Noisejob: Bloedgeld voor moslimfundamentalistische huurlingen
Elk land vraagt van tijd tot tijd hulp aan andere landen op gebieden waar dat land zwak in staat of weinig kennis over heeft. Samen met buitenlandse deskundigen proberen bestuurders, ambtenaren en wetenschappers van dat land dan om het verder te ontwikkelen en de economie te laten groeien. Dat komt vooral de machthebbers en de rijksten ten goede. De Iraanse overheid heeft al vaker de hulp van dat soort deskundigen ingeroepen. Men wil de – moslimfundamentalistische – toekomst van het land veilig stellen door meer kennis te verwerven en meer winst te maken. Maar de laatste tijd heeft het Iraanse bewind een groep mensen in het buitenland ingeschakeld die men zelf al lang geleden had voorbereid op mogelijk te verlenen steun, en met veel geld had weten te ronselen om voor de ayatollahs en hun aanhangers het vuile werk op te knappen. Zoals aan alle buitenlandse deskundigen, hangt ook aan deze mensen een fors prijskaartje. Ze voeren opdrachten uit die voor de machthebbers van grote waarde zijn. In plaats van op eigen kracht deskundig te zijn geworden, heeft het Iraanse regime hen deskundig gemaakt. Ze staan 24 uur per dag klaar om opgeroepen te worden en koelbloedig hun slag te slaan.
Tijdens de revolutie van 1979, toen de Iraanse bevolking in opstand kwam tegen het dictatoriale bewind van de sjah, koos het leger de kant van de opstandelingen. De soldaten weigerden om nog langer op hun landgenoten te schieten en steunden de revolutie. Met hulp van het leger wist het volk te winnen. Zo kwam de monarchie en de alleenheerschappij van de sjah ten val. Niet veel later bleek overigens dat het volk helemaal niet had gewonnen, en zelfs nog meer moest verliezen en opgeven dan ten tijde van de sjah. De baardmans-dictatuur had namelijk vaste voet op Iraanse bodem gekregen en verpletterde met reuzenstappen elke vorm van vrijheid en mensenrechten.
De ayatollahs hebben lering getrokken uit het verloop van de Iraanse revolutie, die voor hen een van de belangrijkste lessen uit de geschiedenis vormt. “Willen we onze macht behouden, willen we ons regime kunnen handhaven, dan moeten we het leger altijd aan onze kant hebben staan”, zo beseften ze. “We moeten voldoende kunnen vertrouwen op het kanonnenvoer.” Ayatollahs zijn kwaadaardige en vrouwverachtende malloten, maar wereldvreemd zijn ze niet, zeker niet als het gaat om machtsvraagstukken. Ze begrijpen best dat het hebben van macht geen eeuwigdurende zekerheid is, maar een wankel en gevaarlijk proces van trekken en duwen. Hoe meer onvrede er leeft onder de bevolking en hoe meer onderdrukking er plaatsvindt, hoe meer kans er bestaat dat mensen in opstand komen en hoe groter het risico kan worden dat het leger – of delen daarvan – gaat overlopen naar de andere kant, naar de machtelozen en de onderdrukten. Dat zullen soldaten in het algemeen sneller doen als ze op bevel worden geacht om hun eigen landgenoten, dus ook hun eigen familie, vrienden en kennissen, te gaan onderdrukken en zelfs te gaan doodschieten. Daarom heeft het bewind een leger van buitenlandse huurlingen achter de hand, afkomstig uit Libanon, dat wordt betaald met bloedgeld. Het gaat om leden van de Libanese moslimfundamentalistische Hezbollah, die de religieuze politie op de straten van Teheran helpt met het bestrijden van de binnenlandse oppositiekrachten, onder het mom van de heilige oorlog tegen de vijanden van de islam. De Iraniërs die protesteren tegen het bewind en opkomen voor vrijheid en democratie, worden in de beeldvorming van de fundamentalisten weggezet als goddelozen, als zondaars, als opstandelingen tegen God. De Libanese en Iraanse fundamentalisten vinden elkaar in die heilige strijd en proberen gezamenlijk om de protesten de kop in te drukken.
De vloedgolf van verzet die van Tunesië, Egypte, Jemen, Bahrein, Libië naar nog meer Arabische landen is gerold, heeft ondertussen ook Iran bereikt. In Teheran zijn mensen de laatste tijd de straat op gegaan uit protest tegen de religieuze dictatuur. Het bewind heeft daarop de Hezbollah verzocht om de beginnende opstand te helpen neerslaan. Hezbollah-soldaten zijn daadwerkelijk ingezet om de demonstranten te verjagen, te achtervolgen en neer te knuppelen. Dat bewijzen foto’s die demonstranten met hun mobiele telefoons van die soldaten hebben genomen. Dit soort buitenlandse deskundigen, dit soort doodseskaders, kunnen de meeste Iraniërs missen als kiespijn. Ze zitten daarentegen te snakken naar de steun van andere mensen uit het buitenland, mensen die juist helpen om de beginnende opstand tot een succes te maken, door bijvoorbeeld geld te geven aan het verzet en door ook in andere delen van de wereld uiting te geven aan het zo heftige verlangen van zoveel Iraanse mannen en vrouwen naar vrijheid en democratie.
Lili Irani