Leo en Jan Lucassen gaan in hun nieuwe boek teveel mee in een nationalistisch vertoog
Zo eindigt het eerste hoofdstuk, zoals ieder hoofdstuk, met een paragraaf “Winst en verlies” waarin zogezegd de balans opgemaakt wordt van de behandelde periode. Een winstpunt van de “voormalige gastarbeiders” dat “Winnaars en Verliezers” noemt is dat zonder hun komst “de lonen nog veel harder gestegen [zouden] zijn, met alle negatieve gevolgen van dien voor de Nederlandse concurrentiepositie”. Maar wie profiteerden dan van die concurrentiepositie? De arbeiders wiens lonen laag gehouden werden? Dit bevestigt juist centrale stellingen van Wilders: dat alleen ‘de elite’ baat heeft bij immigratie terwijl gewone mensen met de negatieve gevolgen als lage lonen opgescheept zitten en dat ‘de linkse elite’ hier geen oog voor heeft. De daaropvolgende hoofdstukken gaan verder terug de tijd in, tot de befaamde ‘Gouden Eeuw’, die de auteurs laten lopen van 1550 tot 1850 aan toe. De auteurs bespreken hier hoe immigranten bijdroegen aan het succes van de Nederlandse Republiek. Ook hier weer een in het oog springend voorbeeld van hoe het accepteren van een nationalistische raamwerk tot bepaalde conclusies dringt: een van de zogenaamde successen van immigratie is namelijk de bijdrage van immigranten aan Nederlandse kolonialisme. Alleen iemand voor wie het bij voorbaat vaststaat dat Nederlandse belangen prioriteit hebben boven die van de slachtoffers van kolonialisme, kan zo’n conclusie zonder hypocrisie aanvaarden. Een nationalist als Wilders zal geen probleem hebben met de conclusie dat onder andere buitenlandse huurlingen nuttig werk deden voor de Republiek.
Alex de Jong in Voor een kritische behandeling van het integratiepesimisme is een ander kader nodig (Grenzeloos)