Een “lelijk vuil ding”: een diamant in het Rijksmuseum en de doorwerking van koloniaal denken
Sinds de heropening van het Rijksmuseum is de diamant weer tentoongesteld in de zaal “Nederland overzee”, met de bedoelingom met zijn herkomstgeschiedenis het geweld in de koloniën aan de kaak te stellen. Ondanks dit mooie streven laat het tekstbordje zien hoezeer de betekenis van deze diamant nog steeds wortelt in negentiende-eeuwse kennis en nationale zelfbeelden. Zo valt er te lezen: “Nadat er problemen waren ontstaan rond de troonsopvolging besloot Nederland (…) het sultanaat (…) met geweld in te lijven. De diamant werd tot Nederlands staatsbezit verklaard”. Hierbij wordt volledig voorbij gegaan aan het feit dat Nederland zelf die dynastieke problemen had gecreëerd. Het geweld dat vervolgens ontstond, wordt hier gepresenteerd als een logisch gevolg van die problemen en als een haast noodzakelijke ingreep – dat het recht van Nederland om iets met geweld in te lijven zeer omstreden is, wordt nergens vermeld. De uitdrukking “iets tot staatsbezit verklaren” is daarbij extra schrijnend, omdat dat laat zien hoe eenzijdig, door de ‘verkeerde’ partij, het recht op de diamant werd bepaald. Oorlogsbuit wordt het, in tegenstelling tot de kostbaarheden uit Lombok, niet genoemd – ondanks dat het Rijksmuseum in 1986 de diamant niet wenste tentoon te stellen vanwege zijn gevoelige herkomst. Anno 2017 is tevens de stem van de sultan, de Indonesische overheid, Indonesische wetenschappers of bevolking nog steeds nergens te horen. Deze dehumanisering en objectivering van de geschiedenis, die al begon met de betekenis die de Nederlanders rond 1850 aan de diamant toeschreven, zien we ook in de titel van het object op het tekstbordje: het object heet gewoon “diamant”. Dat het een van de meest persoonlijke bezittingen van een voormalige vorst was, een uiting van zijn identiteit en soevereiniteit, wordt niet vermeld. De mens achter het juweel en de oorspronkelijke betekenissen zijn nog steeds naar de achtergrond verdrongen ten faveure van een narratief van Nederlandse natievorming en koloniale staatsvorming. In het eenentwintigste-eeuwse tekstbordje wordt deze rond 1900 aan de diamant toegeschreven nationaal-koloniale symbolische betekenis en koloniale blik op de sultan dus nog steeds benadrukt. Hieruit blijkt hoe probleemloos en kritiekloos negentiende-eeuwse denkbeelden over macht en identiteit in een museale context keer op keer herhaald en geïmiteerd worden. Dat kan, omdat ze als vanzelfsprekend, als de werkelijkheid, worden beschouwd. We zien hier hoezeer het door Wekker geconstateerde koloniaal cultureel archief zich manifesteert en daarbij teruggrijpt op de negentiende eeuw, zonder dat bezoekers of conservatoren zich daarvan bewust zijn, omdat het zo’n onderdeel is van hun vertrouwde referentiekaders.
Caroline Drieënhuizen in Een ‘lelijk vuil ding’: een diamant in het Rijksmuseum en de doorwerking van koloniaal denken (Carolinedrieenhuizen.wordpress)