Mensen kopen in Amsterdam
Vanaf het eind van de zestiende eeuw tot 1863 was Nederland betrokken bij slavernij en slavenhandel. Honderden Amsterdamse en Zeeuwse schepen werden in deze periode uitgerust om in Afrika mensen te kopen. Deze mensen werden vervolgens als slaven verkocht aan West-Indische plantages. Maar je hoefde niet naar Suriname of Berbice af te reizen om slaveneigenaar te worden. In de achttiende eeuw woonden steeds meer plantage- en dus slaveneigenaren in Amsterdam of elders in de republiek. Veel van deze slaveneigenaren zijn nooit in de koloniën geweest. Plantages, inclusief de daarop als slaaf te werk gestelde mensen, werden in Amsterdam op een veiling of “uit de hand” verkocht. Vervolgens ging men naar de notaris om het koopcontract te tekenen. Wie door achttiende-eeuwse kranten bladert, komt dan ook regelmatig advertenties tegen voor de verkoop van Surinaamse plantages. Op 30 september 1767 kochten Luitenant Colonel Pelgrom Maximiliaan van Son en de heer Everardus Dudok ten overstaan van Notaris Homrigh de Surinaamse koffieplantage Leverpoel voor tweehonderdduizend gulden. Voor dat bedrag kregen zij niet alleen de grond, maar ook alle “beplantingen, gebouwen, gereedschappen, slaven, slavinnen, [en] beesten”. Volgens de bij de koop geleverde inventaris, ging het om 141 mensen. Daarnaast zouden er nog “negen jonge bekwame gezonde en werkbaare mans slaven” voor rekening van de voormalige eigenaar worden gekocht. Zonder een stap in de kolonie te hoeven zetten, werden Van Son en Dudok dus eigenaar van hondervijftig mensen, gekocht in het bijzijn van de Amsterdamse notaris.
In Mensen kopen in Amsterdam (Alleamsterdamseakten)