Nigeria: protest tegen prijsstijging heeft resultaat
Nigeria was de afgelopen twee weken het toneel van een groot en belangrijk sociaal conflict. Eerst verhoogde de regering de benzineprijs door subsidies erop af te schaffen. Al snel kwamen er felle straatprotesten op gang, gevolgd door een grotendeels algemene staking. Onder druk daarvan draaide de president de subsidieverlaging voor een deel terug, waardoor de prijsstijging beperkt bleef. Het verzet van arbeiders heeft dus resultaat gehad, maar van een volledige overwinning is geen sprake.
De prijsverhoging van benzine ontstond toen de regering op 1 januari de subsidie op benzine ophief. Het argument daarvoor was dat het geld – naar schatting 8 miljard dollar, pakweg zes miljard euro – nodig was om de infrastructuur, met name in de oliesector zelf, te verbeteren. In Nigeria wordt veel olie gewonnen, maar capaciteit voor verwerking is er niet, waardoor het land benzine moet importeren. Het IMF en dergelijke drongen ook aan op afschaffing van de subsidies.
Maar wat uit neo-liberaal oogpunt heel rationeel lijkt, is voor de straatarme bevolking van Nigeria een heel ander verhaal. Mensen beschouwen de subsidie op olie als zo ongeveer het enige voordeel dat zij merken van die enorme rijkdom aan olie die het land bevat. Ze hebben benzine nodig, niet slechts voor auto’s en brommers en dergelijke, maar ook om generatoren draaiende te houden als de stroom weer eens uitvalt. Met een inkomen dat voor heel veel mensen niet boven de 2 dollar per dag uitkomt, hakte de afschaffing van subsidies er fors in. De benzineprijs steeg prompt van 35 cent naar 72 cent. De verhoging was niet van te voren aangekondigd, hetgeen de schok en woede nog groter maakte. Mensen geloofden ook niet dat het uitgespaarde geld werkelijk voor verbetering in de infrastructuur gestoken zou worden. Het zou wel in de zakken van corrupte politici – die topsalarissen van een miljoen dollar hebben – verdwijnen, zo dachten veel mensen. Gezien de overweldigende corruptie in Nigeria was dat een gerechtvaardigde gedachte.
Dezelfde week gingen mensen dus al kwaad de straat op. Twee vakbonden kondigden aan protesten op gang te zullen brengen. “We zullen noch capituleren, noch ons terugtrekken”, stond in hun verklaring. Op 2 januari al was er woede in de straten van Lagos en Ilori. Aljazeera heeft wat twitterberichten en foto’s van die dag. Een mooie: “Goodluck Has Become Badluck – Go Jonathan Go!”, op een protestbord in de hand van een betoger. Jonathan Goodluck is de naam van de president van Nigeria. Op 3 januari waren er ook felle demonstraties in Lagos en in Ilori. De politie had al de dag ervoor traangas gebruikt tegen demonstranten in de hoofdstad Abuja.
Na de eerste straatprotesten volgde een landelijke staking, aangekondigd op 4 januari, daadwerkelijk begonnen op maandag 9 januari. Op 10 januari waren er demonstraties en botsingen met de politie in Lagos, waar een dode viel. En ook in Kano, waar vijf mensen omkwamen en vakbonden verdere protesten afbliezen. En in Bauchi, waar de politie met traangas schoot. In Lagos liep het aantal betogers in de duizenden.
In Kano gebeurde iets extra belangwekkends. Actievoerders bleven ’s nachts op de Silver Jubilee-Rotonde. Die werd omgedoopt in Subsidy Square, het Subsidie-plein, door sommige betogers ook al aangeduid als Tahrir-plein Kano. Het bericht van Sahara-reporters waarin dat vermeld stond – voorzien van een mooie fotoreeks – heeft de veelzeggende titel: “Occupy Nigeria Activists Set Up ‘Tahrir Square’ in Kano City”. Occupy Nigeria! Die term werd meer gebruik voor de protesten, die daarmee veel meer bleken te zijn dan ‘enkel’ een protest tegen de afschaffing van de brandstofsubsidie. In Kano vond volgens Aljazeera later een sit-in plaats. In Lagos demonstreerden volgens hetzelfde bericht van 12 januari tienduizend mensen.
Na vier dagen schortten de vakbonden de staking op. Dit ondanks de uitspraak van een vakbondsleider dat ze pas gingen onderhandelen “als de prijs tot 65 naira werd teruggebracht”, de benzineprijs voor de afschaffing van de subsidies. Er kwam toch overleg met de regering, maar een vakbond van personeel in de olie-industrie had ook aangekondigd dat ze op maandag 16 januari die industrie door een staking wilde platleggen. De onderhandelingen stonden dan ook stevig onder druk. Aanvankelijk leken ze te mislukken, waarmee hervatting van de stakingsbeweging in zicht kwam. Dat was afgelopen zaterdagavond. Maandagochtend echter had de president een verlaging van de olieprijs toegezegd, van 72 naar 60 cent. Onderhandelingen met de vakbonden gaan verder. Die vakbonden hebben de staking alsnog opgeschort. Het is het resultaat van de arbeidersacties, die dus niet vergeefs zijn geweest. Maar het is wel een beperkt resultaat. En de prijs is hoog. De politie heeft herhaaldelijk met scherp geschoten, en het totale dodental staat op tien. Van “capitulatie” was geen sprake, maar van “terugtrekken” vanuit de vakbeweging helaas wel degelijk.
De staking en protesten in Nigeria hebben een belang dat vér uitstijgt boven een plaatselijk conflict rond brandstofprijzen. Nigeria is een groot en belangrijk land. Met 160 miljoen inwoners is Nigeria het land met het grootste inwonertal van Afrika, bijna twee keer zoveel als Egypte. Een succesvolle arbeidersopstand in Nigeria heeft uitstraling, ver over de grenzen van het land heen. Nigeria is een internationaal belangrijke olieproducent, met dagelijks 2 tot 2,5 miljoen vaten olie. Niet voor niets maakte Shell, een van de belangrijkste oliemaatschappijen die in Nigeria zaken doet, bekend dat ze de situatie rond de staking nauwlettend in de gaten hield. Verlamming van de oliesector in Nigeria heeft internationale weerslag, zeker in een tijd dat de oorlogsdreiging rond Iran de olieprijs wereldwijd toch al omhoog jaagt.
Maar er is een derde aspect aan de strijd in Nigeria dat aandacht vraagt. Stakingen en protesten tegen prijsstijgingen zijn niet de enige vorm van ingrijpend maatschappelijk conflict in dat land. De sociale beweging tegen de benzineprijsstijging staat haaks op een treurigmakende andere strijd: die van een gewapende islamistische groep tegen de Nigeriaanse staat. De sekte heet Boko Haram en is al jaren actief met bloedige aanslagen. Ze eist invoering van islamitische sharia-regelgeving in Nigeria. Dat land is religieus en etnisch sterk verdeeld, met een voornamelijk christelijke bevolking in het zuiden en een voornamelijk islamitische bevolking in het noorden van het land. Olie, havens en daarmee veel economische activiteit bevinden zich in het zuiden. Daar is de levensstandaard dan ook beduidend hoger. Cijfers over alfabetisering, met name bij vrouwen, over inkomen en over gezondheid, laten dat duidelijk zien. Een bevolking van het noorden, die nog erger is verpauperd dan die in het zuiden, en ervan te onderscheiden door religie, daar speelde Boko Haram op in. Regeringen hadden als antwoord weinig anders dan onderdrukking in de aanbieding, en zo smeult er een bloedig conflict, met aanslagen en tegengeweld.
De stakingsbeweging echter bundelt mensen, niet langs regionale, etnische of religieuze lijnen, maar langs sociaal-economische lijnen. Het gaat hier om arme mensen – ongeacht geloof of etnische groep – tegenover een steenrijke elite. Het gaat hier om een conflict waarin sociale rechtvaardigheid en zeggenschap tegen corrupte machthebbers wordt geëist, een conflict waaruit een bevrijdende en rechtvaardige oplossing minstens denkbaar is. Dat biedt iets van hoop, waar het conflict tussen staat en Boko Haram voornamelijk wanhoop en een dreigende burgeroorlog te bieden heeft. “In Maiduguri, de geboorteplaats van de sekte, weet de bevolking niet wie ze meer moet vrezen, Boko Haram of het leger en de politie”, aldus Trouw.
De hoopvolle kanten van het stakingsconflict krijgen extra accent waar het al om meer gaat dan enkel die subsidies. We zagen al de aanduiding “Occupy Nigeria” opduiken, en de eis dat de president diende op te zouten. We zien ook brede protestgeluiden, niet enkel van stakende arbeiders en demonstrerende armen. Seun Kuti, de zoon van befaamd musicus Fela Kuti, sprak de actievoerders toe. “Voedselprijzen omhoog, brandstofprijzen omhoog, intussen salarissen van gewone Nigerianen niet omhoog.” Op t-shirts van aanwezigen stond: “Verwijder corruptie, niet subsidie”. Achtendertig schrijvers namen het in een verklaring voor de protesterenden op en kozen nadrukkelijk hun kant. Onder hen de beroemde Chinua Achebe. Dit is meer dan enkel een sociaal-economisch arbeidersprotest. Dit heeft dimensies van een volksprotest dat zowel breder is als dieper gaat.
Intussen is, door het opschorten van de staking, wel veel vaart weggenomen door de vakbonden. Zoiets is niet zonder risico. Het is niet niets om te gaan staken: je steekt er als arbeider je nek mee uit, je riskeert iets. Afblazen en dan weer opnieuw een steking uitroepen betekent: van arbeiders vergen dat ze deze stap tweemaal in korte tijd zetten. Dat is meer onzekerheid voor vakbondsleden, twee keer aan hen vragen om risico te nemen, en daarmee riskanter dan gewoon vragen om door te staken. Wat de eerste keer lukt, slaagt niet gegarandeerd de tweede keer ook. Arbeidersstrijd is nu eenmaal niet een soort elektrisch apparaat dat je naar believen aan en uit kunt zetten met een schakelaartje. Maar kennelijk heeft hun leiding bij de leden – twee miljoen in totaal – genoeg gezag om zowel stakingen op gang te brengen alsook weer af te blazen. Dat duidt op een zwakte in het hart van de strijdbeweging: die heeft onderaan, waar het er op aan komt, blijkbaar niet de zelfstandige kracht om zelf haar koers te bepalen, ongeacht wat de vakbondsleiding beslist. Ontwikkelingen als het Occupy-protest in Kano zouden echter wel eens kunnen duiden op het opbouwen van precies dat soort krachten van onderop. Als dat klopt, is het een bemoedigende ontwikkeling.
Dat er nu een gevechtspauze is, duidt op enkele zaken. De druk van het protest was groot, zo groot dat de president het niet simpelweg kon negeren. Hervatting of doorzetten van de staking, nu ook in de olie-industrie, had de crisis enorm doen escaleren en had diens macht rechtstreeks bedreigd. Maar helemaal toegeven om rust te kopen was ook geen optie: de president zou daarmee vleugellam zijn geworden en hebben laten zien dat hij niet tegen de arbeidersstrijd op kon. Al enkele malen eerder hadden machthebbers in Nigeria onder soortgelijke druk van prijsverhogingen moeten afzien, en herhaling daarvan was voor president Goodluck niet aantrekkelijk. Gedeeltelijk terugdraaien van de prijsstijging haalde iets van de druk weg, en tegelijk haalde de president daarmee ook iets van de beoogde besparingen toch binnen.
Voor de vakbondstop gold iets soortgelijks in spiegelbeeld. Ze konden, na hun retoriek van geen capitulatie en geen terugtocht, bij hun leden niet aankomen zonder iets van resultaat. Maar doorgaan nadat er een regeringsconcessie was gedaan, had ze in frontale aanvaring met het hele establishment gebracht. Daarmee zou aan hun rol als erkende overlegpartners en daarmee toch enigszins deel van het establishment een eind zijn gekomen, in ruil voor een onzeker avontuur. Voor hen was een compromis de veiliger optie.
Maar voor arbeiders, de armen en hun bondgenoten in en buiten Nigeria, is hiermee het verhaal niet voorbij. Zij hebben gevochten, niet voor een compromis maar voor volledige stopzetting van de prijsstijging. Ze hebben ervaren dat hun strijd enig effect heeft gehad. Maar ze weten ook dat de aanval – de prijsstijging – niet volledig is afgeslagen. En zij leven niet van overleg en compromis. Bovendien: de onderliggende problemen duren voort: de rijkdom aan de top, de armoede van de meerderheid, de enorme corruptie. Of de opschorting van de staking nu uitmondt in het langdurig afblazen ervan, of dat de stakingen vrij snel weer op gang komen, Nigeria’s confrontatie tussen arm en rijk zal tot nieuwe explosies leiden, eerder vroeger dan later.
Peter Storm
Maker van het weblog Rooieravotr