Wat links nu te doen staat
Kapitalisme heeft van het begin af aan geprofiteerd van een exploitatie van onbetaalde arbeid, van arbeid die niet in de kapitalistische calculaties hoefde te verschijnen. Bijvoorbeeld de arbeid van mensen die geen arbeider maar kapitaal waren, van tot slaaf gemaakten. Of de onbetaalde arbeid van vrouwen. Geen adequate kapitalismekritiek kan voorbij gaan aan de zowel historische als blijvende effecten van het tegelijk exploiteren en uitvlakken van zulke vormen van arbeid, zonder welke de kapitalistische orde ook op dit exacte moment volledig zou instorten. Deze vormen van arbeid zijn het menselijk equivalent van het tot “natuurlijke hulpbron” externaliseren van de aarde. Politieke ecologie, feminisme en anti-racisme hebben dus gedeelde grond. Een eco-feministische analyse van financieel kapitaal als die van Mary Mellor levert inzichten op die de overwegend witte en mannelijke politieke economie simpelweg nog nodig heeft. Hetzelfde geldt voor het Black Studies-perspectief van een denker als Fred Moten. Witte politieke economie kan daarvan leren, en komt dan tot een beter begrip van hedendaags kapitalisme. De opdeling van arbeiderspopulaties in rassen, etniciteiten, culturen en genders is verre van secundair, maar staat juist centraal in kapitalistische accumulatie, omdat arbeiderspopulaties erdoor verdeeld worden en arbeid er goedkoop door gemaakt wordt. Met andere woorden: kapitaal moet verschillen tussen arbeiders creëren om arbeid überhaupt te kunnen uitbuiten. Waarom zijn mensen ooit akkoord gegaan met het looncontract? Omdat zij via die institutie in elk geval deelgenoot gemaakt werden van bedrijfswinsten en, gaandeweg, burgerlijke privileges kregen die anderen opzichtig werden ontzegd en op grond waarvan die voordelen überhaupt mogelijk waren. Tegelijkertijd werd hun arbeid goedkoper en werd hun politieke steun aan imperialistisch geweld bezegeld met nationaal burgerschap. Een raciale ordening die arbeidskansen langs lijnen van kleur ordent en die financiële schuld ongelijk verdeelt, speelt arbeiders tegen elkaar uit en maakt solidariteit moeilijker. Wie dan zegt “terug naar de klassenstrijd” verwijst feitelijk naar een geschiedenis van koloniaal en patriarchaal geweld, begrijpt niet hoe racisme en seksisme precies die klassenstrijd verhinderen, en dat de strijd tegen racisme en seksisme dus een noodzakelijke alliantie vormt voor andere (witte, mannelijke) vormen van anti-kapitalisme. Dit onbegrip uit zich in het gebruik van de misleidende term “witte arbeidersklasse”. Dat is op zich al een afleidende term omdat Brexit, Trump of Forum voor Democratie in belangrijke mate door een middenklasse gesteund worden. Maar überhaupt is “witte arbeidersklasse” op geen enkele manier een werkzaam concept voor een anti-kapitalistische politiek. Er is geen economisch gefundeerd klassenbewustzijn dat een “witte arbeidersklasse” onderscheidt van andere arbeiders. Sterker: het is een racistisch construct dat juist klassenstrijd onderdrukt door arbeiders langs raciale lijnen te verdelen en “witte arbeiders” aanroept om als ordetroepen op te treden tegen de zogenaamde aantasting van hun “verdiensten”.
Willem Schinkel en Rogier van Reekum in Wat links nu te doen staat (Groene)