Ook wetenschappers noemen Wilders’ PVV nu extreem-rechts
Onderzoekers van de Anne Frank Stichting en de Universiteit van Leiden stellen in de Monitor Racisme en Extremisme dat Wilders en zijn Partij voor de Vrijheid (PVV) als extreem-rechts te kenschetsen zijn. Een conclusie die linkse critici al veel eerder hebben getrokken, en die nu bevestigd wordt door een aantal wetenschappers.
De onderzoekers van de Monitor benadrukken dat de partij van Wilders niet voortkomt uit een extreem-rechtse traditie en niets op heeft met antisemitisme of nazi-Duitsland, maar dat zij desondanks extreem-rechts is. Tegenstrijdig is dat natuurlijk niet. Extreem-rechts kent meer richtingen dan alleen het nazisme. De onderzoekers onderbouwen hun oordeel overigens op grondige en genuanceerde wijze met solide argumenten.
Groot-Nederland
Op de eerste plaats wijzen ze erop dat de PVV een afkeer heeft van ‘het vreemde’ (xenofobie) en een positieve oriëntatie kent op ‘het eigene’. Die afkeer blijkt uit het gebruik van termen als “gevaar van islamisering”, “de fascistische islam”, “tsunami” en “moslimkolonisten”. ‘Het eigene’ is bij de PVV overigens een Nederland zonder de Antillen – “de schurkeneilanden” –, maar wél met Vlaanderen. Een Groot-Nederland dus dat in de dromen van Wilders “een economische en politieke grootmacht” en “een serieuze speler op het wereldtoneel” zou kunnen zijn.
Een tweede typisch extreem-rechts kenmerk van de PVV is haar afkeer van politieke tegenstanders, bestaande politieke codes en gedragsregels, en “de politieke elite”. Tegenstanders worden door partijleider Wilders in een nogal afwijkende politieke stijl betiteld als “beroepslafaard”, “knettergek”, “krankjorum” en “kierewiet”.
Autoritair
Ook wijzen de onderzoekers op een derde extreem-rechtse eigenschap van de PVV: een hang naar het autoritaire. De partij staat expliciet voor law and order – een hardere aanpak van criminaliteit en strengere straffen –, maar is bovendien intern ondemocratisch en buitengewoon hiërarchisch georganiseerd. Vrijwel alle macht berust volgens de onderzoekers bij Wilders, het enige lid van de PVV. Tot slot stellen ze dat de partij kan rekenen op sympathie onder en steun van extreem-rechtse kringen – de zogenoemde “magneetfunctie” –, maar dat die niet expliciet tot uiting komt omdat de partij geen leden toelaat.
De onderzoekers vinden overigens dat het tijd wordt om de rechter te laten oordelen over de mogelijke strafbaarheid van Wilders’ uitlatingen. Ze zien voldoende aanleiding voor het Openbaar Ministerie (OM) om een proces te beginnen: Wilders criminaliseert bevolkingsgroepen, brengt maatschappelijke tweedeling aan, en wil bepaalde groepen uitsluiten van rechten, onder meer via het sluiten van de grenzen voor alle niet-westerse allochtonen, een moratorium op de bouw van nieuwe moskeeën en islamitische scholen, en een verbod op de koran.
Actie!
Conservatief Nederland kan deze expliciete typering van de PVV als extreem-rechts natuurlijk niet over zich heen laten gaan. Elsevier-redacteur Syp Wynia noemt Wilders “slachtoffer van pseudowetenschappers”, multiculturalisten en immigratiefans. Ook beschuldigt hij de onderzoekers van samenwerking met “extreem-links”. In een vergelijkbare stijl reageert de trouwe dienaar van het Nederlandse conservatisme Afshin Ellian. Die gebruikt woorden als “gênant” en meent te weten dat de onderzoekers “een hekel” hebben aan Wilders.
Ook een redelijk progressief dagblad als Trouw twijfelt in een redactioneel commentaar aan de wetenschappelijke waarde van de Monitor. Trouw wijst op het gevaar van etikettering en meent dat tegenstanders vooral het inhoudelijke debat met Wilders en zijn PVV moeten aangaan. Een vreemde conclusie, aangezien de Monitor niet tot doel heeft om argumenten aan te dragen tegen Wilders of om met deze extreem-rechtse politicus in debat te gaan, maar om de resultaten van gedegen onderzoek te presenteren. Voor debat en discussie hebben we politici en politieke activisten.
Doorbraak is in ieder geval verheugd met de conclusies van de Monitor. Het universitaire onderzoek zou als een alarmwekker kunnen werken richting sommige van de mensen die er nog steeds niet helemaal van overtuigd zijn dat Wilders en zijn politiek een ernstig probleem vormen. Het wordt verder, zoals de onderzoekers aangeven, inderdaad tijd dat de overheid haar eigen anti-racismewetgeving in deze eens gaat naleven. Maar links moet zeker niet al zijn pijlen op het OM richten. Want wat als een rechter straks onverhoopt besluit dat Wilders niet racistisch is? Links moet zich niet afhankelijk stellen van de overheid, maar zelf van onderop anti-racisme opbouwen en actie voeren tegen Wilders’ PVV.