Open brief over koloniale oorlog in Indonesië naar regering gestuurd
Vandaag ontvangen het ministerie van Algemene Zaken, het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Defensie een uitgebreide open brief met bezwaren tegen de aanpak van het grootschalige onderzoek “Dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950”. Voor het vierjarige onderzoeksproject, dat in september van start ging, heeft de Nederlandse overheid meer dan 4,1 miljoen euro beschikbaar gesteld. De open brief wordt breed ondersteund, ook door Doorbraak.
De namen van de 123 ondertekenaars zijn:
– Jeffry Pondaag (voorzitter K.U.K.B.) |
Jeffry Pondaag, voorzitter van stichting Comité Nederlandse Ereschulden, en Francisca Pattipilohy hebben het initiatief genomen tot de open brief. Daarna organiseerde stichting Histori Bersama op 19 oktober in Leiden een bijeenkomst om de brief en de bezwaren tegen het onderzoek meer onder de aandacht te brengen. “In totaal hebben 124 personen hun naam aan de brief verbonden”, aldus het persbericht van Histori Bersama. “Het merendeel van de ondertekenaars heeft expertise in het vakgebied (koloniale) geschiedenis of is op de een of andere manier aan Indonesië verbonden. Onder hen bevinden zich zowel Nederlanders als Indonesiërs. Vandaar dat de brief ook ter kennisgeving aan de Indonesische regering en relevante onderzoeksinstituten is gestuurd. De brief is een inhoudelijke reactie op de onderzoeksopzet zoals deze op de website van het project is geplaatst en zoals de drie instituten, het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlandse Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD) en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) hun plannen op 14 september in Amsterdam hebben gepresenteerd.”
In het persbericht worden de belangrijkste punten uit de brief en de bijlage daarbij nog eens op een rijtje gezet:
“Kolonialisme geen punt van analyse
De studie naar de ontsporing van geweld in de toenmalige Nederlands-Indische kolonie laat de belangrijkste factor buiten beschouwing: de koloniale ideologie. Deze komt nu slechts zijdelings ter sprake. In het huidige onderzoek ligt de nadruk op het geweld als zodanig en zoekt men verklaringen in technische en politiek-internationale achtergronden. De koloniale mind-set van toen (en hoe dit doorwerkt tot nu) vormt geen duidelijk punt van analyse. In de brief wordt daarom een oproep gedaan om niet zozeer het geweld, maar vooral de koloniale context als uitgangspunt te nemen.
Belangenverstrengeling
De opstellers vrezen daarnaast dat het onderzoek niet onafhankelijk is, gezien een van de drie instituten – het Nederlandse Instituut voor Militaire Historie (NIMH) – onder het ministerie van Defensie valt. In feite gaat een regeringsorgaan nu het eigen voormalig optreden onder de loep nemen. ‘De slager keurt zijn eigen vlees’ is het spreekwoord dat hierbij van toepassing is. Het is algemeen bekend dat aan dit koloniale conflict tal van politiek gevoelige kwesties kleven. Onder andere voor wat betreft de financiële afwikkeling. Denk aan de zogenoemde Indische ‘backpay kwestie’ of de 4,5 miljard gulden die Indonesië destijds voor de onafhankelijkheid moest betalen, alsmede de juridische procedures van Indonesische oorlogsslachtoffers tegen de Nederlandse staat. Al te nauwe overheidsbanden wekken sterk de schijn van belangenverstrengeling. Als tegenvoorbeeld wordt in de brief verwezen naar het onderzoek uit 1996 naar de rol van het Dutchbat in Srebrenica. Toen werd het NIMH er bewust niet bij betrokken. Vandaar de vraag: waarom is hier in het Indonesië-onderzoek geen rekening mee gehouden? De betrokkenheid van het NIMH is daarnaast problematisch gezien werknemers de overheid adviseren over de historische verifieerbaarheid van claims ingediend door Indonesische oorlogsslachtoffers. In diezelfde orde is het opmerkelijk dat een luitenant-generaal gevraagd is voor de wetenschappelijke adviescommissie om toe te zien op de kwaliteit van het onderzoek.
Disbalans Nederlandse-Indonesische verdeling
De brief stelt ook dat de Indonesische onderzoekers een veel autonomere en prominentere rol verdienen. In het kader van evenwichtige waarheidsvinding had minstens de helft van het team uit Indonesiërs moeten bestaan, die vervolgens volledige zeggenschap hadden moeten krijgen over welke deelonderwerpen zij belangrijk vinden. In de huidige situatie hebben Nederlandse onderzoekers het raamwerk al bedacht en is de Indonesische inbreng slechts in de vorm van assistentie bij het beantwoorden van Nederlandse vragen.
Oostindie schrijver van de synthese?
Tenslotte besteedt de brief ook aandacht aan de kwestie van het samenvattende boek. Ondergetekenden vragen zich af of het te verantwoorden is dat de synthese door één persoon geschreven wordt. Een andere mogelijkheid zou zijn om over vier jaar een bundel uit te brengen met bijdragen van alle individuele onderzoekers. Centraal staat de vraag op basis van welke argumenten KITLV-directeur Gert Oostindie geselecteerd is als de schrijver van de synthese. Ook al is hij een van de initiatiefnemers en leidinggevenden van dit onderzoek, hij staat niet bekend als Indonesië-expert. Zo spreekt hij bijvoorbeeld de taal niet. Zijn expertise ligt vooral in de geschiedenis van de Cariben. Het boek ‘Soldaat in Indonesië’, dat hij in 2015 over de Indonesische dekolonisatieoorlog schreef, was niet gebaseerd op zijn eigen studie naar dit onderwerp. Het onderzoek voor deze publicatie was namelijk uitgevoerd door een team van onder andere studenten, waarna Oostindie de resultaten in eigen woorden samenvatte. De vraag is op basis van welke kwaliteiten hij geschikt is om de vierjarige studie naar de koloniale oorlog in Indonesië samen te vatten.”
De open brief kan nog steeds worden ondertekend via: info@historibersama.com.
Harry Westerink
WAAR IS 4,5 MILJARD GEBLEVEN EN WIENS ZAKKEN HEBBEN ER MEEGEVULD