onze ogen ontwikkelt is een voorwaarde voor effectieve actie, terwijl hoop dat een leefbare toekomst mogelijk is een voorwaarde is om de energie op te brengen om die toekomst te realiseren.
Kansen voor verandering
Tussen totale, wonderbaarlijke oplossingen en totale maatschappelijke ineenstorting ligt een breed spectrum van mogelijke tussenwegen. Het was natuurlijk het beste geweest als we dertig jaar geleden de klimaatcrisis serieus hadden aangepakt tegen de kostprijs van slechts twee procent van het bnp (bruto nationaal product – het totaal van alles dat er in een land geproduceerd wordt). En iedere tussenweg steekt armoedig af bij elke techno-oplossingsdroom. Maar heel waarschijnlijk zullen we maatschappelijke ontwrichting niet kunnen voorkomen op een schaal die we op dit moment moeilijk kunnen bevatten. Vele miljoenen, misschien wel miljarden, zullen hun inkomen verliezen, hun huis kwijtraken of erger. Ondertussen zal de huidige snelle afname van de biodiversiteit omslaan in lokale ecologische ineenstortingen. Toch bestaan er tussenwegen die de belofte van een toekomst inhouden die de moeite waard is, en zelfs van een veel betere toekomst op de lange termijn. We moeten daarbij beseffen dat voor zo’n tussenweg elke fractie van een graad opwarming die we kunnen voorkomen van belang is. Onze optimistische verbeelding moet daarom groot zijn, en ook ons inzicht dat we lang niet alles weten over wat er in de toekomst gaat gebeuren.
Het is onze collectieve plicht om het lijden van de mensheid in de toekomst nooit te onderschatten – vooral niet van degenen die het zwaarst getroffen zullen worden. Maar hopelijk bevatten de rampscenario’s zaden van noodzakelijke vernieuwing voor de nabije of verre toekomst.
Onze klimaatcrisis is geen toeval. Aan de basis ervan ligt een bepaalde denkwijze – een manier van denken en waarnemen van de wereld die steeds meer verwoesting zal blijven veroorzaken, totdat we gedwongen zijn dit onder ogen te zien. Het is de illusie van afgescheidenheid, de waan dat we los staan van de vernietiging die nu plaatsvindt. Deze dwaling vormt het basisidee van het bedrijfsleven en van de wereldwijde instellingen. De onzichtbare kosten van vervuiling en uitbuiting verdwijnen uit onze balansen en morele overwegingen. Maar in werkelijkheid blijven de effecten daarvan bestaan binnen ons wereldwijde ecosysteem, waar alles met alles verbonden is. We kunnen de klimaatcrisis dus zien als een crisis van het verbreken van verbindingen – of beter gezegd: een falen van de dominante culturen om hun verbondenheid met de rest van de wereld waar te nemen en daarnaar te handelen. Dezelfde mentaliteit van afgescheidenheid die ten grondslag ligt aan eeuwen van ontginning en kolonialisme vormt de grondslag van de huidige wereldwijde ongelijkheid, sociale vervreemding en uit de hand lopende ecologische vernietiging. We hebben dus niet alleen te maken met materiële, technische problemen, maar ook met de vraag hoe te handelen, nu we beginnen te beseffen dat alles met alles samenhangt. Een wenselijke toekomst hangt niet alleen af van wat we doen, maar ook van hoe we naar de wereld kijken. Maar wees gerust: collectieve denkpatronen kunnen veranderen en doen dat ook, vooral in crisissituaties.
Wij mensen zijn slecht in staat om abstracte, ingewikkelde lange termijn bedreigingen zoals de opwarming van de aarde te herkennen als een oproep tot diepgaande verandering. Naarmate de gevolgen van de klimaatcrisis echter tastbaarder en directer worden, zullen de dominante culturen gedwongen worden om te veranderen op manieren die voorheen ondenkbaar waren. De ineenstorting van kwetsbare mondiale systemen – die volgens veel klimaatdeskundigen waarschijnlijk binnen tien of twintig jaar zullen plaatsvinden als er geen grote koerswijziging plaatsvindt – zouden wel eens een wijdverspreide mentaliteitsverandering kunnen veroorzaken.
Drie actiegebieden
Bij het hoopvol overdenken van het brede veld van nog te bepalen toekomsten, kunnen we ons drie onderling verbonden “actiegebieden” voorstellen die om onze energie en inzet vragen.
1. Onmiddellijke aanpassing. We moeten de ergste gevolgen van klimaatverandering zien te voorkomen door collectieve actie voor het drastisch beperken van de uitstoot van broeikasgassen. Elke ton koolstofdioxide, elke fractie van een graad opwarming telt, en hoe warmer het ieder jaar wordt, hoe duidelijker dit blijkt. We moeten ons ook op korte termijn aanpassen aan milieuveranderingen, waarbij landen die het meest te lijden hebben onder de gevolgen van de klimaatverandering royale steun moeten krijgen. Het overgrote deel van de discussies over klimaatcrisis en klimaatacties heeft zich tot nu toe beziggehouden met dit eerste gebied.
2. Weerbaarheid tegen toekomstige schokken. We kunnen ons nu al voorbereiden op acute crises op de middellange termijn, om het belangrijkste te behouden en gemeenschappen en sociale structuren voor te bereiden op het opvangen van grote schokken.
3. Fundamenten voor toekomstige vernieuwing. Door de mentaliteitsverandering na de crisis zal er veel belangstelling ontstaan voor allerlei ideeën en manieren van leven die respect hebben voor Moeder Aarde en alle levende wezens. We kunnen daarop vooruitlopen door alvast te zoeken naar geschikte theorieën en “eilanden van verbondenheid” te ontwikkelen die de basis kunnen vormen voor latere vernieuwing.
Actie op alle drie de gebieden
Actie op elk van deze drie gebieden versterkt de andere. Je bezighouden met het ene gebied betekent dus niet automatisch dat je daarmee de andere twee gebieden tekort doet. Zo zal bijvoorbeeld aandacht voor de voorbereiding op toekomstige schokken mensen doen beseffen hoe belangrijk het is de uitstoot van CO2 te beperken, en omgekeerd. Het vergroten van de weerbaarheid van gemeenschappen zal tegelijkertijd het gevoel van onderlinge verbondenheid bevorderen. En ga zo maar door. Hoe meer we nu op alle drie de gebieden doen, hoe minder erg de problemen zullen zijn waarmee we te maken krijgen en hoe fundamenteler de daarop volgende vernieuwing zal zijn.
De complexe crisis waar we nu mee te maken hebben, kunnen we het beste benaderen met zowel optimisme als realisme, met open oog voor allerlei verschillende strategieën en acties om het lijden te beperken, met in ons achterhoofd dat een mooiere toekomst mogelijk is.
Jamie Bristow en Rosie Bell
Vertaling en bewerking: Jan Paul Smit.
Zie ook in deze reeks: