Nederlands verleden bol van oorlogszucht en uitbuiting
Nederland organiseerde zijn oorlogen dus op vergelijkbare wijze als andere machten van die tijd. Het deed dat ruim anderhalve eeuw bovendien bijzonder succesvol. Tussen 1650 en 1670 was de Republiek zowel in de Baltische wateren als in de Middellandse Zee heer en meester. Iets later, rond 1700, beleefde het Nederlandse landleger zijn summum. Geen enkele andere strijdkracht was ertegen opgewassen, tot grote frustratie van le Roi-Soleil Lodewijk XIV. Daarnaast valt de inval van Willem III in Engeland in 1688, die de Glorious Revolution inluidde, niet anders te zien dan als een sterk staaltje regime change, dat tot op heden zijn gelijke niet kent. “De Nederlanders vochten verder vier Engelse Oorlogen uit, waarvan alleen de laatste echt dramatisch voor hen afliep. Je moet dus concluderen dat de Republiek op militair vlak simpelweg een van de voornaamste spelers was”, zegt Brandon. Het is niet zo dat deze oorlogsactiviteiten totaal onbekend zijn bij het grotere publiek. Waar het volgens Brandon aan ontbreekt, ook bij historici, is inzicht in hoe die oorlogvoering deel uitmaakte van de samenleving. Het besef dat militaire activiteiten geen bijzaak waren maar een fundamenteel onderdeel van zowel de Nederlandse staat als het dagelijkse leven ontbreekt nu vaak. “Dat komt doordat oorlog en bloedvergieten thema’s zijn die in de geschiedschrijving over Nederland al snel buitenspel komen te staan”, zegt Brandon. “Wij zien ons land als een handelsnatie, niet als een oorlogvoerende mogendheid.” Ter illustratie: zo’n tien procent van de werkgelegenheid in de Republiek was oorlogsgerelateerd, schat Brandon, een ongekend percentage. Daarbij was geweld in die periode verre van abject, zoals wij nu vinden. Voor de bestuurders van de Republiek was geweld een vorm van ondernemen. Het voorbeeld van Jan Pieterszoon Coen noemt Brandon in dit verband exemplarisch: “Coen wordt met name geroemd om het stichten van het Nederlandse handelsimperium in Azië. De genocide die hij pleegde op de Banda-eilanden wordt gezien als een exces, dat ook in het belang van de VOC beter voorkomen had kunnen worden. Maar beseffen we wel dat geweld een structureel onderdeel van zijn onderneming was? Met bloedvergieten zette Coen de bestaande omstandigheden voortdurend naar zijn hand. Geweld en handel vallen simpelweg niet los van elkaar te zien.” Zo oorlogslustig als de Nederlanders waren in de zeventiende en achttiende eeuw, zo oorlogsschuw worden ze door veel historici gekenschetst. Het verbaast Brandon dan ook niet dat oorlog de Nederlanders in de geschiedschrijving vrijwel altijd overkomt. “De Nederlandse Republiek figureert maar zelden als agressor”, stelt hij. “Andere machten dringen het geweld op aan Nederland, dat zich vervolgens moet verdedigen. Dat klopt niet, de Republiek heeft op talloze plekken gruwelijk huisgehouden en is veel conflicten zelf begonnen.”
Niels Mathijssen in Een land als zovele (Groene)