Middenklasse correspondent weigert om zowel verslechteringen als onze strijd voor verbeteringen waar te nemen

“Klimaatcrisis, wooncrisis, zorgcrisis: het is niet gek dat gen Z pessimistisch is over de wereld. Maar het verleden én het heden laten zien: er is alle reden om in vooruitgang te blijven geloven”, zo promootte onlangs De Correspondent op Twitter het artikel “Waarom ik (26 jaar) nog altijd geloof dat de toekomst beter wordt (ondanks alle crises die ons teisteren)” van Simon van Teutem. Twee gedachtestromen zijn een groot gevaar voor de kracht van de progressieve beweging. Fatalisme: het bevriezende idee dat we reddeloos verloren zijn. Zelfgenoegzaamheid: het idee dat alles vanzelf goed komt. En in de strijd tegen fatalisme is Van Teutems artikel zelfgenoegzaam.

In grote lijnen ben ik het eens met de strekking van dit artikel: we moeten niet bij de pakken neer gaan zitten. De politiek van de status quo heeft er baat bij om ons te vertellen dat verandering onmogelijk is. Dat soort “doomerisme” werkt alleen bevriezend.

Maar fatalisme is niet alleen slecht. Strijden voor verbetering betekent dat je een analyse moet maken van welke strategieën wel en niet werken. Dat vereist twee erkenningen: 1. dat we altijd íets kunnen doen, maar 2. dat niet álles werkt.

Zelfgenoegzaamheid, in de ergste vorm, is het idee dat het niet uitmaakt wat we doen, omdat alles toch wel goed komt. Het erkent stelling 1, maar ontkent stelling 2. Daarmee is zelfgenoegzaamheid geen tegenpool van het fatalisme, maar de andere kant van dezelfde munt.

Want ook zelfgenoegzaamheid bevriest. Wie denkt dat alles wel goed komt, gaat zelf de strijd niet aan, terwijl dat juist is wat we nodig hebben. Wat dat betreft zijn Van Teutem en ik het eens, blijkens zijn stuk, maar zijn betoog riekt naar zelfgenoegzaamheid.

Neem de optimistische vergelijking tussen zure regen en klimaatverandering. Inderdaad, het is de wereld in de afgelopen dertig jaar gelukt om een begin te maken met het herstel van de ozonlaag en om zure regen in Europa voor een groot deel te beëindigen.

Grondlegger hiervan is het Montrealprotocol, waarin bindende internationale afspraken zijn gemaakt om bepaalde stoffen te verbieden, en zo de ozonlaag te beschermen. Dit is een voorbeeld van succesvolle internationale actie om het milieu te beschermen.

Ditzelfde is geprobeerd als het gaat om CO2, maar dit plan is nooit uitgekomen. De succesvolle fossiele subsidie weet nu al meer dan drie decennia eenzelfde bindende constructie voor CO2 te voorkomen. Dit wordt ook wel “het verloren decennium” genoemd.

Verwijzing naar de Montrealprotocollen is niet genoeg. Je moet kijken waarom wat in Montreal lukte, voor de Parijsprotocollen niet is gelukt. Zoals wetenschapper Simon Clark doet met zijn werk. Die analyse mis ik in Van Teutems stuk.

Dezelfde scepsis ontbreekt ook bij de cijfers over windturbines, warmtepompen en zonnepanelen. Ja, die cijfers zijn op het eerste oog indrukwekkend, maar absolute cijfers zijn vaak misleidend.

Ook met deze grote aantallen ligt Nederland nog niet op schema. Zeker op het gebied van warmte ligt Nederland zelfs met de meest positieve prognoses achter op de gestelde doelen. En zelfs de gestelde doelen beperken klimaatverandering onvoldoende.

En wat het artikel ook niet noemt, zijn de gigantische bedragen die opgaan aan compleet onzinnige projecten, zoals CO2-opslag in de Noordzee. Projecten waardoor oliebedrijven gewoon door kunnen gaan met hun fossiele industrie.

Dit, terwijl we weten dat CCS-projecten grotendeels mislukken, vanwege de hoge (energie)kosten voor het opslaan van CO2. Dit soort projecten zijn gedoemd te mislukken, maar Nederland telt ze wel mee in hun prognoses, die er dus veel groener uitzien.

En dan zijn er nog de projecten van de fossiele industrie zelf. Eerder deze maand legde Shell nog de bouw stil van een waterstoffabriek (waarmee ze al jaren reclame maakten voor hun ‘groene vingers’). Het beeld dat Van Teutem schetst is dus eenzijdig.

Een deel van het klimaatoptimisme haalt Van Teutem uit het feit dat veel partijen nog “expliciet” achter de klimaatdoelen van Parijs staan. Maar dat zijn ook partijen als de VVD, die bij woord achter de klimaatdoelen staan, maar in beleid vooral Shell en Schiphol spekken.

Dit wijst op het centrale probleem in klimaatpolitiek: kapitalisten blijven trucs uithalen zodat ze zo lang mogelijk kunnen blijven investeren in fossiele brandstoffen. En zolang die investeringen blijven renderen, zullen de investeerders dat rendement beschermen.

Onze conclusie moet dan zijn dat er geen goede marktoplossingen zijn voor de klimaatproblematiek. Gezien de PVV-winst zijn ook parlementaire oplossingen niet denkbaar. De vraag is dan: als dát niet werkt, wat wél? Maar aan die vraag komt Van Teutem, door zijn optimisme, niet toe.

Hetzelfde optimisme laat Van Teutem los op de huizenmarkt. Er zijn in 2023 wel 73.000 woningen bijgebouwd! Er wordt echter niet verteld hoeveel sociale huur-woningen dit zijn; nieuwe middenhuur-woningen laten de gemiddelde huurprijs alleen maar stijgen.

En ook het oplossen van het “woningtekort” wordt aangehaald. De vraag is of dat een succesmetriek is die we moeten aanhouden. De vraag is of de huren ook daadwerkelijk gaan dalen als het “tekort” opgelost zal zijn, zeker als dat pas in 2028 is.

De vraag wat als succes moet worden gemeten, komt ook op als het gaat over vergrijzing. Blijkbaar is het verhogen van de pensioenleeftijd en de nettoarbeidsparticipatie iets om positief over te zijn. In plaats van: mensen worden gedwongen om meer en langer te werken.

De vraag is ook niet of vooruitgang mogelijk is. Vanzelfsprekend is vooruitgang mogelijk. De vraag is: op welke manier is die vooruitgang mogelijk? En wat is überhaupt vooruitgang te noemen? Dat blijkt ook uit de voorbeelden die Van Teutem geeft over eerdere angsten.

Want terecht verwijst hij naar de krakersrellen van de jaren tachtig. Maar de les die we hieruit kunnen afleiden, is dat de angsten van de krakers waarheid zijn geworden. De rellen zijn neergeslagen en in de jaren negentig is de volkshuisvesting geliberaliseerd.

Maar daar zien we de centrale denkfout in het betoog van Van Teutem: hij gaat ervan uit dat alles nu beter is dan in het verleden. Dat de geschiedenis van de afgelopen honderd jaar een geschiedenis van passieve vooruitgang is geweest. Alsof de optimisten van toen gelijk hadden.

Maar die vooruitgang is niet bereikt door te wachten op de politiek. Wie de cijfers erbij pakt, ziet een enorme werktijddaling rond 1917 (toen revolutionaire vakbonden de achturige werkdag afdwongen) en in 1960-70 (de hoogtijdagen van de Nederlandse vakbonden).

Als de mensen van toen hadden vertrouwd in “het systeem” om hen te redden, dan waren deze vooruitgangen nooit behaald. Maar Van Teutem schrijft het toe aan een “geest van vooruitgang”, alsof de maatschappij uit zichzelf verbeterd is. Alsof optimisme heeft gewonnen.

Als zijpad moeten we nog even kijken naar het slechtste argument uit het stuk: dat moderne dertigers liever in de moderne tijd leven dan in het verleden. Wat meet je precies met deze vraag? Wat voor nuttige informatie win je hieruit? Dit is gewoon een zwaktebod.

De laatste veertig jaar worden juist gekenmerkt door enorme verslechteringen: in de positie van vluchtelingen, in inkomen vergeleken met arbeidsproductiviteit, in wonen, in rechtsbescherming… Allemaal gevolgen van de invoering van neo-liberalisme.

Naast die erkenning van achteruitgang mist in het stuk ook een erkenning van de horden van vooruitgang. Wie staan vooruitgang in de weg en waarom? Hoe is vooruitgang in het verleden wel bereikt? Wie waren toen de tegenstanders?

Want vooruitgang is niet apolitiek. Vooruitgang voor de een is achteruitgang voor de ander. In dit geval: de vooruitgang in arbeidsproductiviteit en “goedkope arbeid” is een achteruitgang geweest voor arbeiders. En dat de machtsverhoudingen tegen vooruitgang zijn geënt.

Dus: geloof ik in vooruitgang? Nee, ik strijd voor vooruitgang. Ik geloof niet dat vooruitgang uit zichzelf gebeurt, en dat we gewoon kunnen wachten tot politici dit voor ons doen. Daar kunnen we niet op wachten.

En daarover zijn Van Teutem en ik het eens, want ook hij waarschuwt voor zelfgenoegzaamheid, zoals hij ook waarschuwt voor zwartkijkerij. Maar zijn stuk wist de achteruitgang van de afgelopen veertig jaar weg, en wist tegelijkertijd honderd jaar strijd uit door het niet te benoemen.

En hoewel fatalisme een probleem is in de politieke sfeer, zijn er veel meer zelfgenoegzame middenklassers in invloedrijke posities die door optimisme zijn bevroren dan activisten die door zwartgalligheid een handdoek in de ring hebben gegooid.

Het antwoord is dus niet om grenzeloos optimisme te prediken, maar te analyseren. Bewijs maar waar de kansen liggen, waar en hoe we strijd kunnen voeren, welke structuren ons tegenwerken. In plaats van deze vage ode aan de geest van vooruitgang.

Bo Salomons

(Dit artikel verscheen eerder als draadje op Twitter.)