Mistvorming rond het neo-liberalisme
Het neo-liberalisme is vanaf het begin af aan een verzamelterm waarbinnen drie voornaamste stromingen kunnen worden onderscheiden: de Oostenrijkse School (Mises, Machlup, Hayek), de Duitse ordoliberale school (Eucken, Röpke, Müller-Armack, Erhard, Rüstow), en de Amerikaanse Chicago School (Friedman, Stiegler, Knight, Director). Deze stromingen verschillen van gedachten wat betreft de mate van overheidsingrijpen (het ordoliberalisme legt meer nadruk op de sterke staat) en epistemologie (de Chicago School is positivistisch, de andere twee meer theoretiserend) maar vinden elkaar door een negatieve positionering ten opzichte van laisser faire en klassiek-liberalisme enerzijds en het keynesianisme en centrale planning anderzijds. De basale these van het neo-liberalisme is dat de bestaansvoorwaarden voor de vrije markt gerealiseerd moeten worden door overheidsingrijpen. Of daar een grote of juist een kleine overheid voor nodig is, en wat precies het domein van overheidsingrijpen is, daar verschillen de meningen over. De bestaande verwarring over het neo-liberalisme is gerelateerd aan het feit dat de Chicago School zeer dominant wordt in het MPS-netwerk vanaf de jaren zestig. Daardoor wordt het neo-liberalisme vaak gelijkgesteld met de Amerikaanse variant daarvan, gekenmerkt door een fel anti-étatisme. In de VS gebruikt men de term neo-liberalisme echter bijna niet, omdat het woord “liberal” sinds de New Deal met linkse overheidsinterventie wordt geassocieerd. In de VS spreekt men eerder van conservatism of libertarianism als het over vrijemarktdenken gaat. En alhoewel het neo-liberalisme bovenal ontwikkeld is als een economische politiek, komt de term neo-liberalisme in de economische wetenschap nauwelijks terug. Neo-liberale aannames worden onder de noemer van monetarisme, neo-klassieke economie, public choice of supply-side economics besproken. Een bijkomende reden voor onduidelijkheid is dat de Europese neo-liberale intellectuelen vanaf de jaren zestig besluiten om zich niet meer neo-liberaal te noemen, omdat zij ondervonden dat de term vaak tegen hen werd gebruikt. Sindsdien – en zeker na de staatsgreep van Pinochet in Chili, waar Friedman en Hayek zich expliciet mee hebben geassocieerd – heeft de term een eenduidig negatieve betekenis gekregen.
Merijn Oudenampsen in Mistvorming rond het neoliberalisme (Tenk)
Mistvorming?
Ach het is toch heel duidelijk, het gaat om vrijheid. Een liberaal zal er alles aan doen om eerst je armen en benen
te ketenen om je vervolgens de mond te snoeren. En dat allemaal om zelf als Liberaal vrij te kunnen zijn.
Maar let op het gaat om de ‘eigen persoonlijke’ vrijheid van de Liberaal.
En niet om de vrijheid van mensen die onder het gevoerde liberaal beleid vallen.
Want dat beleid is repressief en reactief en alleen voor de ‘gelijken’ voor de rest is het blind en ketenend.
Eigenlijk kan je een liberaal een neo-slavendrijver noemen het maakt voor het beleid en de
aantasting van de persoonlijke vrijheid niet uit.
Als de mist optrekt zal de vrijheid weg zijn.
Ps: Wat ik zo vreemd vind is dat hoe je het Neoliberalisme ook noemt het er in is geslaagd om met
economisch markt denken de politiek te veroveren en het hart de emotie die vroeger bepaalde besluiten
tegenhield als een stormram weg te drukken. Maar ja een echte liberaal gelooft niet in liefde en geluk maar in de
markt. En natuurlijk in het kopen van liefde en geluk. Dat de knecht die gekocht word voor de liefde hier niet
echt gelukkig mee zal zijn, dat maakt een Neoliberaal niet uit. Die gelooft namelijk nog wel in Sinterklaas.