Na de verkiezingen: hoe nu verder?

Panopticum.
De verkiezingen zijn achter de rug. Velen hebben wat ze noemen “strategisch” gestemd, op de PvdA of omgekeerd op de VVD, hoewel ze het eigenlijk eens zijn met bijvoorbeeld de SP of de PVV. Het gevolg kennen we. Twee hele grote partijen, een liberale en een sociaal-democratische, die op elkaar aangewezen zijn. Terwijl ik dit schrijf, is de neo-liberale VVD-havik Henk Kamp benoemd tot verkenner. Dat geeft al aan waar de kabinetsformatie toe zal leiden: het in misschien iets andere bewoordingen en accenten voortzetten van het neo-liberale beleid van het kabinet Rutte I.

In feite zijn de sociaal-democratische bestuurders van de PvdA al enige tijd bezig om het neo-liberale beleid met een nieuw ideologisch sausje te overgieten, op een manier die kan aansluiten bij het gehak van Kamp en de zijnen op de mensen die het het minst breed zitten, zoals bijstandsgerechtigden. Door het nieuwe kabinet zullen onder impuls van de sociaal-democraten wat fooien van enkele honderden miljoenen euro’s worden uitgedeeld voor de groepen aan de onderkant van de samenleving, bij alle bezuinigingen van vele miljarden. Die fooien zijn zogenaamd gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid van mensen, maar dienen vooral om hen weerbaarder te maken in de concurrentiestrijd met anderen. En er zal een hernieuwd beroep gedaan worden op “het maatschappelijk middenveld”, de buren en de familie om al dan niet verplicht de mantelzorg of de verdere verzorging van naasten via onbetaald werk op zich te nemen, onder het motto: eigen verantwoordelijkheid is belangrijk. Dat gaat gepaard met bezuinigingen op buurtvoorzieningen, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en de professionele hulpverlening. Lokale sociaal-democratische bestuurders brengen het nieuwe beleid al in praktijk en zullen beperkte bedragen uit Den Haag krijgen om hun beleid voort te zetten. Via het zogenaamde welzijnswerk nieuwe stijl, dat samengaat met forse bezuinigingen op allerlei voorzieningen en met het ontslag van veel buurthuis- en welzijnswerkers, wordt een beperkte hoeveelheid geld voor de arme buurten uitgetrokken, waarbij de bal bij de bewoners wordt gelegd. Zij moeten initiatieven nemen en geactiveerd worden om iets te organiseren en daar al hun vrije tijd in steken. Buurthuismedewerkers die voor het buurthuis een programma kunnen opzetten, zijn er steeds minder, sterker nog, als ze er nog wel zijn, mogen ze niets doen, behalve “procesbegeleiding”. De beperkte bedragen die zullen worden uitgetrokken voor “de begeleiding” van burgers en de bevordering van zelfredzaamheid en kansen, zullen vooral fungeren als disciplineringsinstrument om de mensen aan de onderkant van de samenleving, die geen perspectief hebben op een beter bestaan, in het gareel te houden, zoals tot nu toe is gebeurd onder lokaal bestuur van sociaal-democratische huize. Die mensen worden gedwongen om de onderbetaalde flexibele baantjes te nemen die de in concurrentiestrijd verwikkelde bazen hen toewerpen.

Deze kritiek is niet nieuw. Ik heb hem vele malen geventileerd en samen met mij gelukkig vele andere criticasters. Heeft dat eigenlijk wel echt effect gehad? Het blijkt ook dat velen vinden dat ik het te somber zie. Ze zeggen dat de PvdA in het nieuwe kabinet toch wel de bezuinigingen op de zorg zal verminderen, dat er geen hogere eigen bijdragen komen, dat de uitkeringen en het minimumloon niet omlaag zullen gaan, dat de sociaal-democraten versoepeling van het ontslagrecht zullen tegenhouden en nog meer mooie dingen. Ik ben wat dat betreft somberder, zeker als de crisis doorvreet. Waar het mij om gaat, is dat op sommige punten het beleid misschien wat minder rechts zal zijn, maar dat het uitgangspunt van Rutte I – het vooral treffen van mensen aan de onderkant van de samenleving, in de bijstand, de Wajong, de WSW en de WW – zal worden voortgezet. Misschien dat in de publieke opinie figuren als Kamp en andere VVD-ers hun toon in ideologische zin wat zullen matigen en dat het beleid zal worden overgoten met sociaal-democratische prietpraat over het stimuleren van zelfontplooiing, eigen verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en burgerschap. Maar ik vraag me nu voor mezelf af hoe ik hier op zal moeten reageren. Het bovenstaande negatieve verhaal zal niet erg aanslaan, denk ik, hoe waar het in mijn ogen ook is.

Reformisme

Laten we het verder eens hebben over hoe sommige pleitbezorgers van een linkse politiek, die teleurgesteld zijn in het beperkte verkiezingsresultaat van de SP, de zaak analyseren. Wat in die kritiek op de verkiezingscampagne van de SP naar voren wordt gebracht, is onder meer het argument dat de SP haar onversneden linkse standpunten beperkt heeft geventileerd, en dat Roemer zich richtte op de mogelijkheid van regeringsdeelname of zelfs leiding van de regering, een strategie op basis van de peilingen tot drie weken voor de verkiezingen, toen de SP boven de 30 zetels stond. Daarbij begon hij al bij voorbaat SP-standpunten in te leveren, zoals de leeftijd waarop je met pensioen gaat. Die strategie zou zijn mislukt, aldus de critici, die ervoor pleiten om terug te keren naar de vroeger gebruikelijke linkse politiek: samen met sociale bewegingen van onderop nieuwe organisatiestructuren en op termijn massale buitenparlementaire oppositie opbouwen. Daarin kan het parlementaire werk een rol spelen, maar de strijd op het Binnenhof is niet het enige of het belangrijkste. De SP zou haar aanhang hebben verloren omdat de partij de van oudsher gangbare weg (binnen- en buitenparlementaire strijd hand in hand) althans gedeeltelijk verlaten zou hebben. Ook deze kritiek is in mijn ogen een herhaling van zetten, net als mijn eigen visie. Dat soort verhalen heeft geen effect, althans te weinig. Hoe komt dat?

Mijns inziens omdat we er onvoldoende in slagen om een perspectief naar voren te brengen voor een andere politiek. Het gebrek aan succes van de SP komt volgens mij niet zozeer voort uit een tegenstelling tussen reformisme en meer radicaal-linkse politiek, want ook Samsom is een reformist en hij had juist heel veel succes. Ik denk dat de PvdA-voorman er in de media gewiekster dan Roemer in is geslaagd om althans de schijn van een – gematigd – links perspectief voor het voetlicht te brengen. Nederland sterker en socialer, en dat met de PvdA in de regering. Roemer is daar niet in geslaagd. Enerzijds bleef de SP vasthouden aan linkse standpunten en de verschillen benadrukken met rechtsere partijen, en zei de SP-voorman voorstander te zijn van een linkse regering, met een links blok, terwijl het zonneklaar was dat links samen nooit meer dan 60 zetels zou halen en gedwongen zou zijn om op zijn minst met het midden en zelfs met de VVD te regeren, die Roemer vrijwel uitsloot. Anderzijds schoof hij qua standpunten op naar het midden en durfde hij in de discussies een zeer kritische analyse van de banken- en economische crisis niet te maken, terwijl Samsom dat wel deed, om zo een regering van links-centrum dichterbij te brengen, waarop andere partijen reageerden met: we gaan nooit met de SP regeren. Zo opereerde Roemer tegenstrijdig en zonder perspectief, waar de andere partijen in het midden en op rechts graag gebruik van maakten om de SP buiten spel te zetten. Zowel het streven naar een meer radicale politiek als het reformisme falen wanneer er geen perspectief op realisering is. Dat hoeft geen perspectief op korte termijn te zijn, en je hoeft er ook niet de meerderheid voor te hebben. Maar het gaat om een perspectief op de langere termijn, op basis van een analyse van de maatschappelijke ontwikkelingen en krachtsverhoudingen. En ook radicaal-links biedt dat perspectief momenteel in mijn ogen niet, sterker nog, het versterkt in bepaalde opzichten haar eigen machteloosheid.

Intimidatie

De utopie die door radicaal-links voor het voetlicht wordt gebracht heeft twee kenmerken. Ten eerste worden de misstanden in de samenleving fel bekritiseerd. Ten tweede wordt een schets gegeven van een mooie samenleving, met de opbouw van een organisatie van onderop. Hoe juist dit allemaal ook is, daarmee heb je nog geen breder perspectief dat grotere groepen kan inspireren om in verzet te komen. Sterker nog, als dat perspectief ontbreekt, kunnen de twee punten tegen je werken. Mensen raken gefrustreerd als ze de beschrijvingen lezen van wat er allemaal slecht is. Ze gaan zich machteloos voelen, omdat ze het idee hebben dat ze er niets tegen kunnen doen. Dreigen met hel en verdoemenis, met de ecologische en klimaatcrisis, de energiecrisis, de armoede, dat werkt niet. En als ze alle mooie doelstellingen lezen, raken ze ook gefrustreerd, omdat ze het gevoel hebben dat het nooit bereikt zal worden. “Wees toch realistisch”, zeggen ze dan.

Om perspectief te ontwikkelen zullen we meer moeten uitgaan van een analyse van de maatschappij, waarbij we laten zien dat er grote kansen zijn op positieve verandering. Maar hoe doe je dat? Ik weet het ultieme antwoord ook niet. Laat ik om wat dichterbij het antwoord te komen, als voorbeeld nemen de perspectieven van bijstandsgerechtigden, die het met het nieuwe kabinet in mijn ogen zwaar zullen krijgen. Al jaren circuleren op internet verhalen over misstanden op dit terrein, onder meer op het gebied van de reïntegratie-industrie, waar bijvoorbeeld Jacqueline Grosman jaren geleden al aandacht aan heeft besteed. Maar dat veroorzaakt geen langer durende opschudding. Wel is het beleid wat veranderd, waardoor bijvoorbeeld minder particuliere reïntegratiebureaus worden ingeschakeld. Ook zijn er diverse pogingen geweest om werklozen in de reïntegratie-industrie te organiseren. Dat is niet gelukt. De verdeel- en heerspolitiek en de intimidatiestrategie die overal wordt toegepast, is erop gebaseerd dat de bijstand het laatste vangnet is. Daarna is er niets meer, dus het dreigen met en het opleggen van strafkortingen op de uitkering vormt een zeer effectief wapen. Vooral omdat veel uitkeringsgerechtigden in een dwangpositie verkeren, om het zo maar te zeggen. Ze zijn vader of moeder van een klein kind, ze zitten in de schuldsanering waar ze uitvliegen als ze een maand geen uitkering hebben, ze zijn verplicht om met behoud van uitkering te werken, op straffe van korting op de uitkering, enzovoorts.

Als die dreiging minder zou zijn, dan zou ook de effectiviteit van de intimidatie minder zijn, denk ik. In dit verband is het mijn ervaring als medewerker van de Bijstandsbond dat het bijstandsgerechtigden, wanneer ze het echt niet meer trekken en wel moeten gaan procederen tegen de gemeente, in zeer veel gevallen lukt om de kortingen en stopzettingen van tafel te krijgen. Wat daarbij in Amsterdam opvalt, is dat er bij de Dienst Werk en Inkomen een soort concurrentiestrijd gaande lijkt te zijn tussen de afdeling Juridische Zaken, die strikt volgens de wet wil werken, en de afdeling strategisch beleid, waar ze als het ware het onderdrukkingsregime in de vorm van projecten ontwerpen. Juridische Zaken wil soms bepaalde beleidsmaatregelen verwerpen omdat die voor de rechter geen stand zullen houden, terwijl Strategisch Beleid voorbij de bestaande regelgeving wil komen en daar gaten in wil schieten Er zijn echt fricties tussen die afdelingen. Het gaat dus niet om een eenduidige en feilloos verlopende onderdrukkingsmachinerie. Ook is het niet zo dat de klantmanager van een protesterende bijstandsgerechtigde altijd denkt: “Die lastpost ga ik eens flink pakken, want die zit me dwars”.

Panopticum

In dit verband moet ik denken aan het boek “Paria’s van de stad” van Loïc Wacquant, dat ik aan het lezen ben. Daarin staat dat het negativisme van de mensen in het getto en in de banlieus van bijvoorbeeld Frankrijk de relatie met de macht structureert. Ik moest daar lang over nadenken. Ik denk dat hij bedoelt dat de bewoners van het getto de mensen om hen heen buiten het getto en de maatschappij die daar bestaat, zeer negatief beoordelen, en steeds negatieve beschrijvingen erover ventileren. Daarmee benoemen ze de onderdrukking door de politie en alles dat daarmee samenhangt, onbewust als een perfect systeem waaruit geen ontsnappen mogelijk is. Dit bevordert en bevestigt de machtigen en hun macht, die zo alleen bestreden kan worden met individuele amok of criminaliteit. Hetzelfde mechanisme komt bij bijstandsgerechtigden voor. Wanneer ze vertrouwelijk met elkaar praten, dan komen alle onderdrukkingsaspecten voorbij, de fouten, het schandelijke gedrag van klantmanagers, het falen van de politieke bestuurders, de bankdirecteuren en hun bonussen, die niet aan banden worden gelegd maar zij zelf wel, de racistische werkmeesters, enzovoorts. Aangewakkerd door de publiciteit die de VVD en de PVV altijd krijgen over het streng aan het werk zetten en criminaliseren van uitkeringsgerechtigden, waar veel mensen heel emotioneel op reageren. Daarmee wordt het bestaan van een onderdrukkingssysteem waaruit geen ontsnappen mogelijk is, bevestigd en daarmee ook de almacht van de machtigen. Je kunt in elk geval in het openbaar maar beter doen wat ze zeggen, al is het maar voor de schijn. Er is immers geen andere uitweg, zo lijkt het.

Eerder heb ik in navolging van Wacquant en anderen het regime in de bijstand beschreven als een sociaal panopticum, als het gevoel constant in de gaten te worden gehouden, het gevoel dat de Sociale Dienst alomtegenwoordig is, aangewakkerd door berichten over bewakingscamera’s, het bespieden van uitkeringsgerechtigden en het opsporen van frauderende werklozen. Er schiet me nu te binnen dat al die berichten over opgepakte fraudeurs bewust onderdeel uitmaken van wat men “preventief beleid” noemt om fraude te voorkomen. Het publiciteitsbeleid van gemeenten is erop gericht om werklozen die geld nodig hebben, ervan te doordringen dat ze maar beter geen zwart werk kunnen doen, omdat de pakkans groot zou zijn. Het zou een idee kunnen zijn om te onderzoeken hoe dat preventieve beleid in elkaar zit, ook ten aanzien van dwangarbeid en allerlei andere werkprojecten, en om na te gaan in hoeverre gemeenten dat beleid ook doelbewust uitstippelen. Dat beleid draagt ook bij aan het sociaal panopticum. Ook al hebben bijstandsgerechtigden weinig contact met de Sociale Dienst, bijvoorbeeld maar eens in het half jaar, toch is die dienst constant in hun gedachten. Misschien wel iedere dag, wanneer ze nadenken over strategieën voor het geval dat: “Wat moet ik doen als….?” In het verlengde daarvan staan ontwikkelingen als medicalisering en juridisering van pogingen van werklozen om ontsnappingsroutes te vinden uit het sociaal panopticum. Op elk spreekuur van de Bijstandsbond komen uitkeringsgerechtigden binnenlopen en beginnen ze te praten over het nieuws. Dat zit velen hoog. “Heb je gisteravond in Pauw en Witteman gezien dat…? Het is toch een schande dat er zo over ons wordt gepraat!” Veel werklozen die het spreekuur bezoeken, vragen zich af: “Ik heb een oproep voor een gesprek gekregen, wat kan ik verwachten, wat willen ze, wat houdt dat werkproject in, hoe moet ik mij opstellen?”

Actieperspectief

Ik ben mij er pas de laatste tijd van bewust dat ik ook veel artikelen heb geschreven waarin ik de maatschappelijke onderdrukking beschrijf als een systeem waaruit geen ontsnappen mogelijk is. En dat ik daarmee naar de mensen toe niet helemaal goed communiceer in de zin dat ik zelf een eventueel actieperspectief om zeep help. Omdat bij al die beschrijvingen van het sociale panopticum de mensen denken: “Ja, het is een vreselijke onderdrukkingsmachine, ontsnappen is niet mogelijk, we kunnen maar beter doen wat ze zeggen”. Ik denk nu dat je de mensen ook duidelijk moet maken dat het geen perfect systeem is, dat er breuklijnen, tegenstrijdigheden en disfunctioneren in zitten. Daarmee kun je voor jezelf en anderen een actieperspectief creëren. Je kunt op zoek gaan naar de achilleshielen van het staatsapparaat en de tegenstrijdigheden in het systeem tegen elkaar uitspelen. Het grote voordeel van lokale acties is dan dat je het heel gedetailleerd concreet kunt maken, gekoppeld aan concrete personen, afdelingen, enzovoorts. Dat doen ze bij het organizen ook, heb ik begrepen. Eerst uitzoeken hoe een bedrijf in elkaar zit, welke hiërarchie er is, wie de sleutelpersonen zijn, van wie bepaalde beslissingen het meeste afhangen, dus: op wie we ons op welke manier moeten richten. Dat is een van de succesfactoren van die formule, denk ik. Maar ze hebben er bij het organizen miljoenen euro’s tegenaan gegooid, waarbij professionele krachten in dienst worden genomen die een en ander uitzoeken. Ik zie dat vrijwilligersorganisaties zonder geld niet zo gauw doen. Veel van die vrijwilligers zien het belang er ook niet van in, denk ik. Het is vrij moeilijk om die informatie boven water te krijgen. Blijkbaar lopen er in het onderdrukkingssysteem mensen rond die het eigenlijk allemaal ook te ver vinden gaan, maar die kritiek intern houden en uiteindelijk toch meewerken. Als ik zie hoe de advocaat van de Bijstandsbond opereert, die zich gespecialiseerd heeft in de Bijstandswet en alles dat daarmee samenhangt, dan zijn er veel mogelijkheden en hebben werklozen wel degelijk in het huidige systeem “hogerop”, bij andere ambtenaren of bij de rechter rechten. Het valt me daarbij op dat hij aan zaken denkt en uitwegen ziet die ik als niet-academisch geschoolde medewerker op juridisch gebied niet zie. Dat levert een dilemma op. Aan de ene kant moet je bijvoorbeeld bijstandsgerechtigden die op een dwangarbeidcentrum werken en die ziek zijn, erop wijzen dat ze wel degelijk rechten hebben en dat ze, als ze bezwaar maken, een grote kans hebben om gelijk te krijgen, met een goede advocaat. Als er dan mensen zijn bij wie dat is gelukt, dan vergroot dat het actieperspectief. Aan de andere kant moet je mensen ook geen zaken voorspiegelen die niet kloppen. Je moet hen geen hoop bieden, als achteraf blijkt dat ze toch de pineut zijn, ook voor de rechter.

Ik ben er niet uit wat dit nu betekent voor de manier waarop ik communiceer over het sociale panopticum en de dwangarbeid. Ik wil het kritisch veroordelen, die dwangarbeid, en beschrijvingen geven die laten zien hoe slecht het is. Aan de andere kant wil ik het ook weer niet beschrijven als een gesloten systeem waaruit geen ontsnappen mogelijk is, want dan bevestig je zonder het te willen de macht van de machthebbers en help je je eigen actieperspectief om zeep. Misschien moeten we meer de breuklijnen, tegenstrijdigheden en onvolmaaktheden van het panopticum benoemen en daarmee de perspectieven op verandering benadrukken. Weer meer naar de domme autoriteiten die zich belachelijk gedragen en hen ook belachelijk maken. Waarbij een breed scala aan middelen een rol kan spelen, van analyses tot politieke cartoons, en waarbij we kunnen broeden op strategieën om daar ook lokaal daadwerkelijk op in te spelen.

Piet van der Lende