Uit de oude doos: De maniakale tirades van kerkhervormer Luther tegen Joden, vrouwen, gehandicapten en iedereen die niet boog voor de machthebbers
Toen arme en verpauperde boeren in 1524 onder leiding van Luthers collega-theoloog Thomas Münzer in opstand kwamen tegen de overheid die hen genadeloos uitzoog, koos Luther onvoorwaardelijk de kant van de machthebbers. In zijn vlugschrift “Tegen het roofzuchtige en moordlustige boerenvolk” riep hij hen op om korte metten te maken met mensen in verzet. “Daarom moet, in het openbaar of achter gesloten deuren, elke opstandeling worden doodgeslagen, gewurgd of doodgestoken, waarbij men moge bedenken dat er niets vergiftigenders, schadelijkers en duivelser is dan een oproerling, opdat hij als een dolle hond om het leven wordt gebracht.” Ook “heksen” en gehandicapten moesten van hem vervolgd en vermoord worden, omdat ze “duivels” zouden zijn. Vrouwen waren in zijn ogen alleen maar broed- en baarmachines die in dienst van God kinderen moesten krijgen en daarvoor zo nodig in het kraambed behoorden te sterven. Het meest maniakaal ging Luther tekeer tegen joden. Zelfs in een tijd waarin religieus antisemitisme doodnormaal was en joden als tweederangs mensen werden behandeld, viel zijn volkomen doorgedraaide en uitzinnige jodenhaat velen toch nog op. “Hij is een meester in het verdraaien, kwaadspreken, lasteren en overdrijven”, stelde bijvoorbeeld zijn – eveneens antisemitische – tijdgenoot Erasmus. In “Over de joden en hun leugens”, een van de afschuwelijkste antisemitische smaadschriften aller tijden, noemt Luther de joden onder meer “Gods- en profetenmoordenaars”, “bloedhonden”, “duivelskinderen”, “leugenaars”, “adderengebroed”, “volksverleiders”, “woekeraars”, “wurgers”, “rondlummelende schooiers”, “weerzinwekkend uitvaagsel” en “schimmelig soepzootje”. Joden zouden “verblind” zijn, “vervloekt”, “boosaardig”, “wraakzuchtig”, “gierig”, “begerig”, “lasterlijk”, “afgunstig”, “hoogmoedig”, “bezeten”, “halsstarrrig” en “onverbeterlijk”. Ze zouden “ons” overheersen, “ons” water vergiftigen, en “onze” kinderen stelen, hen doorboren en hun bloed opvangen om dat te verwerken in matses, joodse broden. Ze zouden “ons ongeluk” zijn. Met grof geschut brengt Luther vrijwel het hele arsenaal aan antisemitische mythes en stereotyperingen in stelling. Alleen het raciale antisemitisme ontbreekt bij hem vanzelfsprekend, want dat werd pas ontwikkeld in de negentiende eeuw. Luther was een van de eersten die zei dat men zich van de joden moest ontdoen door hen allemaal te doden.
Harry Westerink in Kerkhervormer Luther inspireerde Hitler (Gebladerte Archief)