Kunnen we dit N-woord begraven?

Iets in mij krimpt in elkaar wanneer ik het woord hoor. De mensen die dit N-woord gebruiken, zien zichzelf als liefhebber en beschermer. Ze nodigen soms zelfs Inheemse land-defenders uit om te zingen, te spreken of een ritueel uit te voeren bij hun N-woord-beheer conferentie of feestje. Ze bedoelen het niet als belediging. Lange tijd heb ik mezelf niet Inheems genoeg gevoeld om er iets van te zeggen, als Boliviaans-Nederlandse met vage Quechua roots van mijn oma, die ik slechts één keer heb ontmoet. Toch voelde ik dat mijn kritiek op dit woord diep geworteld zit in een Inheemse kosmovisie die voor mij heel vanzelfsprekend is. En keer op keer kwam ik het weer tegen in de ene Inheemse taal of in gesprek met andere Inheemsen, telkens met dezelfde conclusie: in Inheemse talen kennen we vaak geen woord voor “Natuur”.

In dit artikel bespreek ik graag waar het ongemak vandaan komt bij het sociale construct “Natuur” en waarom ik na zestien jaar klimaatrechtvaardigheid-activisme steeds meer ergernis opmerk bij het gebruik van deze term. Des te meer omdat het woord vaak gebezigd wordt in de context van een bevrijdingsstrijd van industriële vervuiling en de politieke economie van vernietiging van Moeder Aarde. Maar voordat ik bespreek waar het schuurt en wat mogelijke andere taal zou kunnen zijn die preciezer en meer relationeel is, deel ik eerst een persoonlijke ervaring van hoe dit woord tot een uitbarsting van onbegrip heeft geleid in een meerjarig landschap-kunstproject waar ik aan meewerk.

Het was tijdens een boswandeling met twee facilitatoren met wie ik innig zou samenwerken en 25 workshops in het bos zou voorzien dat ik het onderwerp opbracht: “Ik zou graag willen voorstellen om als team te besluiten in dit project het N-woord niet te gebruiken: ‘Natuur’”. De andere bruine latinx/Nederlandse persoon van het gezelschap voelde meteen affiniteit bij dit voorstel terwijl de witte persoon nog wat nadere uitleg vroeg. Ik gaf aan dat “Natuur” als begrip in de Verlichting dienst heeft gedaan om de “Mens” en haar “Cultuur” als binaire tegenpool op te werpen van de ‘Natuur”. Ik gaf aan dat “Natuur” als begrip is ingezet voor koloniale toeëigening van land en voor koloniale wetenschap, en voorbijgaat aan Inheemse kosmovisies van wat ook wel het “web-van-leven” wordt genoemd. Het N-woord als sociaal construct van tegenpolen is in ontkenning van het feit dat de mens zelf bestaat uit meervoudig “natuurlijk” leven – tweeduizend soorten in onze darmen – dat ons leven als geheel mogelijk maakt, en dat we elke dag zogenaamde externe “Natuur” eten en uitpoepen, en dat het begrip “Natuur” een scheidslijn trekt die in ontkenning is van de verweven biologie en biosfeer waar we deel van uitmaken. Ofwel dat het N-woord opereert binnen een wereldbeeld van een desastreus grens-regime van zogenaamd enkelvoudig “zelf” en de “Ander”. Dit terwijl we in werkelijkheid meervoudig, poreus en afhankelijk zijn van een groter web aan relaties om te leven en te overleven.

Het gesprek en de overpeinzingen werden gemoedelijk uitgewisseld en er was ook ruimte om te horen hoe het woord voor de andere facilitator een positieve connotatie had. Gezamenlijk landden we uiteindelijk op een besluit om het N-woord niet te gebruiken binnen de kaders van het bos-project dat we op Terschelling tijdens Oerol presenteerden.

Bomen op Terschelling (foto: Chihiro Geuzebroek)

Een paar weken later hadden we een coalitiedag met diverse partners die bij het bos-project betrokken zijn, waaronder ook een natuurbeheer organisatie die erg gewend is om het N-woord te pas en te onpas te gebruiken, en die niet beseft dat het woord als een bom binnenkomt bij anderen die al eeuwen hun kosmovisie van de wereld onderdrukt, verboden, toegeëigend en gecommodificeerd hebben gezien. Het N-woord impliceert een westerse kijk op de wereld waar niet iedereen in wil assimileren. De kritiek op het N-woord is er zowel een tegen menselijke suprematie als ook een tegen witte suprematie.

Elke keer dat het N-woord werd uitgesproken in onze meeting voelde ik de lucht in de ruimte zwaarder worden, een kwestie van tijd totdat de bui zou losbreken. Toch merkte ik dat ik zelf keer op keer de frustratie wegslikte. En toen gebeurde het: “Kunnen we alsjeblieft ophouden met DAT woord?” Het was de andere facilitator uit ons team die ongemakkelijk lachend haar groeiende besef met de groep deelde: over hoe vreemd ze het eigenlijk vond om de hele tijd mensen te horen zeggen “dat ze als mens of organisatie meer willen verbinden met de natuur”. Ze legde uit waarom het onderdrukkend en onwaarachtig overkwam. Ze zei: “Elke keer als ik iemand hoor zeggen hoe graag ze ‘ermee’ willen verbinden, hoor ik juist dat ze zichzelf ervan afzetten door die scheiding de hele tijd aan te brengen: een scheiding die ons historisch en tot op de dag van vandaag heeft gelegitimeerd om alles dat niet bij ons idee van ‘ons’ hoort uit te buiten, te nemen, te doden en op alle mogelijke manieren te overheersen met alle afschuwelijke gevolgen van dien.” Zij en ik waren samen de enige mensen van kleur in de coalitiebijeenkomst en we stuitten op een patstelling door een verschil in wereldbeschouwing met aan de ene kant zij voor wie het N-woord neutraal was en aan de andere zij voor wie het N-woord een ontkenning betekende van de verweven en gelijkwaardige biosfeer. Onze voorouders die bestempeld werden als “natuur” (ofwel niet-mens genoeg) zijn uitgebuit en vermoord uit naam van “civilisatie brengen”.

We kwamen er niet uit die dag. Er werd defensief gereageerd dat de witte mensen er niks negatiefs mee bedoelden, dat ze niet fout waren, dat de natuurbeheer organisatie nou eenmaal een NATUUR organisatie was en of ze zichzelf dan zouden moeten opheffen of zo? Er was geen interesse om verhelderende vragen te stellen zoals: “Zou je dat misschien kunnen uitleggen?”

Ik heb achteraf dat gesprek nog veel in mijn hoofd uitgespeeld. Had ik anders kunnen bijdragen op een manier dat witte mensen ons wel hadden kunnen begrijpen? Maar keer op keer merkte ik dat ik tot dezelfde conclusie uitkwam. Nee, begrip gaat enkel groeien door herhaaldelijke blootstelling aan de historische beladenheid van het woord, de doorwerkende implicaties van de kunstmatige hokjes die gemaakt zijn voor leven dat “Natuur” genoemd wordt en leven dat men nog steeds “Cultuur”/”Mens” noemt. Dus vandaag wil ik de verdere uitleg geven die mij nog niet eerder is gevraagd. Ik wil voorbij mijn eigen defensieve reactie komen die ik op die dag inbracht: “Het willen verbinden met de Natuur is hetzelfde als neuken voor maagdelijkheid!” Het een koppelen aan het ander, dat het tegenovergestelde betekent, voelt onzinnig. De “Natuur” is een sociaal construct dat voortkomt uit separatie, een apartheid tussen het ene leven en het andere. Het N-woord veronderstelt losgescheurd te zijn van het geheel. Het begraven van het N-woord maakt deel uit van een anti-racisme strijd evenals het voorvechten van milieurechtvaardigheid!

Schuurplekken

Als afstammelingen van gekoloniseerde bevolkingen zijn sommigen van ons niet vergeten dat westers koloniaal denken en beleid gestoeld is op een dualistische scheiding tussen de “Natuur”, die goedkoop wordt gemaakt en rijp voor overheersing, en civilisatie (ofwel “Mens”, ofwel zij die “Cultuur” hebben). Inheemse bevolkingen uit Zuid-Amerika, Afrika en Azië werden veelal geschaard onder de categorie “Natuur” en “wilden”. Door hen buiten te sluiten uit de categorie “Mens”, of geciviliseerd-zijn, werd hun samenleving, leefgebied, kennis en leven zelf bestempeld als iets dat door de “Mens” beheerd moest worden. Het westerse idee van “Natuur” is geen neutraal woord, maar een product van koloniale scheidslijnen die een binnen en een buiten kennen: bezit en bezitter. Geschiedkundige Jason W. Moore zet in zijn boek “Capitalism in the web of life” uitgebreid uiteen wat de implicaties zijn van het westerse dualistische denken en doen waar het construct “Natuur” onderdeel van uitmaakt. Hij beargumenteert met de woorden van Val Plumwood:

“[Dit dualisme veronderstelde] een strikte en totale scheiding, niet alleen tussen mentale en lichamelijke activiteit, maar ook tussen geest en natuur en tussen mens en dier. Naarmate de geest zuivere gedachten wordt – pure res cogitans of denkende substantie, mentaal, onlichamelijk, zonder locatie, lichaamloos – wordt het lichaam als zijn gedualiseerde ander pure materie, pure res uitgebreid, materialiteit als gebrek. Naarmate geest en natuur substanties worden die absoluut van elkaar verschillen en elkaar wederzijds uitsluiten, wordt de dualistische verdeling van rijken bereikt en wordt de mogelijkheid van continuïteit aan beide kanten vernietigd. Het opzettelijke, psychologische niveau van beschrijving wordt zo uit het lichaam ontdaan en strikt geïsoleerd in een afzonderlijk mechanisme van de geest. Het lichaam, verstoken van een dergelijk niveau van beschrijving en dus van elk vermogen tot keuzevrijheid, wordt een leeg mechanisme dat geen keuzevrijheid of doelbewustheid in zich heeft, maar van buitenaf wordt aangestuurd door de geest. Het lichaam en de natuur worden de gedualiseerde ‘andere’ van de geest.” (Plumwood 1993, 115)

Door materie en geest van elkaar te scheiden werd de levende omgeving, die tot “Natuur” werd bestempeld, onbezield en zonder intelligentie verklaard. Het Verlichtingsdenken voerde dus ook oorlog met het begrip dat Inheemse bevolkingen hebben van planten als medicijn-leermeesters of waterlichamen die een spirituele of heilige functie bekleden. Het begrip van heilig in Inheemse culturen valt ook al niet goed te vertalen naar westerse talen omdat in westerse talen het heilige en het profane wederom dualistisch van elkaar gescheiden worden. Dit is niet altijd zo geweest; de etymologische wortels van de woorden heilig (sacraal), heel (compleet) en helen (genezen) zijn immers hetzelfde en innig verweven. Zelf vond ik de sacrale genezende en compleet bezielde taal bij Inheemse schrijvers en sprekers die waardigheid teruggeven aan onze levende verwanten die zielloos zijn gemaakt door het construct “Natuur”. Deze levende verwanten omvatten planten, dieren, schimmels, bergen, wateren en mensenbevolkingen die tot zielloos werden bestempeld door Europese kolonisten. Door taal van apartheid te normaliseren in de milieubeweging wordt onze missie voor rechtvaardigheid en ons begrip van verweven leven ondermijnd. En wat ik zie gebeuren, is dat Inheemse kennis wederom sneuvelt door een impliciet westers gevoel van superioriteit. Keer op keer wanneer ik schrijf over “het web aan relaties” of “Moeder Aarde” wordt het door redacties gladgestreken en ‘makkelijk’ gemaakt en weg geredigeerd door het te vervangen met het woord “Natuur”. Hiermee wordt epistemologisch onrecht gedaan aan Inheemse kennis die taal van westerse suprematie onbruikbaar acht.

(Foto: Chihiro Geuzebroek)

Inheemse schrijvers gaan er op verschillende manieren mee om. Sommigen zijn gewend om zich in de taal van de vijand te nestelen en, gezien hun wens het land en al hun relaties te beschermen, aan een soort van code switching te doen en het woord “Natuur” te gebruiken om platform te krijgen. Anderen zijn meer uitgesproken over hoe absurd het is dat Inheemse kennis van de bevolkingen die tachtig procent van de resterende biodiversiteit beschermen, overboord wordt gegooid voor milieubeleid zonder Inheems leiderschap of kennis. Een goed voorbeeld van hoe taal van de kolonist leidt tot koloniaal klimaatbeleid is “Nature Based Solutions” waarin het gebruiken van ecologische diensten (opslag van koolstof in de aarde of het grootschalig planten van bomen voor koolstof-boekhouding van debet en credit) losgekoppeld wordt van het stoppen van vervuilers en het respecteren van Moeder Aarde, aan wie we wederkerigheid zijn verschuldigd in Inheemse kosmovisies. Inheemsen zijn luid in hun kritiek op het framewerk van Nature Based Solutions. Thomas Joseph werkt aan educatie bij het Indigenous Environmental Network dat zich inzet voor de bestrijding van milieu-onrechtvaardigheid tegen Inheemse gemeenschappen. Thomas is deze beschamende romantisering van “de Natuur” beu: die negeert haar hoeders en zet een prijskaartje op Moeder Aarde. Thomas wil dat regeringsleiders hun relatie met de fossiele brandstof-industrie beëindigen – en dat het land van de Inheemse bevolking wordt teruggegeven aan hun rechtmatige verzorgers. In een ander onderzoek laten diverse Inheemsen van zich horen. Ze maken duidelijk dat in hun taal geen woord bestaat voor “Natuur” en dat hun wereldvisie niet is gerepresenteerd in Nature Based Solutions. Dit framework komt alleen ten goede aan de lobby van de fossiele industrie die al jaren aan tafel zit bij de VN-klimaattoppen, en niet aan de Inheemse land- en waterbeschermers.

Ik vraag me af hoe vaak Inheemsen nog hun boodschap moeten herhalen voordat er wordt geluisterd. Ook Sheila Watt-Cloutier laat van zich horen dat er geen woord is voor “Natuur” in Inuktitut en Beca Warner wijst ons erop dat Anishinaabe-taal meer recht doet aan de “levendigheid en veranderlijkheid van de aarde” door in taal te spreken van de aarde in beweging, in wording en in actieve vorm (in werkwoorden). Beca zegt dat we andere taal nodig hebben voor “Natuur” om beter om te gaan met het web van leven dat in een doorlopend proces van herkenning en afstemming is. Ecolinguistics als domein ziet dat taal een invloed heeft op wereldbeschouwing. Beca haalt een voorbeeld aan uit Brazilië waar Davi Kopenawa Yanomami, een shaman van de Yanomami-bevolking spreekt over de “wonden” die aan het bos worden toegebracht door de mijnbouwwerkers en over de vermoorden (de bomen). Terwijl in de Portugese taal vaak gesproken wordt over de Amazone als economische grondstof en over het vellen van bomen als “Limpeza” – ofwel schoonmaken. Wanneer je een ander leven niet beschouwt als een dierbare relatie, maar stript van haar ZIJN door haar te bestempelen als object en grondstof, sluit je niet alleen je ogen maar ook je hart. De menselijke suprematie die is ingekapseld in de westerse talen maskeert de menselijke suprematie in hun koloniale gedrag die wederkerigheid uitsluit als optie.

(Foto: Chihiro Geuzebroek)

Lang heb ik me afgevraagd of er in Bolivia en de Andino-cultuur ook Inheemse broeders en zusters zijn die zich uitspreken over de westerse linguïstische kooi die is bedacht voor de levende aarde door het web van leven te brandmerken met het N-woord. Ik vond deze kritische stem in Sisa Quispe. Zij zegt: “In Quechua en Aymara is er geen woord voor ‘Natuur’, omdat we ons er niet van afscheiden. Integendeel, we zien onszelf als ‘Natuur’. Het is tijd om onszelf niet langer als superieure wezens te zien en terug te gaan naar onze roots.” Hier betekent wortels meer dan bloedverwantschap en cultuur, het is ook een diep ecologisch besef dat we kinderen van ons leefgebied zijn en elke dag en elk moment ons leven te danken hebben aan andere planten, bomen, dieren die ons levensenergie geven. Het N-woord als sociaal construct is geworteld in de liberale Verlichting en is daarna omarmd door romantische ideeën als “zalig subject”. Maar zij die het web van leven duiden met het N-woord blijven een toerist. Vanuit een Inheemse kosmovisie is “subject” worden geen bevrijding van “object”. Als subject ben je nog steeds onderdaan. Bevrijding is leven in multidimensionele voorwaarts bewegende donatie-relatie: in verwevenheid. Bevrijding is leven met goede relaties.

Als gescheiden-zijn het vertrekpunt is, zakt de lat van milieubeleid zo laag dat het meest ambitieuze dat eruit kan komen is “natuurinclusief” willen zijn. Natuurinclusief is zoiets als “gezellige apartheid”. Je veronderstelt gescheidenheid en probeert de “Ander” in te voegen in de vervuilende (ongezonde) en competitieve (onveilige) verstedelijkte manieren van ruimtelijke ordening op basis van menselijke suprematie. Op het moment dat je het land vooropstelt, en je ruimtelijke ordening schikt naar ecologische behoeften en dynamische balans, dan zal je de huidige staat van menselijke suprematie en de hardnekkige en desastreuze geloofsovertuigingen in “bezit” waar het westerse rechtssysteem op ingericht is, moeten ontmantelen. Niet langer zou het zogenaamd “bezit”, de commodificatie van de aarde en de ander, het uitgangspunt zijn in recht en ruimtelijke ordening en gedragscodes. Er komt dan een morele verschuiving die de focus kan leggen op collectieve gezondheidsbevorderende manieren van doen en multidimensionele wederkerigheid.

(Foto: Chihiro Geuzebroek)

Onderdrukte kosmische kennis

In plaats van in een krampachtige reactie te schieten van “Ik mag ook niks meer zeggen” en “Ik bedoel er niks mee” zou ik mensen willen uitnodigen om nieuwsgierig te zijn naar het extensieve web aan kennis van Inheemse bevolkingen wereldwijd. Er is zoveel te leren met betrekking tot ecolinguistics van intimiteit en verantwoordelijkheid in plaats van rechten voor de “Mens” losgerukt van het web van leven waarvan de “Mens” afhankelijk is. Met deze shift in erkenning van het web van bezield leven, het Geanimeerde Alles (Animate Everything), komt verantwoordelijkheid. Want de erkenning van de levendigheid en verwevenheid van al het leven dat voorheen werd afgedaan als het passieve N-woord, bestemd voor menselijk gebruik of recreatie, impliceert een complexe verantwoordelijkheid om deze krioelende en soms onzichtbare relaties te onderhouden. Deze relationele verantwoordelijkheid is een vak dat we nooit op school hebben gehad. Het is geen wetenschap, maar een luisterkunst en een praktijk die zorgplicht naar een heel ander niveau trekt. Hier valt veel van Inheemse talen, culturen en praktijken te leren.

Maar we moeten wel erkennen dat ook veel Inheemsen in de afgelopen eeuwen ervan zijn beroofd om dit leertraject zelf te kunnen ervaren in hun stam, bevolking, natie of confederatie door kolonisatie en ontheemding. Vele Inheemsen zijn kennis kwijtgeraakt omdat het, na koloniale oorlogen van verschroeide aarde, beleid was om Inheemse kinderen uit huis te plaatsen, zodat de nieuwe natiestaat “de Indiaan kon vermoorden en de man (lichaam) konden redden”. Dit was een uitspraak van militair Richard Henry Pratt, die in de VS een systeem van residentiescholen ontwikkelde dat moest resulteren in het vervreemden van de Inheemse jeugd van hun cultuur en levensonderhoud. Deze residentiescholen bevorderden assimilatie (inclusiviteit) in een ongelijke samenleving middels een soort concentratiekamp militair regime waar vele kinderen omkwamen en (seksueel) misbruik vaak voorkwam. Een eeuw van “inclusiviteit” maakt veel Inheemsen wantrouwend naar samenwerken op basis van koloniale werkvormen en begrippen. Het is tijd om van beide kanten te helen door gepast respect en toewijding te tonen voor revitalisatie van Inheemse kennis en leiderschap. Wat ik hiermee bedoel, is dat je niet van willekeurige Inheemse mensen kan verlangen dat ze je onderwijzen. Revitalisatie is zowel een collectief proces als ook een individuele toewijding en beproeving om op zoek te gaan naar leraren. Dit hoeft niet perse een Inheems persoon te zijn. Je kan ook met een plant-leraar uit je buurt beginnen: een brandnetel bijvoorbeeld. En dan je twee jaar lang verdiepen in alle dimensies van brandnetel bestaan en verwevenheid.

Het doet me al heel veel jaar pijn om te zien dat de doorsnee “N-woord liefhebber” zich niet verdiept in Inheemse kosmovisie en samenlevingsvormen. Ga eens luisteren naar James Sakej Youngblood Henderson, professor en research director van de Native Law Centre of Canada van de rechtenfaculteit van de universiteit van Saskatchewan. Ik was erg geïnspireerd door zijn lezing over Mikmaw-recht. In dat college legt hij rechtenstudenten uit over hoe westerse oriëntatie van wet voortkomt uit de ontstaansmythe van verstoten worden uit het paradijs en “buiten de natuur” hun thuis stichten. Terwijl in de Inheemse cultuur waar hij over praat een diep toebehoren aan het leefgebied een diep eerbied oplevert waar je verantwoordelijkheid draagt om goed te zorgen voor elkaar. Henderson zegt dat de grootste misdaad in de Mikmak-cultuur is om ongastvrij te zijn – in hun taal noemen ze dat “handelen zonder hart”.

Op dit moment is er een groeiende erkenning dat Inheemse kennis essentieel is voor het menselijk overleven op aarde. Maar die erkenning ontbreekt op het niveau van beleid en herstellende machtsverdeling. Waar die erkenning wel groeit, blijft die helaas vaak beperkt tot papier en speeches. En dan nog slechts in enkele groene sub-culturen, zoals het domein van de ethnobotany waarop Potawatomi schrijfster Robin Wall Kimmerer velen inspireert, of op het gebied van ecologisch design, zoals de Lo-TEK design Radical Indigenism, wat gaat over slim ontwerpen met het ecosysteem waarin je je bevindt. Vaak wordt hetgeen dat zich buiten het domein van “wetenschap” bevindt, zoals de kosmovisie voorbij de westerse dualiteit, overgeslagen door N-woord liefhebbers. Wanneer komt de verdieping in Inheemse kosmovisies (ontologie) en kenniskunde (epistemologie)?

Schrijfster, docent en muzikant Leanne Betasomasake Simpson schrijft over haar Anishinaabe manier van leren als een die gebaseerd is op een diepe relatie met Aki: “Aki omvat en kan vertaald worden als ‘land’, maar is breder dan de gangbare begrippen van land. Het omvat mensen, praktijken, plaatsen, planten, dieren, ceremonie, spiritualiteit, medicijnen, taal en meer – allemaal in relatie.” Het woord akiwenzii betekent “oude man”. Het toebehoren van mens aan de aarde zit vervlochten in taal.

(Foto: Chihiro Geuzebroek)

Dit doet me ook denken aan een presentatie van Genner Llanes, een Maya-geleerde uit Mexico met wie ik ooit heb samengewerkt aan een avond over ecopoetry. Hij vertelde ons over de relatie tussen het woord K’aj (zoet maiszetmeel) en K’a’ajal (herinneren). Mais vervult een spirituele betekenis voor de Maya en gaat terug naar het cultiveren van mais: wij zijn mais. Er is ontzag en een diepe relatie met mais en de mesoamerica-identiteit. Hier is de plant leermeester én voeding én herinnering aan wie we zijn en wie onze familie is, allemaal opgerold in een paar begrippen. Inheemse talen verschillen niet enkel door het laten samenvloeien wat in westerse talen gescheiden en tegenovergesteld wordt geacht: natuur-mens, lichaam-ziel, maar ook in besef van plaats en tijd die anders ervaren kan worden in tegelijkertijdheid: bodyspiritspacetime.

Bodyspiritspacetime is een begrip dat ik leerde van Patrisia Gonzales die dochter is van Kickapoo, Commanche en Macehual bevolkingen, en een boek heeft geschreven getiteld “Red Medicine”, over baren (en geboren worden) als ceremonie. Dit begrip belichaamt een tegelijkertijdheid en onafscheidelijkheid. Vaak zijn emotie en dromen een deur die deze dimensie van beleving toegankelijk maken. Maar in een Europese obsessie met het begrip “rationeel” worden vele andere dimensies en relationele verwevenheden uit elkaar gescheurd ter behoeve van de hokjes en individualiteit die het rechtlijnige rationeel denken vereist. Cyclisch en gelaagd voelen en afstemmen ligt dan buiten het domein van interesse, waardering en beleid. Echter, we leven in een cyclisch ecosysteem met seizoenen en lichamen die niet rechtlijnig opereren. Patrisia schrijft: “het lichaam is onderdeel van de heilige geografie in de Inheemse geneeskunde”, “geboorte is een bio-sociale ervaring”, “planten zijn onderdeel van ons oudste ‘lichaam-geheugen’”. Ook citeert Patrisia in haar boek Jeannette Armstrong die spreekt over Haudenosaunee taal: “Ons woord voor lichaam betekent letterlijk ‘land-droom-capaciteit’”.

Met het krampachtig vasthouden aan woorden als het N-woord zijn milieubeschermers aan het zelf-mutileren omdat ze zich keer op keer dieper ingraven in een ontkenning van onze collectief verweven lichamen en de collectieve uitdagingen en verantwoordelijkheden rondom gezondheid, veiligheid, welzijn, wederkerigheid en gastvrijheid. Dit zijn de aandachtspunten waarvan ik hoop dat ze aan de grondslag liggen van een samenleving na de huidige staat van de apartheid tussen “Mens” en de rest van de aardbewoners.

In verschillende Inheemse culturen begint wederkerigheid met de aarde bij de geboorte. De placenta, het meest voedzame dat een mens te bieden heeft, wordt gedoneerd aan de aarde, aan een dier of onder een boom begraven. Het is nieuw leven voor het gezin en een offer van nutriënten aan de aarde. Ik stel voor om het N-woord ook te begraven, op de composthoop samen met alle goede bedoelingen en alle taal-armoede van de ecolinguistics waarmee velen in Nederland zijn opgegroeid. Elke keer als je jezelf betrapt op het gebruik van het N-woord, kijk dan of je met nieuwsgierigheid op zoek kunt gaan naar de kiemen van een meer relationele taal. Gaat het over het N-woord in het groot, dan is misschien web-van-leven meer eerbiedig. Gaat het over een dagje in de N-woord, dan is misschien meer specifieke taal relationeler: het bezoeken van een bos, een meer, de duinen (die van zichzelf zijn als collectief wezen). En ga je naar het park wandelen, kijk dan of je jouw aandacht kan verschuiven van het park als plek op een plattegrond naar een park als een kluwen leven waar je anderen kan ontmoeten.

Ik sluit dit lange betoog af met een quote die ik vond op de website van Sami-kunstenaar en landbeschermer Jenni Laiti:

“Ik kan mijn handen verliezen en toch blijven leven. Ik kan mijn benen verliezen en toch blijven leven. Ik kan mijn ogen verliezen en toch blijven leven. Ik kan mijn haar, wenkbrauwen, neus, armen en nog veel meer verliezen en toch blijven leven. Maar als ik de lucht verlies, sterf ik. Als ik de zon verlies, sterf ik. Als ik de aarde verlies, sterf ik. Als ik toegang tot water verlies, sterf ik. Als ik de planten en dieren verlies, sterf ik. Al deze dingen zijn meer een deel van mij, essentiëler voor elke ademhaling, dan mijn zogenaamde lichaam. Wat is mijn echte lichaam?”

Wat betekent het voor jou: werken met het ECHTE lichaam? En hoe maak je belichaming van jouw land-lichaam weer mogelijk, nu je verstrikt bent geraakt in een koloniale kapitalistische politieke economie die Inheemse leefgebieden en mensen terroriseert en Inheemse cultuur en bestaan uitwist? Deze vragen zijn geen kritiek. Deze vragen zijn een uitnodiging tot een levenslange contemplatie om revitaliserend en collectief te handelen vanuit een open hart met het Geanimeerde Alles.

Chihiro Geuzebroek