Lof der platheid. Over campusprotest en academische gemeenschap
Eerst was er de reactie van het College van Bestuur (CvB) op de bezetting van de ruimte voor de aula door studenten van OccupyEUR op 7 en 8 februari. Zij eisten een einde aan banden met de fossiele industrie, aan precaire contracten, aan studieschuld en aan de slechte toegankelijkheid van de campus. Bij een eerdere bezetting in november 2022 werd direct de politie gebeld. Dit keer duurde dat een dag. Er sprak een volslagen onbegrip van campusprotest uit, en een soort aanharkreflex, een veiligheids- en hygiëneneurose. Toen de studenten hun actie niet op dag één wilden laten verwateren tot een ‘dialoog’ op voorwaarden van het CvB, was de boodschap van de bestuurders, geheel conform de huisstijl: plEUR dan maar op met je pogingen om van deze universiteit meer te maken dan een diplomafabriek en een lobbylounge voor stropdasmannetjes die net als hun papa willen cashen op de planetaire plundering die kapitalisme heet. Wie zo snel terug naar normaal wil, rust op wankele basis. In een oekaze waarin de kinderlijke frustratie doorklonk, heette het dat de bezetting nu ‘illegaal’ was, en geen protest, en dat zij bovendien niet paste bij een ‘academische gemeenschap’, die immers niet verstoord kon worden ‘omdat een kleine groep een bepaalde mening heeft’. Het CvB: “Op geen enkele manier hebben jullie laten blijken open te staan voor een dialoog. Deze houding past niet bij een academische gemeenschap en de Erasmiaanse waarden en het draagt ook niet bij aan echte oplossingen.” Wat een gewenning aan de ervaring belangrijk gevonden te worden. En wat een potsierlijk ongeduld als je één keer je zin niet meteen krijgt. Bestuurders kunnen kennelijk geen protest herkennen als het niet platgeslagen wordt tot het ‘uiten van een mening’, en wel in een format dat zijzelf bepalen. Ze denken bovendien, met een bijna aandoenlijk historisch en politiek-theoretisch amateurisme, dat een protest iets is dat niets verstoort. Tot slot blijkt – en dat is een niet onbelangrijke oogst – dat ze over de klimaatcatastrofe alleen in technocratische termen kunnen denken, als een ‘probleem’ dat om een ‘oplossing’ vraagt. Maar dan weer geen oplossing die de bestaande machtsverhoudingen zou veranderen. Dat zou gewoon ‘een bepaalde mening’ zijn. Voor mensen die zo weinig wensen bij te sturen, is ‘bestuurder’ een genereus begrip.
Willem Schinkel in Lof der platheid. Over campusprotest en academische gemeenschap (Erasmusmagazine.nl)