Nog meer verstikkend nationalisme rond zeeschurk De Ruyter in Scheepvaartmuseum
Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam pikt een graantje mee van de bombarie rond de film “Michiel de Ruyter”. Op 26 januari vond in het museum de première van die film plaats, terwijl buiten het museum tegen de film werd geprotesteerd door actiegroep Michiel de Rover. Het museum pakt flink uit met een Michiel de Ruyter-expositie, lezingen, een wandelroute door Amsterdam langs plekken die met De Ruyter te maken hebben, een hoop De Ruyter-prullaria in de museumwinkel, en de heruitgave van een stripboek dat eerder al in het Michiel de Ruyter-herdenkingsjaar 2007 verscheen.
Zou de tentoonstelling een waarheidsgetrouwer beeld geven van het leven van De Rover dan de film doet? Zou in tegenstelling tot de film de transatlantische slavernij en de betrokkenheid van De Rover daarbij in het museum wel in beeld worden gebracht? Zou de koloniale en nationalistische propaganda en heldenverering daar wat minder opdringerig zijn? Zouden we een glimp opvangen van de tot slaaf gemaakten, de plantages waar ze werkten, en de grondstoffen die met hun arbeid werden geproduceerd? Zou het in het museum duidelijk worden waar de oorlogen die De Rover voerde tegen concurrerende Europese kolonisatoren, werkelijk om draaiden? Met dat soort vragen in hun achterhoofd bezochten drie Doorbraak-activisten onlangs het Scheepvaartmuseum.
Rover in zicht!
De vragen moesten ontkennend worden beantwoord. Voordat de museumbezoekers de zaal met de expositie “Held in zicht!” kunnen binnenstappen, stuiten ze al op de mogelijkheid om samen met hun “held” en een aantal van zijn machtige tijdgenoten op de foto te gaan. Zo biedt het museum de bezoekers de kans om zich met een koloniale zeeschurk te identificeren. Daaruit blijkt meteen dat de tentoonstelling over De Rover vooral een verlengstuk is van de film en de bijbehorende schurkenverering en -romantisering. In de openingstekst van de expositie staat bijvoorbeeld hoe “tientallen voorwerpen uit de collectie van het Scheepvaartmuseum de bewondering voor Michiel de Ruyter tonen, die tot op de dag van vandaag duurt. Ook de nieuwe speelfilm ‘Michiel de Ruyter’ geeft uiting aan de heldenstatus van Hollands beroemdste admiraal.” Uit dezelfde tekst wordt duidelijk dat de slavernij voor het gemak wordt verzwegen: “In de Gouden Eeuw begrijpen Nederlanders goed hoe afhankelijk het land is van scheepvaart, handel en visserij”. De afhankelijkheid van de handel in en de arbeid van tot slaaf gemaakten kunnen we maar beter onder het vloerkleed vegen, zullen de makers van de tentoonstelling hebben gedacht. Want dan is “onze” Michiel ineens niet meer zo heldhaftig.
Een van de in de expositie uitgestalde voorwerpen is de biografie die vlak na de dood van De Rover werd geschreven en waarin de mythevorming rond zijn persoontje al flink op gang kwam. Verder vallen er in de tentoonstelling negentiende eeuwse schoolprenten te zien met dezelfde soort opgeklopte nationalistische verhalen over De Rover als vandaag de dag. Belangrijke elementen in dat mythische vertoog zijn het bevrijden van christenslaven, De Rovers zwarte vriend Jan Compagnie, zijn heldhaftige zeeslagen tegen de Engelsen, De Rover als de kwajongen die toch nog goed terecht kwam, De Rover als plichtsgetrouwe familieman, De Rover als hoeder van het vaderland, en De Rover als gewiekste handelaar. Stuk voor stuk leuke en spannende jongensboekenromantiek. Het is opvallend hoe die mythen in de loop van honderden jaren amper veranderen. Actiegroep Michiel de Rover heeft daar een heel ander vertoog tegenover geplaatst.
In de tentoonstelling valt ook een naziposter uit 1943 op, waarmee wordt verwezen naar de strijd van De Rover tegen de Engelsen. De NSB gebruikte dat soort propagandamateriaal om Nederlanders te mobiliseren. Wrang genoeg verzuimt het museum om in de toelichting bij de poster nadrukkelijk te vermelden dat het om nazipropaganda gaat. Alsof de goede naam van De Rover besmet zou kunnen raken door zijn naam in verband te brengen met fascisme, alleen al door het woord “nazi” te noemen.
De expositie beslaat slechts één zaaltje, waar verder wat portretten van de zeeschurk worden getoond, het storyboard van de film op een paar tv-schermen langs komt, en ook nog een portie De Rover-ditjes en datjes liggen. Een fluttentoonstelling dus, zowel qua omvang als qua inhoud, en ook één die naadloos aansluit bij het eeuwenlange vereren van de beschermheer van de Nederlandse slavenhandel en bij het verzwijgen of vergoelijken van het slavernijverleden.
Grauwe Eeuw
De vaste tentoonstelling “Zie je in de Gouden Eeuw” maakt deel uit van de De Rover-route die door het museum loopt. Ook daar wordt weer een nationalistische draai aan de geschiedenis gegeven. Zo zouden “we” in Nederland rijk zijn geworden door de aanwezigheid van water. Doordat er zoveel water om ons heen was, wisten “we” goed hoe “we” schepen moesten bouwen en konden “we” gemakkelijk de rest van de wereld veroveren. Honger naar macht, geld en koloniën overzee zouden daar helemaal niets mee te maken hebben gehad. Een hoop Nederlandse volksmythen komen ook in deze expositie bovendrijven, zoals “onze” handelsgeest, tolerantie, zuinigheid (ook wel “vrijwillige armoede” genoemd) en ondernemerschap. Aan de ene kant wordt de enorme rijkdom beschreven die de Grauwe Eeuw opleverde, met de pracht en praal van de paleizen en grachtenpanden die dankzij die welvaart gebouwd konden worden. Aan de andere kant wordt telkens gehamerd op de zogenaamde Nederlandse soberheid. In de tentoonstelling kunnen die twee uitersten kennelijk prima naast elkaar bestaan.
En de slavernij? Daar is warempel een hoekje voor ingeruimd. Want ja, je komt er tegenwoordig toch niet meer mee weg om er helemaal niets over te zeggen, zo lijkt men gedacht te hebben. Zo toont de expositie de tot slavin gemaakte Amimba, die in de zeventiende eeuw als huishoudster bij een gezin in Nederland werkt. Maar aan het roven, ontvoeren, brandmerken en tot slaaf maken van Afrikanen, aan hun overtocht naar de Nederlandse koloniën en aan het leven en de arbeid op de plantages worden niet meer dan een paar zinnen vuil gemaakt. Laat staan dat het verzet aan bod komt van de tot slaaf gemaakten tegen hun Nederlandse uitbuiters en onderdrukkers.
Stripboek
De museumwinkel heeft ook nog wat fraais in petto. Daar ligt namelijk een bonte en opzichtige verzameling VOC- en De Rover-propaganda, zoals VOC-muizen en -muismatten, De Rover-baarden en De Rover-stripboeken, die een heruitgave blijken te zijn van het stripboek dat in 2007, het Michiel de Ruyter-herdenkingsjaar, werd uitgegeven. De nieuwe editie is tot stand gebracht door “Eureducation, stichting voor educatieve en historische media”, die tot doel heeft om “jongeren in Europa deelgenoot te maken van elkaars cultuur en geschiedenis”. Na lezing van het boek blijf je zitten met de vraag hoe ze zoiets in de colofon durven te zetten, hoe ze het stripboek überhaupt als geschiedenis durven te presenteren. De stichting wordt stevig gesponsord door de marine, die in 2007 flink aan de haal ging met het stripboek en met hun held, die eeuwen geleden het initiatief nam tot de oprichting van het korps mariniers. Het stripboek is een ideaal visitekaartje voor de marine, want het heeft een hoog pief-paf-poef gehalte en een overkill aan zeeslagen.
Het boek ademt de geest van de tentoonstelling en dus ook van het verstikkende Nederlandse nationalisme en racisme. Daarnaast staan er een hoop onwaarheden in. Zo komt Jan Compagnie, de veronderstelde zwarte vriend van De Rover, diverse keren in het verhaal voor, hoewel aan zijn bestaan door gebrek aan bewijzen sterk getwijfeld moet worden. Als hij al heeft bestaan, dan moet het hoogst onwaarschijnlijk worden geacht dat De Rover hem als vriend beschouwde. Compagnie wordt er vaak door Rover-lovers met de haren bijgesleept om te kunnen aantonen dat de zeeschurk echt niets tegen zwarte mensen zou hebben gehad. Hoe dan ook, zeker is in elk geval dat De Rover de Nederlandse slavenhandel dankzij zijn oorlogen en veroveringen heeft veilig gesteld en bevorderd.
Om te laten zien dat De Rover tegen slavernij zou zijn geweest, wordt steeds verwezen naar de christenslaven die hij zou hebben vrijgekocht. Ook in het stripboek komt dat weer meerdere keren aan bod. Des te opvallender is het dat er in de vijftig pagina’s van het boek geen enkele keer een tot slaaf gemaakte Afrikaan wordt genoemd of getekend. Nul keer! Hoe de schrijvers dat voor elkaar krijgen als het gaat om de verovering van slavenforten, mag een groot racistisch raadsel heten. De Rover moet duizenden tot slaaf gemaakten hebben gezien, onder meer tijdens zijn reizen naar het Caribisch gebied. Maar dat gebied neemt in het boek welgeteld twee plaatjes in, waarbij De Rover zijn waardering uitspreekt over de prachtige natuur van Martinique. Daartoe rekent hij blijkbaar ook de inheemse vrouwen die op het plaatje zijn te zien. Een even racistisch als seksistisch beeld.
Zwarte mensen in West-Afrika worden ook steevast racistisch afgebeeld. In een dorp ter plekke “lijkt het wel een mierenhoop, overal krioelen kinderen en hun moeders door elkaar”, aldus De Rover. De lokale bevolking staat in dienst van ofwel de Engelsen ofwel de Nederlanders. Ze kunnen blijkbaar niet voor zichzelf vechten. Ze zijn “afschrikwekkend” en “door het dolle heen”. En ze bestrijden elkaar, waarbij ze elkaar “gruwelijk afslachten”. In het stripboek worden zwarte vrouwen naar verhouding opvallend vaak halfnaakt getoond, wat voortkomt uit een eeuwenlange stereotiepe racistische en seksistische beeldvorming over hen.
Misselijkmakend
Het boek probeert ons ervan te overtuigen dat de Nederlanders de gevangen genomen Engelsen moeten beschermen tegen op hol geslagen “inlanders”. Zo komt het racistische beeld van “beschaafde westerlingen” tegenover “barbaarse inboorlingen” weer naar boven. Ook zouden De Rover en zijn kornuiten “handelsakkoorden” sluiten met “inheemsen”. Daarmee wordt op een smerige manier de verhouding omgedraaid, want niet de lokale bevolking, maar de koloniale machthebbers waren op hol geslagen rovers, plunderaars, verkrachters en moordenaars. Maar afgezien van alle zeeslagen en kanonnen gaat de hoofdmoot van het verhaal over de fantastische eigenschappen van die geweldige witte man en de deugden van die prachtige Hollandse natie. De handelsgeest, de tolerantie, de innovativiteit, de zuinigheid, en ga zo maar door. Het zou bijna lachwekkend zijn als het niet zo nationalistisch en racistisch was, en het niet door miljoenen mensen als zoete koek werd geslikt.
De tentoonstelling en het stripboek zijn maar twee voorbeelden van alle De Rover-propaganda die is losgebarsten naar aanleiding van de film. Propaganda waarin het leven van De Rover als een spannend jongensboek wordt gepresenteerd en waarmee hele schoolklassen die het museum bezoeken, racisme, nationalisme en kolonialisme met de paplepel krijgen ingegoten. De film over de bekendste zeeschurk van Nederland maakt duidelijk een misselijkmakende portie racisme en nationalisme los. Al honderden jaren worden er mythen doorgegeven over De Rover en zijn medeschurken, wordt de Grauwe Eeuw verheerlijkt, en worden zwarte mensen en hun verzet tegen koloniale onderdrukkers structureel verzwegen. Het is hoog tijd dat wit Nederland gedwongen wordt om met die traditie te breken.
Frodo Tromp
Een kleine correctie: de poster “1673/1943 – Steeds dezelfde vijand!” heeft niets van doen met Mussert’s NSB, maar is verspreid door het nazi-Duitse Ministerie van Propaganda van Josef Goebbels.
Terzijde: dat de museumbezoekers niet zullen beseffen dat het hier om nazipropaganda gaat, waag ik te betwijfelen; het centraal geplaatste hakenkruis laat weinig ruimte voor misinterpretatie.
Bovendien is de poster overbekend; hij staat in zowat elk in Nederland verschenen platenboek over de tweede wereldoorlog, en dat zijn er niet weinig.
Overigens getuigt Frodo Tromps artikel van gebrekkig historisch besef maar daar ga ik wijselijk niet op in; mijn weerleggingen komen tóch niet door de Doorbraak-censuur — op dat punt heb ik inmiddels zo mijn ervaringen.
Maar het zij ruiterlijk toegegeven dat dat gebrekkige historische besef evenzeer geldt voor het gewraakte stripboek: als De Ruyter op dat eerste plaatje tegen zijn Annetje zegt dat “het vaderland in de nesten zit” is dat regelrechte geschiedvervalsing.
“Vaderlandsliefde” (oftewel nationalisme) in de moderne zin des woords dateert uit de 19e eeuw. Als je tegen De Ruyter — of tegen welke willekeurige tijdgenoot ook — over het “vaderland” was begonnen, zou hij niet eens begrepen hebben waar je het over had. Getuige ook het feit dat alle standbeelden van 17e-eeuwse zeehelden, of voor mijn part zeeschurken, dateren uit de 19e eeuw.
En dat zijn vader (of diens schim?) tegen De Ruyter zegt dat “mede dankzij jou Nederland nog bestaat” is een regelrechte giller; Nederland is pas ontstaan in 1815.
Een even grote lacune aan historische kennis blijkt uit de balloontekstjes over het aan de Engelsen toegeschreven “Mare Clausum” en Hugo de Groot’s “Mare Librum” (sic; de correcte spelling is “Mare Liberum”), en over de “Franse kapervaart”.
De eerste twee zijn geen tegengestelde begrippen, zoals de strip suggereert — het voert te ver om hier uiteen te zetten wat ze wèl betekenden.
Wat betreft die “Franse kapervaart”, waartegen De Ruyter “orde op zaken moet stellen”: in de 17e eeuw was de grens tussen oorlog ter zee en piraterij zeer dun, voor zover hij al bestond.
Elke avonturier kon bij de machthebber van een oorlogvoerende natie een “kaperbrief” halen, die hem namens die natie het recht verleende om schepen van de vijand naar eigen goeddunken te plunderen, uit te moorden en/of tot zinken te brengen.
Wanneer zo’n avonturier in handen viel van de tegenstander werd hij beschouwd als een zeerover en dienovereenkomstig behandeld, maar in de havens van de verlener van de kaperbrief werd hij gastvrij ontvangen en, als hij veel schade had aangericht, als een held ingehaald.
Volgens jou mag Frodo dan een gebrek aan historisch besef hebben (lekker makkelijk beweerd trouwens), maar jij weet op jouw beurt kennelijk niet wat censuur is. Dat is als een staat of andere machthebber bepaalt dat jij je mening niet mag uiten. Van ons mag je echter alles zeggen en schrijven wat je maar wilt, alleen niet bij ons. Op onze website bepalen wij namelijk wat er verschijnt, en niet jij. Jij misbruikt het begrip “censuur” in een goedkope poging om ons te dwingen om jouw mening via onze website een platform te bieden. Het is eerlijk gezegd nogal dictatoriaal om om zo bij anderen af te willen dwingen dat ze jouw mening moeten verspreiden. En nee, we gaan hierover niet in discussie.