Komen en gaan bij extreem-rechts

Het onderzoeksrapport over afgehaakte extreem-rechtse jongeren
Wat beweegt jonge mensen om zich aan te sluiten bij extreem-rechtse groepen? En waarom stappen ze er weer uit? Die vragen staan centraal in het onlangs verschenen onderzoek “In en uit extreem-rechts” van de Anne Frank Stichting. Daarvoor werden maar liefst 12 voormalige extreem-rechtsen geïnterviewd. Dat geeft een unieke inkijk van binnenuit.

De 12 geïnterviewden waren veelal actief in de harde kern van de extreem-rechtse beweging, in kringen rond organisaties als Voorpost, de Nationaal-Socialistische Actie (NSA), Aktiefront Nederland, de Nederlandse Volks Unie (NVU), de Nieuwe Nationale Partij en Blood & Honour. In de interviews wordt aandacht besteed aan het radicaliseringsproces, de toetreding tot extreem-rechts, het verblijf en de activiteiten daarbinnen, de exit en de deradicalisering. Onder de geïnterviewden bevinden zich zowel mannen als vrouwen, van verschillende leeftijden.

Nagenoeg alle jongeren die in de beweging verzeild raken, komen extreem-rechts tegen bij hun zoektocht naar sociale banden, vooral in vriendschappen en samenwerkingsverbanden. Zo stelt een van hen dat hij “steun” nodig had: “Ze vingen me op, gaven me heel veel aandacht. Mijn andere vrienden hadden het druk, die hadden werk en zo. Veel mensen bij extreem-rechts hebben geen werk, dus die hadden veel meer tijd.” Verder zijn de jongeren op zoek naar een eigen levensstijl, en naar spanning, avontuur en geweld. En gewelddadig gaat het er af en toe zeker aan toe: “Er vindt wel geweld plaats op straat. Een aantal mensen zijn daar goed in. Dan lopen ze op straat en krijgen ze zin in geweld en gaan vervolgens op zoek naar een buitenlander om die in elkaar te meppen. Soms zijn het een paar klappen en rent men weer weg. Soms wordt er zwaar op iemand ingebeukt en blijft iemand liggen”, aldus een uittreder. De jongeren hebben vaak een gevoel van onvrede, vooral over interetnische verhoudingen, en een behoefte aan rebellie, actie en discussie over sociale vraagstukken. De meeste beginners hebben nog geen vastomlijnde extreem-rechtse ideologie. Vaak hebben ze wel vooroordelen, soms ingegeven door eigen negatieve ervaringen met migrantenjongeren. Ook frustraties en haatgevoelens spelen een rol. Die zijn soms diffuus en verbonden met negatieve ervaringen, bijvoorbeeld op school of thuis in de privésfeer. Daar komen voor sommigen nog persoonlijke voordelen bij. Het vinden van bescherming onder de hoede van een groep, het bereiken van een hogere sociale status en het verwerven van een nieuwe liefdesrelatie spelen een zekere rol.

“Psychische stoornis”

Eén van de 12 spijtoptanten gaf aan ook een meervoudige ontwikkelingsstoornis te hebben, waardoor hij gemakkelijker beïnvloedbaar was. De rest noemde geen problemen op dat vlak. Opvallend is echter wel dat meerdere uittreders wijzen op de grote hoeveelheid mensen met psychosomatische problemen binnen het extreem-rechtse circuit. “Die mensen daar, de beweging is een broedplaats van mensen met een psychische stoornis, met problemen”.

Het radicaliseringsproces kent verschillende fasen. De eerste fase draait om kennismaking en aansluiting. De betrokkene komt met anderen mee en leert de groepering en de mensen kennen. Daarna gaat hij meelopen en vriendschappen ontwikkelen. Vervolgens gaat hij zich ideologisch ontwikkelen en zich steeds meer met de beweging identificeren. Eerst staat racisme tegen migranten nog voorop, maar daar komt vaak nog antisemitisme bij. Dat gaat niet vanzelfsprekend, omdat antisemitisme aanvankelijk als “vreemd” wordt gezien, als iets van het verleden. Maar gaandeweg, en onder invloed van doorgewinterde nationaal-socialisten, vindt het een plek. Tenslotte treedt verharding op. De betrokkene gaat makkelijker geweld gebruiken en sluit zich af voor externe invloeden die tegen de ideologie ingaan.

Spijtoptanten

De jongeren zijn een korte of langere tijd actief geweest in de beweging als ideologen, organisatoren, uitvoerders of meelopers. Sommigen organiseren een groep, regelen bijeenkomsten en initiëren acties. Anderen zijn meer sturend en inspirerend op het ideologische vlak. Ze formuleren standpunten, scholen de leden op het gebied van het extreem-rechtse gedachtegoed en voeren de boventoon in debatten. Weer anderen, de uitvoerders, nemen deel aan al dan niet geheime acties. Maar op een bepaald moment besluiten zij de beweging weer te verlaten. Wat beweegt hen daartoe? Soms gaat het om ideologische factoren. Men krijgt bijvoorbeeld een andere visie op het te bereiken extreem-rechtse ideaal. Of de racistische ideologie blijkt niet meer in overeenstemming te zijn met de eigen ervaring, zoals wanneer ze “goede buitenlanders” leren kennen.

Daarnaast speelt teleurstelling in extreem-rechts een rol. De vrienden die de jongeren bij de toetreding dachten te hebben gevonden, betonen zich niet betrouwbaar. Het gedrag van bepaalde ‘kameraden’ strookt soms niet met de normen en waarden van de betrokkene of van de beweging. Soms gaat het om ronduit asociaal gedrag. Hypocrisie speelt vaak een doorslaggevende rol. “Ik stopte daar vanwege de hypocrisie over drugs. Er werden veel drugs gebruikt. Dat maakt mij niks uit, maar dan moet je er niet tegen zijn. De idealen waren er alleen om aandacht te krijgen, het was niet eerlijk.” Verder was er frustratie over het amateuristische gehalte van de beweging, het gebrek aan inzet en leiderschap, en het onderlinge geruzie.

Een andere reden om de beweging te verlaten vormt de behoefte aan een meer conventioneel leven met een partner. Bij vijf voormalige extreem-rechtsen speelde een nieuwe relatie een stimulerende rol. “Ik werd verliefd. En ik heb dat toch wel als een hele voorname reden gezien, aangezien dat een vrouw van allochtone afkomst was.” Sommige jongeren worden simpelweg wat volwassener en krijgen minder behoefte aan spanning en de kick van het ongehoorzaam zijn. Maar soms is het ook de angst om bekend te komen te staan als extreem-rechts, vooral op internet. Dat kan problemen geven bij het solliciteren en een baan in gevaar brengen. “Er kwamen steeds meer publicaties. Nog niet over mij, maar wel steeds meer dingen over waar je mee bezig bent, waar je bij betrokken bent. Dat het heel snel op jou gereflecteerd kan worden. Dat het, anders gezegd, misschien een kwestie van tijd is voordat wél jouw naam er staat.” Opvallend genoeg vormt het gemakkelijke gebruik van geweld door de beweging geen aanleiding om die te verlaten. Net zo min als het geweld dat tegen hen gebruikt wordt door anti-fascistische tegenstanders.

Alternatief

De deradicalisering kent evenals de radicalisering diverse fasen, waarin uiteenlopende factoren een doorslaggevende rol spelen. Een deel van de spijtoptanten begint dus te twijfelen aan de ideologie, terwijl een ander deel begint te twijfelen vanwege het wangedrag van andere leden. Sommigen nemen vervolgens afstand van de ideologie, maar blijven nog wel actief bij de organisatie. Bijvoorbeeld omdat ze hun vrienden trouw willen blijven en ze zich nog steeds aangesproken voelen door de spanning en het geweld. Uiteindelijk komt het toch tot een breuk met de organisatie. Degenen die dan nog geen afstand hebben genomen van het gedachtegoed, belanden eerst nog in een periode van twijfel. Zij voelen weinig tot niets meer voor de organisatie, maar zien eenvoudigweg geen uitweg. Buiten de beweging hebben ze geen vrienden meer, maar wel een verstoorde familieverhouding en veel problemen. De definitieve stap om een beweging te verlaten, kan vaak pas gezet worden als er zicht is op een alternatieve sociale omgeving buiten het extreem-rechtse milieu.

Uittreders krijgen weinig of geen steun bij het proces, hoewel ze daar zeker behoefte aan hebben. Die steun of hulp werd zelfs niet geboden wanneer de situatie zich daar bijzonder goed voor leende, zoals in de gevangenis. Interventies blijken de beste kans van slagen te hebben op het moment dat de betrokkene zich nog in een beginfase van het radicaliseringsproces bevindt, of op het moment dat de persoon twijfelt aan de betrokkenheid bij deze beweging. Verder wordt uit het onderzoek duidelijk dat het inzetten van ervaringsdeskundige uittreders een goede bijdrage kan leveren aan het succes van interventies.

“In en uit extreem-rechts”, Ineke van der Valk en Willem Wagenaar, Anne Frank Stichting. Het rapport is te vinden op www.monitorracisme.nl.

Gerrit de Wit