“Petje af, kauwgom uit je mond en rechtop zitten”

Rolmodel voor de moderne werkloze.

De toenemende dwang die de overheid uitoefent op werklozen, beperkt zich niet tot de verplichting om op straffe van stopzetting van de uitkering rechteloos en onbetaald te werken. Ook op het gebied van uiterlijk, gedrag en taal proberen Sociale Zaken-ambtenaren en reïntegratieconsulenten bijstandsgerechtigden te disciplineren. Dit moderne beschavingsoffensief wordt zelfs voortgezet nadat de werklozen een veelal tijdelijke en geflexibiliseerde baan hebben gevonden. Maar de uitkeringsbureaucratie vertoont ook scheurtjes die door strijd van onderop breder zouden kunnen worden.

Het drillen van werklozen maakt deel uit van een decennialange ontwikkeling waarbij hun rechten steeds meer onder vuur zijn genomen en hun plichten steeds verder worden opgeschroefd. De afbraak van de verzorgingsstaat en de opkomst van de neo-liberale strafstaat heeft ertoe geleid dat de disciplinering en de “eigen verantwoordelijkheid” van bijstandsgerechtigden vandaag de dag de uitgangspunten van het beleid zijn geworden. Werkloosheid en “inactiviteit” zou mensen niet overkomen, maar het gevolg zijn van persoonlijk handelen. Wie geen werk heeft, zou dat aan zichzelf hebben te danken. De burger wordt geacht om een verstandig, gezond en productief leven te leiden, dat in dienst staat van de BV Nederland. Wie dat niet doet, moet daartoe worden aangezet, geprikkeld en gedwongen. Aldus het vertoog dat de maatregelen tegen werklozen steevast begeleidt.

Als het gedrag of de kleding van een bijstandsgerechtigde “feitelijk zijn kansen op beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt beperkt”, dan volgt een weigering, korting of intrekking van zijn uitkering, zo stelde het regeerakkoord uit 2010 van het kabinet Bruin I. Later werd daar nog het VVD-wetsvoorstel aan toegevoegd dat het beheersen van de Nederlandse taal als eis stelt bij het aanvragen van een bijstandsuitkering. Met deze regels legde het uiterst rechtse kabinet vast wat in de uitkeringspraktijk al jarenlang aan de gang is: het aanspreken van werklozen op hun uiterlijk, gedrag en taal, om hen zo nog meer te dwingen in het keurslijf van de gehoorzame en hard werkende modelwerknemer.

Bevoogding

Om te weten hoe gedrag, uiterlijk en taal van bijstandsgerechtigden in de gemeentelijke uitvoeringspraktijk aan de orde komt, heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) interviews gehouden met Sociale Zaken-ambtenaren en werkgevers. Dat heeft geleid tot het rapport “Verzorgd uit de bijstand”, waaruit blijkt dat “klantmanagers” van bijstandsgerechtigden zich steeds meer de rol aanmeten van een soort sociale controleur, zedenprediker, leraar en ouder. In gemeentelijke Sociale Zaken-afdelingen heeft de vroegere maatschappelijk werk-cultuur plaats moeten maken voor een alles doordringende activeringscultuur. De werklozen worden standaard gecontroleerd, opgevoed en bestraft.

Die disciplinering doet denken aan de “onmaatschappelijkheidsbestrijding” die tot midden jaren zestig voortduurde. In de jaren zeventig kwam op die gedwongen heropvoeding van “asocialen” stevige kritiek uit linkse hoek. Men wees dat af als paternalistische bevoogding uit een standenmaatschappij die tot het verleden zou moeten behoren. Maar vandaag de dag is het in de gaten houden van mensen aan de onderkant van de samenleving terug van nooit weggeweest. Werklozen moeten “werknemersvaardigheden” aanleren, zoals afspraken nakomen en jezelf goed kunnen verkopen op de arbeidsmarkt. En ze dienen een gedrag en uiterlijk aan te kweken dat laat zien dat ze netjes, braaf en onderdanig zijn. Het aantal werklozen neemt door toedoen van de economische crisis toe, en velen zullen naar verwachting moeilijk werk kunnen vinden. Een grote groep “inactieve” armen die onvoldoende onder controle staat, vormt in de ogen van de staat altijd een poel van onvrede en opstandigheid. Daarom is het voor de beleidsmakers steeds meer een doel op zich aan het worden om werklozen fatsoen en respect voor autoriteiten in te peperen.

Tatoeages

Uit het rapport blijkt dat ambtenaren bijstandsgerechtigden voortdurend bekoekeloeren en hun “presentatie” afkeuren. Wat deugt er volgens “klantmanagers” allemaal niet aan veel van de werklozen? Ze komen niet op tijd, menen de ambtenaren. En ze houden zich niet aan afspraken, hebben gebrekkige omgangsvormen, geven geen hand, zitten niet rechtop, kijken de ander niet aan, hebben problemen met autoriteit en leiding, missen arbeidsritme, hebben schulden, zijn verslaafd, kunnen niet omgaan met kritiek, kunnen niet voor zichzelf zorgen, doen hun mobiele telefoon niet uit tijdens gesprekken, en zetten hun petje niet af. Volgens de ambtenaren, van wie er velen in de wieg lijken te zijn gelegd voor presentator van een “extreme make over”-programma, hebben veel werklozen problemen met persoonlijke hygiëne, zoals een sterke lichaamsgeur, een onverzorgd kapsel, een ongeschoren gelaat, slonzige kleding, en een zichtbaar slecht gebit. Ze beschikken ook over “uiterlijkheden die ongepast zijn bij het betreden van de arbeidsmarkt”, waaronder zichtbare tatoeages, piercings, afwijkende kapsels en te diepe decolleté’s. Ze dragen joggingbroeken, slippers of gymschoenen, wat ook uit den boze schijnt te zijn. In de ogen van “klantmanagers” moeten alle bijstandsgerechtigden overkomen als saaie kantoorklerken.

“Sommige cliënten doen hun best zich goed te verzorgen, maar weten zich ‘net niet’ op de juiste manier te presenteren, bijvoorbeeld door net iets te veel parfums te gebruiken, net iets te hard te praten, of net niet de juiste kledingcombinatie te kiezen”, zo laten ze weten. Ook over het dragen van een hoofddoek en het hebben van “een moslimbaard” doet menig ambtenaar moeilijk. Bovendien klagen ze erover dat het bereikte taalniveau van “allochtone” werklozen te laag is, ook al zijn ze geslaagd voor de inburgeringscursussen. Hun kansen op werk zouden daardoor te klein zijn. Zo duwen “klantmanagers” werkloze migranten in de richting van extra inburgeringsverplichtingen, in plaats van rekening te houden met het heersende racisme op de arbeidsmarkt.

Neushaar

Ambtenaren proberen bijstandsgerechtigden klein te krijgen door hen erop te wijzen dat hun reïntegratie veel kost. “Ik betaal voor je traject”, merken ze dan op, alsof ze dat uit eigen zak moeten betalen. Maar juist het omgekeerde is het geval: de reïntegratie-industrie verrijkt zichzelf al jarenlang met bakken geld dat nauwelijks ten goede komt aan de werklozen zelf. “Klantmanagers” gaan mee naar sollicitatiegesprekken, waarbij ze vlak van tevoren als een ouder hun kind toespreken: “Kauwgom uit je mond, petje af, shirtje dichtdoen, en denk erom dat je rechtop zit”. Soms gaan ze samen met de werkloze in een winkel kleding kopen die volgens hen geschikt zou zijn voor een sollicitatiegesprek. Het achter de broek aan zitten van werklozen gaat zelfs door nadat ze een baan hebben gevonden. “Klantmanagers” hebben er belang bij dat hun “klanten” niet terugvallen in een bijstandsuitkering, want dat zou de “uitstroomcijfers” negatief beïnvloeden. Daarom blijven ze hun “klanten” volgen en roepen ze hen van tijd tot tijd op om opnieuw deel te nemen aan trainingen en bijscholingen. Door de toenemende flexibilisering moeten steeds meer mensen steeds vaker perioden van werk afwisselen met perioden van werkloos zijn of te weinig werk hebben. De klassieke scheiding tussen mensen met een vast arbeidscontract aan de ene kant, en mensen zonder werk aan de andere kant, lijkt steeds meer te verdwijnen. Al jarenlang breidt zich een tussencategorie uit van weinig-werkers, af en toe-werkers en werkende werklozen.

Een paar jaar geleden kregen Leidse bijstandsgerechtigden tijdens groepstrainingen in het zogeheten Werkatelier tot in detail aangepraat hoe ze zich dienden te kleden tijdens sollicitatiegesprekken. Hen werd sterk aangeraden om voor het gesprek eerst te informeren naar de bedrijfscultuur en de gangbare kleding bij het bedrijf, bijvoorbeeld door er “een paar uur” rond te hangen en te kijken naar wat het personeel aan had. De nadruk op het belang van een verzorgd uiterlijk nam tijdens de trainingen soms apocalyptische vormen aan: “Een rouwrandje onder je nagel of een plukje neushaar kan zoveel walging bij je gesprekspartner oproepen dat je kansen bij voorbaat al verkeken zijn. Ook slechte adem of een stukje lunch tussen je tanden is fataal.” De mannen kregen tips als “voorkom gedateerde kostuums”, “draag geen te korte broek waarbij beenhuid zichtbaar wordt bij het zitten”, “zie af van leuke stripfiguurtjes op stropdas of sokken”, en “voorkom goedkoop tonende accessoires”, zoals “een afgekloven pen of een plastic tas”. De vrouwen hoorden aanbevelingen aan als “draag geen te korte rok of te diep decolleté: hoe meer je laat zien, hoe minder serieus je overkomt”, “voorkom slecht passende onderkleding, zoals een bh waar de borsten te veel naar buiten komen” en “draag geen overdaad aan sieraden”. De deelnemers moesten ook nog eens in de rol van baas kruipen en aan de hand van foto’s sollicitanten beoordelen. In het huidige Leidse Participatiecentrum worden werklozen onderworpen aan “Hoe kleed je je”-cursussen. Daartoe werkt het dwangarbeidcentrum samen met Dress for Success, een organisatie die solliciterende werklozen in een net pak of mantelpak kan hijsen.

Scheurtjes

Leuke enerverende baan voor de moderne werkloze.

Het beeld van de intimidatie van werklozen, zoals dat uit het SCP-rapport opdoemt, stemt bepaald niet vrolijk. Bijstandsgerechtigden hebben maar al te vaak het gevoel te zijn beland in een onderdrukkingssysteem waaruit ze niet kunnen ontsnappen. Dat lijkt op een sociaal panopticum, waarbij ze worden bekeken zonder zelf te kunnen kijken en worden gecontroleerd zonder zelf hun leven te kunnen bepalen. Gevoelens van moedeloosheid en uitzichtloosheid kunnen daardoor worden versterkt. Het is voor werklozen van wezenlijk belang om al die tegen hen gerichte voorstellen en maatregelen niet te beschouwen als de onontkoombare hel en verdoemenis, maar juist op zoek te gaan naar scheurtjes in het disciplineringsapparaat. Zo kan bijvoorbeeld het SCP-rapport dienen als een bron van informatie waarmee bijstandsgerechtigden de overheid en zijn dienaren beter kan leren kennen. Die kennis is macht en biedt hen mogelijkheden om de zwakten en tegenstrijdigheden binnen de schijnbaar almachtige uitkeringsbureaucratie te bespelen.

Het opleggen van sancties aan bijstandsgerechtigden is een tijdrovende aangelegenheid en kan averechts werken, zo stellen veel ambtenaren in het rapport. Ze dreigen dan ook liever met straf dan dat ze die ook daadwerkelijk geven. Met alleen maar dreigen kunnen ze hun onderhandelingspositie ten opzichte van de werkloze versterken zonder het risico te lopen van een bezwaar- en beroepprocedure. De meeste “klantmanagers” menen namelijk dat straffen op grond van gedrag, uiterlijk en taal juridisch tamelijk gemakkelijk onderuit vallen te halen, omdat ze bijzonder subjectief zijn. “Hoe bepaal je wanneer iemand zich niet goed presenteert? Hoe toon je aan dat iemand om die reden niet aan het werk komt?” En: “hoe kun je bewijzen dat iemand zich bewust slecht kleedt of gedraagt?” Veel ambtenaren vrezen dat ze door de rechter zullen worden teruggefloten. Ze gaan daarom soms over tot een informele straf, een soort treiterij, bijvoorbeeld in de vorm van “een pesttraject” als papiertjes prikken. Een andere reden om een bijstandsgerechtigde toch maar niet te straffen, is gelegen in de eigen veiligheid. “Een klantmanager merkte op dat cliënten soms weten waar je woont en dat het kan gebeuren dat ze ineens voor de deur staan.” Werklozen die zich onderop organiseren, kunnen ambtenaren met het wapen van publiciteit en protestacties in het defensief proberen te dringen. Ze doen er goed aan om zich tegenover hun “klantmanagers” weerbaar op te stellen en te beseffen dat ze samen sterk staan.

Harry Westerink