Kritisch rapport Amnesty tornt niet aan de fundamenten van het systeem van illegalenbajessen
Lange tijd heeft Amnesty International zich niet willen bemoeien met het Nederlandse illegalenbeleid. Maar in 2008 kwam de ngo met een kritisch rapport over het opsluiten van illegalen. Drie pagina’s aan aanbevelingen moesten de Nederlandse overheid overtuigen dat het zo echt niet langer door kon gaan met de mensenrechtenschendingen in illegalengevangenissen. Op 5 november presenteerde Amnesty een nieuw rapport over hetzelfde onderwerp.
Dat rapport heet “Vreemdelingendetentie: in strijd met de mensenrechten”. Ondanks de belofte in 2008 van de toenmalige staatssecretaris Nebahat Albayrak om maatregelen te nemen, zijn “de belangrijkste aanbevelingen uit het rapport niet opgevolgd. Het zijn geringe verbeteringen, die de basis van het penitentiaire regime niet veranderen.” De internationale ngo trekt opnieuw de conclusie dat vreemdelingendetentie in strijd is met de mensenrechten.
Het rapport geeft een goed overzicht van allerlei aspecten van “vreemdelingenbewaring” die vernederend, kwetsend of vervelend zijn voor de gevangenen. Ze krijgen bijvoorbeeld maar 10 euro zakgeld per week, terwijl “de prijzen in het detentiewinkeltje significant hoger zijn dan in een reguliere supermarkt”. Ook zijn er in sommige detentiecentra gemengde afdelingen en vrouwelijke gevangenen voelen zich daardoor vaak onveilig, temeer omdat ze niet altijd zelf kunnen bepalen of de deuren op slot gaan. Een gevangene op Schiphol: “Ik ben altijd bang dat er iemand binnenkomt als ik naar de wc ga. Ik krijg er buikpijn van.” Visitatie wordt vaak standaard toegepast, ook als de gevangenen “tijdens het vervoer geen moment uit het oog van de bewaking zijn. Veel mensen ervaren dit als schokkend, vernederend en onbegrijpelijk.”
Zakcentje
Ook hekelt Amnesty de beschikbare dagbesteding. “In de praktijk hangen vreemdelingen gedurende de uren dat ze niet zijn ingesloten vooral rond op de gangen en in het dagverblijf van de afdeling. Dat zijn veelal sfeerloze ruimtes met een paar banken, een tafeltennistafel en een sjoelbak.” De opgesloten illegalen kunnen niet werken en mogen geen opleiding volgen, in tegenstelling tot in strafgevangenissen. Amnesty wijst op jurisprudentie en beleidsstukken waaruit blijkt dat er wel degelijk een recht op arbeid en opleiding bestaat. Amnesty: “De druk op het verblijf kan door werk en opleiding afnemen en mensen worden bovendien in staat gesteld om een (klein) zakcentje te verdienen, waardoor ze meer met opgeheven hoofd kunnen terugkeren.”
Maar gevangenen in illegalenbajessen willen helemaal niet terug, ook niet met een “zakcentje”. Vaak zijn ze naar Nederland gevlucht wegens oorlog of armoede, op zoek naar een beter leven. Teruggaan betekent dan vervolging, marteling of zelfs de dood. Daarnaast worden veel migranten naar Europa gestuurd door hun familieleden. Die ene illegaal in Nederland heeft dan de last op zijn of haar schouders om in het land van herkomst de hele familie te onderhouden, om ouders, grootouders, ooms en tantes, neefjes en nichtjes te behoeden voor de honger of andere ellende. Teruggestuurd worden met een “klein zakcentje” is dus sowieso geen reden voor een opgeheven hoofd, maar eerder voor schaamte, omdat men de noodzakelijke missie niet heeft kunnen vervullen. Het spaarpotje in de gevangenis zal bovendien altijd “klein” zijn, want het minimumloon bestaat daar immers niet. In strafgevangenissen waar arbeid wel is toegestaan, en vaak zelfs is verplicht, krijgen gevangenen een hongerloontje van 68 cent per uur. Vooral de staat en de gevangenis verdienen er een leuk “zakcentje” mee.
Elektronisch toezicht
Amnesty is verder onder meer kritisch over de duur van de detentie, het ontbreken van beleid om meldingen van machtsmisbruik en geweld door bewakers te onderzoeken, het veelvuldig gebruik van de isoleercellen (ook bij hongerstakers, wat een schending van het verbod op inhumane behandeling oplevert), en de nog steeds gebrekkige medische zorg. Er worden bovendien nog steeds mensen uit “kwetsbare groepen” opgesloten, zoals “minderjarigen, slachtoffers van marteling en mensenhandel, zwangere vrouwen, (psychisch) zieken en ouderen”.
Door het verschil tussen vreemdelingendetentie en strafrechtelijke detentie te benadrukken hoopt Amnesty de overheid te bewegen om het regime in de illegalengevangenissen te verbeteren. “Mensen in cellen, in zwaar bewaakte gebouwen met hoge muren, camera’s en in de oudere centra prikkeldraad. Anders dan Amnesty International in haar rapport heeft aanbevolen, hebben de detentiecentra (nog steeds) de uitstraling van gevangenissen.” En dat hoort niet, want opgesloten mensen zonder verblijfsrecht hebben geen strafbaar feit begaan, redeneert Amnesty. Vreemd is in dit verband wel dat in het rapport met geen woord wordt gerept over de voornemens van het kabinet Bruin I om illegaliteit op zich strafbaar te stellen, en om mensenrechtenverdragen het raam uit te gooien. Bovendien: ook met de door Amnesty voorgestelde “verbeteringen” blijven mensen zonder verblijfsrecht gevangen zitten. Zonder al het gegoochel met juridische termen, is de waarheid het duidelijkst in het detentiecentrum zelf, tussen de vier muren van “de kamers”, zoals de cellen tegenwoordig eufemistisch genoemd worden. Mensen worden opgesloten, en hun vrijheid om zelf de koers van hun leven te bepalen, wordt hen afgenomen. In gewone mensentaal is en blijft dat gewoon een gevangenis.
De titel van het nieuwe rapport doet hopen dat Amnesty het opsluiten van illegalen principieel afwijst. Maar vreemdelingendetentie is volgens Amnesty een “ultimum remedium”, dat alleen mag worden toegepast als het “onvermijdelijk” is. Men maakt zich daarom hard voor alternatieven voor detentie, zoals een meldplicht, garantstelling, of zelfs “elektronisch toezicht”. Want Amnesty tornt niet aan het “recht” van de Nederlandse staat om illegalen uit te zetten of te dwingen om te vertrekken.
Diverse aspecten van het opsluiten van mensen zonder papieren in Nederland schenden de mensenrechten. Dat maakt het rapport goed duidelijk. Maar de fundamenten van het systeem van illegalenbajessen worden niet aangetast. De schandalige vrijheidsontneming van illegalen wordt immers niet verboden in mensenrechtenverdragen. Het wordt juist uitdrukkelijk toegestaan en hooguit in de ‘juiste’ banen geleid.
Mariët van Bommel
De Werkgroep Vluchtelingen Vrij kan zich inhoudelijk vinden in het artikel van Mariët van Bommel -op de site van Doorbraak; nov 2010 – over het rapport ‘Vreemdelingendetentie in strijd met mensenrechten.’ van Amnesty International. Naar onze mening ontbreekt er echter een belangrijk facet in haar beoordeling van het rapport van Amnesty International. De plaats van het rapport in de historische ontwikkeling van de strijd tegen vreemdelingendetentie in Nederland.
In het op de site van Doorbraak aan te vinken artikel van Harry Westerink uit De Fabel van de Illegaal 30 van juli/september 1998 “Waarom voert Amnesty geen campagne tegen illegalendetentie? “ , brengt hij het standpunt van Amnesty ten aanzien van vreemdelingendetentie uit 1998 naar voren: “Als categorie vallen gevangen illegalen buiten het Amnesty-mandaat, dat zich beperkt tot “gewetensgevangenen”. Bovendien komt Amnesty in actie bij “wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing” van alle gevangenen. Daarvan is volgens de organisatie sprake als doelbewust fysiek of psychisch leed aan een gevangene wordt toegebracht. Andere vormen van “behandeling of bestraffing” stelt Amnesty aan de orde als die stelselmatig in een land voorkomen.”
In 1998 werd het verzet tegen de schending van mensenrechten tegen geïllegaliseerden in de vorm van vreemdelingendetentie alleen gedragen door de direct betrokkenen, linkse buitenparlementaire organisaties als het Autonoom Centrum, de Fabel en de WVV en enkele kleine – al dan niet kerkelijke – humanitaire groeperingen. Van enig serieus maatschappelijk draagvlak voor het aan de kaak stellen van het door de overheid ingezette wapen van vreemdelingendetentie tegen niet-westerse migranten zonder volledige verblijfspapieren was toentertijd beslist geen sprake.
Vanaf 1998 is het racistisch overheidsbeleid ten aanzien van migranten en vluchtelingen drastisch aangescherpt en uitgebreid. Alle loketten en grenzen zijn gesloten voor niet-westerse migranten en vluchtelingen zonder volledige verblijfspapieren. Aanmeldcentra zijn in het leven geroepen om vluchtelingen bij voorbaat zoveel mogelijk uit de voorzieningen te weren. Inmiddels is voor de derde maal een verwijdercentrum in Ter Apel geopend. Een scala aan vreemdelingengevangenissen is op het land en op het water ingericht. Nederland is ‘verrijkt’ met deportatiecentra op Zestienhoven en Schiphol. Ga zo maar door. Uitsluiten, opsluiten en deporteren of klinkeren is in Nederland in de wet en regelgeving verankerd. Zowel voor volwassenen als ook kinderen uit niet-westerse landen.
In dit licht is het begrijpelijk dat organisaties als Amnesty en Human Right Watsh er niet onderuit kunnen en zich genoodzaakt voelen het huidige Nederlands vreemdelingenbeleid aan de kaak te stellen. Het vreemdelingen regime is dermate aangescherpt dat Amnesty met haar mandaat van 1998 niet anders kan dan met haar rapporten uit 2008 en dit jaar de schending van mensenrechten in Nederland te veroordelen. En dat Amnesty samen met 150 organisaties een petitie ondertekent tegen het huidige vreemdelingendetentiebeleid. Ook al gaat de petitie in onze ogen niet ver genoeg. Wij beschouwen deze maatschappelijke verbreding als een positieve ontwikkeling en bijdrage in de verbreding van de anti-racisitische strijd in Nederland. Voor wie – die de mensenrechten hoog in het vaandel heeft staan geldt niet dat je mensen die op zoek zijn naar een menswaardig bestaan niet uitsluit, opsluit, deporteert of klinkert?