Ontmoet de feministische academici die de rechten van trans mensen verdedigen (deel 4: kinderen en de toekomst)

Nergens in dit debat laaien de emoties zo hoog op als rondom de behandeling van kinderen die zich vragen stellen over hun genderidentiteit. In een aantal opzichten is het een spiegel van het bredere debat over trans identiteiten, maar alles wordt gecondenseerd omdat er minderjarigen bij betrokken zijn. Iedereen die op welke manier dan ook ingrijpt, kan ervan worden beschuldigd kinderen te gebruiken voor eigen doeleinden en daardoor de meest kwetsbaren onder ons te beschadigen. Elk onderdeel van de discussie draait om deze ene vraag: wie weet het het beste?

Anti-trans feministen beweren vaak dat het toenemende aantal kinderen dat verwezen wordt naar genderklinieken an sich al alarmerend is, en dat een kind linea recta naar de wachtkamer van zo’n kliniek wordt gedirigeerd, zodra het ook maar een beetje afwijkt van het toegewezen geslacht. Kinderen, zo stellen ze, kunnen niet zelf beoordelen wat hun genderidentiteit is, dus ze moeten worden weggehouden van beslissingen daaromtrent. Velen van hen hebben ook kritiek op het gebruik van “puberteitsremmers” – hormonen die de seksuele volwassenwording tegenhouden.

Dit stuk is een vertaling door Boosvrouw van het artikel “Meet The Feminist Academics Championing Trans Rights” van Patrick Strudwick dat op 22 december 2018 verscheen op de website Buzzfeed. Strudwick gebruikt enkele termen die wij zelf liever niet zouden hanteren (neem bijvoorbeeld “trans-kritisch”, hetgeen een eufemisme is), maar omdat het hier gaat om een vertaling hebben wij zijn woorden overgenomen. Vanwege de lengte publiceren we de tekst in vier afzonderlijke delen: 1. Intro, 2. Biologie versus maatschappij, 3. Seksueel geweld, en 4. Kinderen en de toekomst.

Voor onze academici is deze hele controverse een schoolvoorbeeld van morele paniek: een gefabriceerde verontwaardiging die angsten opzweept en nuchtere feiten negeert.

Maar Jensen wijst op de realiteit van de hulp die wordt geboden: kinderen in het Verenigd Koninkrijk krijgen hoe dan ook geen operaties totdat ze 18 jaar zijn, en pas hormonen als ze 16 jaar zijn, en er is maar één kliniek waarnaar kinderen verwezen kunnen worden. In tegenstelling tot wat velen lijken te denken, zegt ze, “is de doelstelling van een genderkliniek niet om transitie ‘aan te moedigen’: er zijn legio behandelmethoden, waaronder minimale of geen ingrepen”. Jonge trans mensen hebben BuzzFeed News verteld dat ze hebben afgezien van transitie na ondersteuning bij een genderkliniek.

Bovendien, zegt Hines, “is het een ontzettend lang en gecompliceerd proces. Hormoonblokkers worden pas na vele, vele gesprekken toegepast. Het kan jaren duren. De gedachte dat je naar een kliniek gaat en met een ander geslacht weer naar buiten loopt, is complete onzin.”

Waar de academici en de anti-trans feministen elkaar vinden is een fundamenteel punt binnen het feminisme: dat gendernormen niet moeten worden opgelegd of afgedwongen, dat kinderen vrij moeten zijn.

Jensen zegt bijvoorbeeld dat kinderen “tijd en ruimte nodig hebben om hun gender te ontdekken en erop te reflecteren”. Sundaram voegt daar aan toe dat kinderen die nadenken over hun gender een mate van autonomie over hun leven gegund moet worden, in de context van ondersteuning zonder waarde-oordeel, zodat ze kunnen ontdekken wat goed is voor hen, en wat “fundamentele aspecten van iemands identiteit zijn”.

Hier bevindt zich de crux van het onderwerp, iets dat het bredere debat in het klein toont: voor pro-trans feministen ervaren kinderen gender als een diepgeworteld intrinsiek deel van hun wezen, maar voor transkritische feministen is het slechts de maatschappij die iets oplegt. Het lijkt erop dat iedereen wil dat kinderen gesteund worden; de discussie draait om de vraag hoe dat het beste gedaan kan worden. Deze academici zien dat de deskundigen bij genderklinieken beter bewapend zijn om dit soort vragen te stellen dan zij die geen ervaring hebben met het onderwerp en die de kinderen om wie het gaat niet kennen.

Voor Hines zou het dan ook bijzonder nalatig zijn om kinderen die een verwijzing naar een genderkliniek nodig hebben, niet door te verwijzen. “De zelfmoordcijfers onder jonge trans mensen zijn enorm hoog”, zegt ze. “Dus wat wil je? Wil je dat die kinderen lijden? Wil je dat ze sterven? Of wil je dat ze een proces doormaken waar ze mogelijk gelukkiger uit tevoorschijn komen? Ik denk dat het daar op neerkomt.”

Hines en Emejulu vragen zich af welk antwoord degenen die trans mensen willen uitsluiten, geven op de vraag wat zij denken dat de oplossing is. Als je trans vrouwen wilt buitensluiten uit vrouwenruimten en je wilt trans kinderen niet naar een genderkliniek verwijzen, waar is dan hun veilig heenkomen?

Voor Emejulu blijft er nog een vraag onbeantwoord. “Een van de basiswaarden van feminisme is lichamelijke autonomie, dat buitenstaanders je niet vertellen wat je wel en niet met je lichaam mag doen, dus ik snap niet helemaal waarom dat principe kennelijk niet geldt voor trans mensen.” Zij die kritiek leveren op de zorg die aan trans kinderen wordt gegeven, spreken zich meestal niet uit over de nodeloze chirurgische ingrepen bij kinderen die intersekse zijn. Deze stilte, zegt ze, “getuigt ervan dat mensen ideale biologische vormen aan het verdedigen zijn, dus natuurlijk worden deze mensen niet kwaad om onnodige operaties, want wat er gebeurt, is mensen netjes sorteren – mannen of vrouwen”.

Waarom dan die aanhoudende focus op trans mensen? De vraag leidt tot een belangrijke overweging omtrent het bewijs dat ten grondslag ligt aan beide perspectieven.

Anekdotes

Voor deze academici heeft misbruik van gegevens mede geleid tot de controverse rondom trans mensen.

“De uitzonderlijke voorbeelden worden tot wapens gemaakt in deze debatten”, zegt Sundaram. Elke keer dat een trans persoon iets vreselijks zegt of doet, wordt die persoon neergezet als exemplarisch voor de hele gemeenschap.

Een recent voorbeeld is Karen White, de trans vrouw die, toen ze als man leefde, vrouwen verkrachtte, en die midden in haar transitie naar een vrouwengevangenis werd gestuurd waar ze vrouwelijke gevangenen aanrandde. Zulke verhalen worden er steeds opnieuw bij gehaald om mensen angst voor alle trans mensen in te boezemen.

Wat de professoren beschreven met dit voorbeeld, is een gevestigd concept dat “anekdotisch bewijs” wordt genoemd: unieke zaken – anekdotische voorbeelden – erbij halen om een valse suggestie te wekken dat het om een trend zou gaan. Ditzelfde mechanisme zie je wanneer racisme en xenofobie opvlammen.

“Deze zaken worden gebruikt als zijnde exemplarisch voor alles dat verkeerd of verdacht is aan de trans gemeenschap, terwijl het om absolute uitzonderingen gaat”, zegt Sundaram. “Dit gebeurt in allerlei debatten rondom de rechten van minderheden. Het is een manier om de status quo in stand te houden.”

Gegevens worden ook op andere manieren verdraaid, zeggen de anderen: zo worden de verhalen van de extreem kleine groep trans mensen die zich bedenkt en de transitie ongedaan maakt, enorm opgeblazen door anti-trans actievoerders om te suggereren dat je trans mensen niet serieus hoeft te nemen; en er wordt gesteld dat de toename in het aantal kinderen dat naar genderklinieken wordt verwezen, bewijs ervoor is dat ze beïnvloed worden door een nieuwe trend, in plaats van de andere kant van die medaille: dat kinderen voorheen geen hulp hadden en alleen in de duisternis rondtastten.

De academici zijn ook bang dat het debat in cirkeltjes blijft gaan. Wat voor effect heeft dat en welke kant gaan we op?

De toekomst

Phipps: “Mijn algehele gevoel is verdriet dat het zo kwaadaardig is geworden. Dat mensen die zich feminist noemen, bijdragen aan het beschadigen van gemarginaliseerde mensen, in een context waarin extreem-rechts dat ook al massaal doet.”

Sommige van de academici vertelden ons over hoe ze zelf verguisd werden vanwege hun steun voor de rechten van trans mensen. Allemaal kijken ze met afgrijzen naar de toon van het debat. Phipps maakt zich ook ernstige zorgen om de banden die gevormd worden tussen anti-trans feministen en extreem-rechts. “Waarom zou je allianties sluiten met dit soort groepen?”

Hoewel Jensen “uitgeput is door de opzettelijke onwetendheid waarin zoveel van dit debat ronddobbert” en bang is voor de impact op trans mensen, is ze er ook van overtuigd dat er tekenen van hoop naar boven komen drijven: vooral “het enthousiasme waarmee mensen – en voornamelijk jonge mensen – hun harten en geesten openen voor alternatieve manieren om gender uit te drukken. Ik voorzie dat ze hun weg vinden door dit alles heen.”

De weg die Phipps en Hines voorstellen is het bouwen aan een cultuur die mensen bevrijdt: het elimineren van de druk om aan wat voor standaard dan ook te voldoen als het gaat om sekse of gender, het ondersteunen van mensen die hulp nodig hebben en een einde maken aan de gevangenis met twee vleugels die gender is.

Patrick Strudwick