Overheid mag Iraanse Nederlanders niet langer discrimineren
Sinds 1 juli 2008 mochten Iraniërs en Nederlanders met een Iraanse achtergrond bij bepaalde locaties in Nederland niet meer naar binnen en werden ze geweigerd bij meerdere universitaire opleidingen. Studenten met een Iraanse achtergrond stapten naar de rechtbank. Die stelde hen onlangs in het gelijk: de sanctieregeling moet van tafel. Jelle Klaas, de advocaat van de studenten: “De staat is met dit geweldige vonnis terecht gestraft voor het discrimineren van een bevolkingsgroep. De rechtbank heeft ons op alle belangrijke punten gelijk gegeven.”
Kawe Bitaraf is student. Hij heeft weliswaar een Iraanse achtergrond, maar geen Iraans paspoort. Bitaraf is Nederlander. En net als elke andere Nederlander wil hij zelf kunnen bepalen wat hij doet met zijn leven. Hij wil zelf kunnen kiezen welke studie hij gaat doen. Maar dat mocht niet meer. Negen masteropleidingen, waaronder delen van kernfysica, wiskunde en scheikunde, stonden voor hem en andere ‘Iraniërs’ niet open, besloten de ministers Ronald Plasterk en Maxime Verhagen in 2008. Want in de ogen van de Nederlandse overheid zou hij loyaal kunnen zijn aan het Iraanse regime en zou hij de kennis die hij daar op kan doen, ter beschikking kunnen stellen aan het Iraanse atoomprogramma.
De rechter heeft nu geoordeeld dat deze discriminatie door de Nederlandse overheid is verboden. Alle Nederlanders van Iraanse afkomst worden door de regeling gestigmatiseerd en gediscrimineerd. Noch de VN, noch de EU hebben opgeroepen tot het uitsluiten van een bevolkingsgroep. Alleen Nederland heeft daarvoor gekozen, aldus de rechtbank. Die oordeelde verder dat de regeling discriminerend is omdat alle mensen van Iraanse afkomst erdoor worden uitgesloten, terwijl tegelijk alleen mensen van Iraanse afkomst worden uitgesloten. Dat vindt de rechter dus niet toelaatbaar. Bitaraf was in de zomer van 2009 nog voorzichtig over wat de rechter zou besluiten: “We hebben sowieso gelijk. Nu gaat het erom gelijk te krijgen.” In dit geval is dat gelukt.
Willem Slaapmaat