Organiseren op basis van waarden of belangen?
Een lopende discussie binnen Doorbraak gaat over de vraag wat de doorslag zou moeten geven in de strijd voor een fundamenteel andere samenleving. Zijn dat de waarden waar we voor staan of draait het om de belangen van de mensen op wie we ons richten? Of hoeven we geen keuze te maken? Een eerste indruk van een debat in volle gang.
Anders dan veel andere radicaal-linkse groepen in Nederland heeft Doorbraak geen eenduidige ideologische grondslag. We laten ons in praktijk en theorie inspireren door een rijke geschiedenis aan uiteenlopende linkse bewegingen en stromingen. Dat maakt ons als organisatie echter geenszins minder principieel. Sommige voorlopers van Doorbraak (De Fabel van de illegaal niet in de laatste plaats) hadden zelfs de reputatie principiële scherpslijpers te zijn. Ook vandaag de dag houden we als Doorbraak op een aantal terreinen uitdrukkelijk vast aan onze basiswaarden, waar andere radicaal-linkse groepen op dat vlak uit strategische overwegingen soms een oogje willen toeknijpen. Zo sprak Doorbraak zich de afgelopen jaren bijvoorbeeld als een van de weinigen in het radicaal-linkse landschap ook expliciet uit tegen moslimfundamentalisme. Tijdens het schrijf- en discussieproces dat uiteindelijk tot ons voorlopige manifest heeft geleid, stonden begrippen als “gelijkheid”, “vrijheid” en “democratie” vaak centraal. Die basiswaarden worden in het manifest dan ook als elementaire waarden uiteengezet. Met begrippen als “macht van onderop”, “decentralisme”, “anti-kapitalisme” geven we daar verder inhoud aan. We zien deze waarden en principes dus als een belangrijke grondslag voor ons politiek activisme.
Lakmoesproef
Tegelijkertijd willen we ook heel graag praktijkgericht blijven. Zo kiezen we onze politieke speerpunten niet alleen op basis van principiële overwegingen. We hebben de afgelopen jaren ook aan veel breed opgezette acties, comités en samenwerkingsverbanden bijgedragen, waar we het inhoudelijk niet altijd helemaal met alle deelnemers eens waren – maar dat bleek vaak ook niet nodig te zijn. Zo probeerde Doorbaak zich de afgelopen jaren in meer of mindere mate, en met wisselend succes, onder meer te organiseren met baanlozen, dwangarbeiders en mensen met een gesubsidieerde baan, met illegaal gemaakte migranten en vluchtelingen, strijdende schoonmakers, studenten, slachtoffers van racisme, enzovoorts. We nemen daarbij heel vaak de belangen en motivaties van die ander als uitgangspunt. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat we ons niet bewust blijven van onze eigen waarden, maar in het organiseren in de praktijk staat ons eigen programma niet direct centraal. We nemen niet eerst een ideologische lakmoesproef af bij iedereen met wie we te maken hebben. Of iemand inhoudelijk met ons op één lijn zit, moet uiteindelijk vooral in de praktijk blijken. Bovendien kunnen we misschien juist door in de samenwerking uit te gaan van gedeelde belangen – in plaats van gedeelde waarden – mensen langzamerhand ook voor onze waarden winnen.
Toch dient zich hier een soort spanning aan die ons het onderzoeken waard lijkt. Want hoe zien we nu precies de verhouding tussen waarden en belangen? We willen geen puristische sekte zijn, maar ook niet een soort politieke ANWB. Hoe vinden we het midden tussen waarden en belangen? Wat zijn onze ervaringen met de spanningen tussen die twee? Hoe denken we daar in de praktijk mee om te gaan? Inzet van dit discussiestuk is niet zozeer om hier een concreet standpunt of strategie in te formuleren, maar vooral om stil te staan bij mogelijke problemen die we in het verleden hebben ondervonden en in de nabije toekomst zouden kunnen gaan ondervinden, en om een aanzet te geven tot meer reflectie op dit fundamentele probleem.
Dwangarbeid
Binnen Doorbraak hebben we uiteenlopende ervaringen met het organiseren op basis van gedeelde belangen. De Leidse afdeling werkt al jaren samen met illegaal gemaakte vluchtelingen en migranten. Dat is aan de ene kant met name ingegeven door waarden: de meeste Doorbraak-leden zijn zelf immers niet geïllegaliseerd, en ondervinden de problemen van deze mensen dus niet zelf aan den lijve. Waar naar buiten toe de belangen van te organiseren groepen dus centraal stonden, bestonden de drijfveren binnen de eigen organisatie voornamelijk uit dieper ervaren waarden, zoals anti-racisme, autonomie en de afwijzing van migratiebeheersing.
Daarnaast is een aantal Doorbraak-leden actief in de vakbond, waar de laatste jaren veel ervaring is opgedaan met organizingstrategieën. Het gedeelde belang staat hier als bindende factor per definitie voorop. Vaak blijkt dat de te organiseren arbeiders, zoals recentelijk de schoonmakers, soms heel uiteenlopende waarden hebben. Een deel van hen is bijvoorbeeld moslim, terwijl een aantal van hun “autochtone” collega’s op de PVV stemt. Juist omdat deze mensen in de strijd tegen bazen en overheden op elkaar en op elkaars solidariteit zijn aangewezen, zo blijkt in de praktijk, worden deze verschillen in waarden in de loop der tijd minder problematisch, of verdwijnen ze zelfs voor een belangrijk deel.
De Leidse afdeling heeft de afgelopen tijd tevens veel ervaring opgedaan met het organiseren van bijstandsgerechtigden die onder dwang te werk worden gesteld. Doorbraak wordt door veel dwangarbeiders in vertrouwen genomen, actief benaderd en van informatie voorzien. Het Leidse dwangarbeidcentrum en de gemeente Leiden zien Doorbraak als een belangrijke organiserende kracht achter het langzaam groeiende protest – hetgeen ook een goed teken is. Een van de redenen voor ons recente succes op dit vlak is wellicht dat de betrokken Doorbraak-activisten niet erg ver van de dwangarbeiders af staan, en vaak vergelijkbare belangen hebben: ook diverse Doorbrakers zijn in hun eigen leven bekend met de dreiging van dwangarbeid en inkomenskorting. Heel anders waren bijvoorbeeld onze ervaringen in Nijmegen, waar we ons probeerden te organiseren met mensen die hun gesubsidieerde banen dreigden te verliezen. Het feit dat we zelf niet tot deze groep mensen behoorden – en dus niet direct gedeelde belangen hadden – kon soms zeker een complicerende factor zijn.
Medestanders
Bovendien heeft Doorbraak zich de afgelopen jaren ook sterk laten inspireren door tactieken en organisatiemethoden die beter bij een op gedeelde belangen gebaseerde strijd lijken aan te sluiten. De organizingmethode en framing zijn voorbeelden van zulke “pragmatische” technieken die we in de arm hebben genomen. Hoewel dit twee heel verschillende technieken zijn met uiteenlopende doelstellingen, hebben ze toch wel het een en ander gemeen. In beide gevallen zijn we wat terughoudend om er ideologisch meteen “met gestrekt been in te gaan”. In plaats daarvan kijken we vooral naar wat mensen beweegt, waar ze zelf verandering in willen zien en hoe ze zich de strijd voor die verandering voorstellen. Wij richten ons – zowel bij organizing als bij framing – dus op de realiteit, en de beleving daarvan, van de mensen met wie we ons graag zouden verbinden.
Bij het organiseren op basis van belangen hebben we de nodige positieve ervaringen opgedaan. Voor mensen die in radicaal-linkse kringen verkeren, kan het organiseren op basis van belangen erg bevrijdend werken. Ineens gaat er een wereld voor hen open: het aantal potentiële medestanders wordt zo aanzienlijk groter. Wie alleen maar organiseert op basis van radicaal-linkse waarden zoals bijvoorbeeld anti-kapitalisme, anti-patriarchaat of weerstand tegen staat of autoriteit, die is aangewezen op een relatief kleine groep bondgenoten. De keuze voor bredere thema’s op het gebied van belangen vergroot onze wereld. Ook stelt het ons in staat om mensen via die weg beetje bij beetje bekend te maken met onze eigen, dieper liggende waarden die ons tot strijd motiveren.
Toch is het organiseren op basis van belangen geen onverdeeld succesverhaal. Ten eerste moeten we hier een grens trekken tussen onze interne organisatie en de externe samenwerking. Het overgrote deel van de kameraden die daadwerkelijk actief lid zijn geworden van Doorbraak, had vaak al een achtergrond in linkse kringen, en deelde van meet af aan onze waarden. Het zijn dus met name de waarden die mensen er uiteindelijk toe motiveren om lid te worden, niet de gemeenschappelijke belangen. Wat betreft de samenwerking van Doorbraak als organisatie met andere organisaties en individuen bestaat er wel een risico op inhoudelijke verschraling doordat een vaag gedeeld gevoel dat we bepaalde belangen delen soms niet genoeg is om ook inhoudelijk met een sterk tegenverhaal te komen. Dat kan soms leiden tot een weinig gearticuleerd geheel van diverse standpunten, waarbij de ideologische samenhang wordt verwaarloosd.
Solidariteit
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat in de samenwerking onze waarden niet worden ondergesneeuwd? Zouden we onszelf en onze partners niet soms moeten dwingen tot meer solidariteit met anderen, die zich in een heel andere situatie bevinden – en dus soms andere belangen hebben? Een goed voorbeeld daarvan vonden we bij de Franse werklozen van het collectief Résistance au Travail Obligatoire. Zij eisen van nieuwe kameraden dat ze zich eerst een keer inspannen voor het oplossen van andermens problemen, en creëren zo een basis voor sterke solidariteit die over de grenzen van het gedeelde belang heen reikt. De vraag is natuurlijk of mensen zo niet onnodig geïnstrumentaliseerd worden. Willen we mensen op deze manier dwingen tot het strijden voor belangen die niet meteen de hunne zijn? Dringen we hen zo niet vooral onze eigen waarden op, zoals solidariteit? Hier komen we tot het centrale probleem in de spanning tussen waarden en belangen. Want hoewel gedeelde belangen steeds vaker centraal staan in onze manier van organiseren, vormen onze radicaal-linkse waarden daar wel degelijk doorgaans de aanleiding toe. Uiteindelijk worden belangen dus ingezet voor de strijd voor fundamentele waarden. Wat is daar problematisch aan?
Ervaringen met de vakbondsstrijd dienen hier als een goed voorbeeld. Aan de ene kant wordt die strijd voornamelijk georganiseerd op basis van gedeelde belangen. Aan de andere kant zien we hoe gemeenschappelijke belangen ook worden ingezet ten behoeve van dieper gelegen waarden – bijvoorbeeld de waarden van de vakbond of van individuele organizers. In de strijd zullen mensen, bijvoorbeeld stakende schoonmakers, inzien dat ze belangen delen met anderen met wie ze zich nooit of onvoldoende hebben geïdentificeerd, of dat ze in het verleden over hun belangen zijn voorgelogen. Mensen worden zo gestimuleerd om te concluderen dat hun waarden (deels) anders zijn dan ze zelf altijd hadden vermoed. Het gaat er met andere woorden om om de gedeelde belangen van die arbeiders als een soort hefboom te gebruiken om het beeld dat ze van hun politieke waarden hebben, te veranderen en te sturen. Deze opstelling vooronderstelt dat we ook creatief en flexibel omgaan met de wijze waarop we onze eigen belangen formuleren en presenteren. Door voortdurend te blijven kneden en schaven aan die formulering, door die aan te passen en te vergelijken met het beeld dat anderen van hun belangen hebben, creëren we een gezamenlijk uitgangspunt, waarin onze belangen als gemeenschappelijk worden ervaren. Maar we doen dit wel om mensen uiteindelijk voor onze waarden te winnen – die daarentegen niet ter discussie staan. Met andere woorden: waar belangen dus wel als veranderlijk worden voorgesteld, geldt dit niet voor dieper liggende waarden. Suggereert dit niet dat we vinden dat we het uiteindelijk zelf altijd bij het rechte eind hebben? Spreekt hieruit, anders gezegd, niet een soort arrogantie van het eigen gelijk?
Een andere optie is om de achterliggende waarden te laten voor wat ze zijn. Is het organiseren op basis van gedeelde belangen niet gewoon genoeg? Maken we zaken niet onnodig gecompliceerd door te spreken over een tegenstelling of verschil tussen waarden en belangen? Is de vraagstelling zelf niet het probleem? Waarom kunnen we niet gewoon organiseren op basis van wat we met anderen gemeen hebben, samen met onze lotgenoten?
Lotgenoten
Het probleem met deze laatste optie is dat we nu eenmaal niet altijd elkaars lotgenoten zijn. Sommigen van onze leden hebben wellicht ten dele wel dezelfde ervaringen en belangen als de onderdrukte of uitgebuite minderheden met wie we ons graag zouden organiseren, maar voor veel Doorbrakers geldt dat niet zozeer. Hoewel het ons uitdrukkelijke doel is om grenzen tussen hoog- en laagopgeleiden, “allochtoon” en “autochtoon”, werkenden en baanlozen, enzovoorts, te doorbreken, bestaat Doorbraak toch voor een flink deel uit hoger dan gemiddeld opgeleide, witte middenklassers. Dat is niet iets waarvoor we ons moeten verontschuldigen, maar het zou verkeerd zijn om dit te ontkennen of negeren. Door te doen alsof we ons allemaal in dezelfde positie bevinden, of allemaal primair dezelfde belangen hebben, lopen we het risico dat we bepaalde bestaande machtsdynamieken en invloedbases onbesproken laten. We moeten dus ook eerlijk erkennen dat we in eerste instantie niet allemaal dezelfde belangen hebben, ook al willen we wel degelijk samen de strijd aangaan. Dat wil natuurlijk geenszins zeggen dat we ons als hulpverleners of “geëngageerde buitenstaanders” moeten opstellen – dat willen we immers nadrukkelijk niet – maar wel dat we moeten erkennen dat er bepaalde verschillen zijn, juist ook in termen van belangen.
Wat dat betreft is het voorbeeld van de dwangarbeiders het interessantst, omdat een aantal van ons hier wel degelijk belang bij heeft. Bijvoorbeeld omdat ze zelf ook riskeren om op kortere dan wel langere termijn aan een dwangarbeidsregime onderworpen te worden. Dat geldt in eerste instantie natuurlijk voor de uitkeringsgerechtigden onder ons, maar in brede zin voor iedereen – gegeven dat we ons in tijden van economische crisis en precarisering bevinden en dat iedereen morgen zonder werk kan komen te zitten. In dit specifieke voorbeeld van een strijd die we hebben opgepakt, is er dus wel degelijk sprake van een sterker gedeeld belang. In de praktijk blijkt het daarom gemakkelijker om ons met andere mensen te organiseren. Het is voor andere betrokkenen veel vanzelfsprekender waarom Doorbraak zich hiervoor wil inzetten. Dat leidt tot minder argwaan en tot meer herkenning.
Daar valt een les uit te leren. Wanneer we ons met anderen willen organiseren, dienen we ons niet alleen af te vragen op welke manier er sprake kan zijn van gedeelde belangen. We zullen verder moeten gaan dan dat, en ons moeten afvragen waarom anderen zouden willen samenwerken met ons. Waarom zouden anderen zich in ons en in onze strijd herkennen? Waarom zouden zij zich met ons identificeren? Deze vraagstelling vervult niet zozeer een strategische functie, maar is fundamenteler en nodigt uit tot meer kritische zelfreflectie. Als we ons daadwerkelijk over verschillen in belangen en identiteit heen willen zetten, teneinde ons op basis van belangen en waarden te organiseren, dan zullen we ons niet alleen moeten afvragen hoe anderen te bereiken. We zullen ook manieren moeten vinden om ons eigen beeld van onze belangen – en de daarmee corresponderende diepere waarden – kritisch tegen het licht te houden en waar nodig te herformuleren.
Dat betekent met andere woorden dat we manieren moeten vinden om elkaars lotgenoten te worden, zonder er vanuit te gaan dat we dat vanzelfsprekend al zijn. Voor een deel kunnen we daar alleen door onze dieper ervaren waarden toe gezet worden, maar als we ons daadwerkelijk lotgenoot willen voelen, dan wil dat ook zeggen dat we die waarden nooit kritiekloos als een gegeven mogen zien. Elkaars lotgenoten zijn gaat dus verder dan alleen gedeelde belangen hebben. Het vooronderstelt aan de ene kant dat we meer gemeen kunnen hebben dan alleen maar concrete belangen. Maar het suggereert aan de andere kant ook dat we ons elkaars belangen eigen kunnen maken. Pas dan kan men het echt over lotgenoten hebben.
Max de Jong
Probeer nu al een paar dagen het onderscheid te formuleren tussen de waarden en de belangen waarom het hier in de lopende discussie over gaat.
Als ik daarbij gefrustreerd Pink Floyd’s “The Wall” in de DVDspeler schuif en de film voor de zoveelste keer zie en beluister, zie ik alle waarden die tot de ondergang van de hoofdrolspeler Pink leidde weer langs komen, tesamen met de ondergang van het geheel aan waarden gesymboliseerd in het slopen van the wall, welke symbool staat voor alle vormen van autoriteit die ieder mens van kindsbeen af krijgt ingeprent, als waar die voor het verdere leven maar aan ondergeschikt dient te zijn.
Waarden zijn in mijn beleving altijd dè instrumenten van de macht om het individu klein of kapot te krijgen in het belang van die macht. Ergo, ga ik er van uit dat het opkomen voor belangen, van wie of wat dan ook, noodzakelijkerwijs om te voorkomen wat voor, of wiens macht dan ook, te steunen of op z’n minst zwijgzaam te onderschrijven of te tolereren, volledig van waarden dienen te worden ontdaan, voorzover die waarden onderdeel zijn van een bestaande belangenstrijd, en in een toekomstige belangenstrijdstrijd moeten worden gemeden als een epidemisch besmettelijke chronische ziekte.
Het is niet voorniks dat onafhankelijke en a-commerciële kunstenaars ons zijn gaan confronteren met dit dilemma. Belangen en waarden zijn al zo lang onverbrekelijk met elkander verbonden als zouden zij een eenheid vormen die ons tot heil dient, dat het welhaast onmogelijk lijkt die twee afgescheiden van elkaar te zien. Terwijl het toch zo evident is dat als waarden in belangenbehartiging een factor van belang zijn, dit meteen ook de kiem is voor de autoriteiten van daarna, als die belangenbehartiging succesvol was geweest, om hun waarden te gaan opleggen, om daarmee de cirkel rond te sluiten voor hernieuwd noodzakelijk verzet.
Belangenbehartiging kan nimmer ondergeschikt gemaakt worden aan waarden, vermits dit gegeven zeer consequent en consistent in alle levensfases van allen geldig is. In mijn beleving zou elke vorm van autoriteit een bron van verzet moeten zijn. Als we de levensloop van individuen bekijken is dit ook zo. En als we de levensloop van waardenbepalende instituties en naties bekijken zie ik ook daar de bronnen van verzet voortkomen uit de waarden die zij opleggen. De boven het kind gestelden en de boven ons gestelden hebben een heilige plicht tot belangenbehartiging. Zonder daarbij aan wat voor waarden inprenting of oplegging ook, te doen.
Waarbij ik wil benadrukken, dat er voor een veels te lange tijd steeds een meerderheid meelopers zich gezagsgetrouw laat en gaat radicaliseren, vanuit hun fascistoïde gezagstrouw zijn, naar absolute fascisten die merkwaardigerwijs dan pas alle waarden willen gaan bestrijden, desnoods bij veel tegenstand, in doodseskaders. Velen van hen zullen voor dit laatste te laf zijn, maar achterbaks en fascistoïde, en daardoor voor de meesten die geen tijd hebben om zich in de politiek te verdiepen onzichtbaar, zullen zij zo mogelijk nog groter schade aan een belangenstrijd kunnen toebrengen door een soort van kruisbestuiving die hun nuances in bestaande waarden aanbrengt.
Die exponentiële spiraal van geweldstoepassing van de macht, van welke denominatie of ideologische overtuiging die ook uitgaat, en juist ook die die uitgaat van een democratisch gekozen autoriteit die naar willekeur kan kiezen uit alle verschillende waarden, vooral die die haar het beste uitkomt, moet tot een einde komen. Ieder individu heeft recht op het beleven van de eigen waarden die volledig aan zijn/haar persoon en karakter toebehoren. Niets of niemand heeft het recht correctief waarden aan een ander op te leggen. Heeft enkel en alleen maar het recht, en ten aanzien van het kind zelfs de plicht, tot belangenbehartiging.
Alhoewel zelfs die [te veel beschermende?] belangenbehartiging voor Pink een onverdraaglijke last lijkt te zijn, en bron van al zijn frustraties, waag ik het te beweren dat het de inprenting van waarden, die die belangenbehartiging vergezellen, de bron zijn van zijn verzet. Ik kan alleen maar hopen dat dit verzet in de toekomst een verzet zonder waarden is, en dienstbaar is aan alleen de belangenbehartiging, die vanuit een natuurlijke noodzaak noodzakelijk is. Natuurlijk is in dit verband natuurlijk gewoon empathisch eigen en groepsbelang.
Deze gedachte vond ik belangrijk om te delen.