Pleinprotest van Spanje tot in Israël
Meer dan twee maanden geleden begon in Spanje een reeks pleinprotesten, onder de leus “Echte democratie nu”. Binnen enkele weken vonden er soortgelijke acties plaats in een reeks andere landen, op kleine schaal ook in Nederland. In Griekenland werden pleinprotesten enorm van omvang; de acties verbreedden er het verzet tegen het bezuinigingsbeleid dat tot dan toe vooral via vakbonden en vanuit radicaal-linkse, vaak anarchistische jongeren gevoerd werd. In Spanje groeide het protest rond verkiezingsdag 22 mei naar een – illegale – climax, en trotseerde het een politieaanval in Barcelona op 27 mei. Daarna verspreidde het protest zich vooral in stadswijken, maar grootschalige manifestaties werden minder, en de aandacht in media verdween goeddeels. Maar afgelopen weekend was het pleinprotest nadrukkelijk terug op de voorgrond, met 30 duizend mensen in Barcelona, en met een herbezetting van het Puerta del Sol in Madrid. Intussen is deze protestvorm overgenomen en ingezet in weer een heel ander land: Israël beleeft inmiddels al ruim tien dagen prachtige pleinprotesten tegen hoge huizenprijzen.
De acties in Spanje zijn ook en vooral een protest tegen het bezuinigingsbeleid en een economisch model dat mensen tot dingen maakt. “We zijn geen koopwaar van bankiers en politici”, was vanaf het begin een treffende slogan. De hoge werkloosheid, onder jongeren zelfs boven de veertig procent, was een van de symptomen van dat economische model en het bijbehorende neo-liberale beleid. De woede over dat soort dingen ging samen met een verlangen naar een politiek waarin mensen weer iets te vertellen hebben.
In de ontwikkeling van de protesten, van half mei tot vandaag de dag, werden allerlei beperkingen, maar ook mogelijkheden zichtbaar. De hoofdleus bleef vaag, veelomvattend en voor velerlei uitleg vatbaar. “Echte democratie nu” kan opgevat worden als: het huidige stelsel, maar dan met betere politici, partijen die beter luisteren naar de mensen, en rekening houden met hun verlangens. Dat gaat niet erg ver, en zoiets is door handige politici wel te kapen en in te kapselen. De leus kan echter ook veel radicaler worden opgevat: als een stelsel waarin de bevolking veel meer greep heeft op het bestuur. In Griekenland verscherpte een grote assemblee van drieduizend mensen in Athene de leus al snel tot “Directe democratie nu”. Hier weerspiegelt zich het radicalisme vanuit een bevolking die al maand na maand felle acties voert, in een sociale crisis die nog veel acuter is dan die in Spanje. Deze stap vooruit in eisen is in Spanje helaas (nog?) niet op deze schaal gezet.
Een tweede beperking is af en toe in de organisatie van het protest merkbaar. Die organisatie gaat veelal via de samenkomsten van actievoerenden op de diverse pleinen, de zogeheten assemblees. In principe kan iedereen daar een zegje doen, en worden er samen plannen gemaakt en voorstellen besproken. Het is een mooie, in principe direct-democratische, organisatievorm. Zoiets wordt echter al enigszins lastig als de assemblees erg groot en daardoor onoverzichtelijk worden. De oplossing is dan al gauw: comités vormen die voorstellen voorbereiden en praktische taken op zich nemen. Dat kán goed werken. Maar al snel waren er aanwijzingen dat dit soort comités zaken gingen voorkoken, dat alleen voorstellen die eerst in een comité waren besproken door de assemblee besproken konden, en dergelijke. De Internationale Kommunistische Stoming schreef over dit soort zaken. En in comités voeren maar al te gauw mensen vanuit hecht georganiseerde politieke groeperingen de boventoon. Via dit soort mechanismen schoof de zeggenschap weg uit de assemblees, naar comités waarop de menigte van actievoerenden weinig greep had. Een basisdemocratische vorm kan langs dit soort wegen alsnog een nogal ondemocratische autoritaire invulling krijgen, en er zijn aanwijzingen dat dit in de Spaanse protesten ook plaatsvond.
Een van de antwoorden van radicalere deelnemers aan de beweging op dit proces was: de wijken in! Kleinschaliger assemblees, in arbeiderswijken, dichtbij mensen die rechtstreeks het bezuinigingsbeleid en dergelijke voor hun kiezen krijgen. Eén van de actiedoelen werd het verhinderen van huisuitzettingen. In ettelijke tientallen gevallen, volgens een door Aljazeera geciteerde demonstrant zestig maal, is dat met succes gebeurd. Op deze manier werd het protest harder, concreter, en krijgt het een sociaal-economische, anti-kapitalistische dynamiek die vaagheid doorbreekt en de kracht van de beweging zeer ten goede komt. Mensen zien en merken dat ze daadwerkelijk baat hebben bij verzet.
De laatste weken was er weinig aandacht voor de protesten in Spanje. Maar die gingen wel door, in de vorm van kleinschaliger acties zoals de genoemde strijd tegen ontruimingen, en in de vorm van tentenkampen her en der. Afgelopen weekend keerde het protest op grote schaal terug, met name in de hoofdstad Madrid. Mensen waren uit allerlei plaatsen in optochten naar Madrid getrokken, en afgelopen zaterdag namen ze het Puerta del Sol, het stadsplein dat in mei het middelpunt van acties was, weer in handen. De actiegolf is dus nog steeds gaande.
Maar allerlei beperkingen zijn nog niet overwonnen, met name ook inhoudelijk. De uitstraling van het protest blijft nog vaak hangen bij algemene morele oproepen tot een betere democratie, en naast radicaal-linkse zijn er ook heel andere opvattingen te bespeuren. Een van de leuzen van afgelopen zaterdag, op een groot spandoek, luidde volgens een AFP-verslag, zelfs “Tegen de Nieuwe Wereldorde”. Dat begrip “Nieuwe Wereldorde” komt niet uit de koker van links, maar uit kringen van samenzweringstheoretici wier gedachtegoed eerder een zeer rechtse inslag heeft. Het begrip wordt veelal gehanteerd om een soort wereldheerschappij door internationale bankiers, instellingen als WTO en IMF, veelal onder VN-paraplu, aan te duiden. Die krachten en instellingen worden dan gezien als iets dat bóven bestaande staten gaat, een soort wereldregering-in-wording. Het is een gevaarlijk concept, samenhangend met het idee dat het probleem met neo-liberale globalisering niet zozeer is dat het neo-liberaal, kapitalistisch van dynamiek is – een progressief bezwaar -, maar dat het “globalistisch”, dus internationaal is – een reactionair bezwaar. De implicatie is dan al snel dat we ons beter achter nationale grenzen kunnen terugtrekken, tegenover al die internationale bemoeials. Zo wordt protest tegen die “Nieuwe Wereldorde” al gauw een excuus voor nationalisme. Het miskent dat de Spaanse staat en de Spaanse kapitalistenklasse zélf – en niet zozeer een macht bóven hen – het bezuinigingsbeleid willen doordrukken, en ervan denken te profiteren. Het opduiken van juist deze leus, “Tegen de Nieuwe Wereldorde”, laat zien hoe ook allerlei alternatief klinkende, maar in wezen rechtse ideeën invloed in de huidige protesten kunnen krijgen. Dat maakt expliciete en openlijke deelname van anti-kapitalistisch en anti-autoritair links des te noodzakelijker.
De week voordat het protest in Spanje weer hoog oplaaide, was de internationale actiegolf overgeslagen naar weer een ander land. De directeur van een burgerrechtencentrum, op vakantie in Madrid, over de actie daar: “Het was een van de meest opwekkende demonstraties waar ik ooit aan heb deelgenomen. En het was tamelijk duidelijk: het kan nooit hier in Israël gebeuren.” Hij vervolgt zijn beschrijving, en vraagt zich dan af: “Hoe lang duurt het – zo het ooit gebeurt – voor zoiets hier gebeurt?” En hij antwoordt: “Wel, het duurde vijf weken”. De kop van het artikel: “De Spaanse revolutie bereikt Israël”.
Revolutie is vooralsnog een vrij groot woord, al gebruikt de Israëlische krant Haaretz dat woord wel. Het gaat in ieder geval om omvangrijke protesten die inmiddels in een hele reeks steden plaatsvinden: Tel Aviv, Jeruzalem, Kiryat Shmona, Beer Sheva, met acties veelal in de vorm van tentenkampen. Lege appartementen werden doelwit van pogingen van mensen om er naar binnen te gaan. Het gaat hier dan ook om een protest tegen de steeds onbetaalbaarder huisvesting in Israël. Afgelopen zaterdag demonstreerden enkele tienduizenden mensen in Tel Aviv; de politie brak wegblokkades, arresteerde 43 mensen en liet een aantal van hen pas vrij na ze een tijdelijk verbod om aan de pleinprotesten deel te nemen te hebben opgelegd.
Intussen is de regering van Netanyahu knap zenuwachtig geworden. De premier veegde ministers de mantel uit omdat ze geen goede ideeën over de huisvestingscrisis leverden. Op 26 juli deed hij toezeggingen, onder meer dat voor sommige groepen, met name studenten, voordelen zouden worden geregeld. Dat werd echter vooral opgevat als poging om studenten ertoe te bewegen hun deelname aan het protest op te geven. Op de toezeggingen volgde juist een uitbreiding van het protest, met wegblokkades, nieuwe kampen, ook in de plaats van intussen ontruimde kampementen. Uit een peiling blijkt dat maar liefst 87 procent van de Israëli’s achter de tentprotesten staan.
De taferelen doen inderdaad sterk denken aan de acties in Spanje, waarmee trouwens ook contact is. Ook in Israël zien we assemblees en dergelijke, met de inmiddels gangbare handgebaren die de besluitvorming zichtbaar maken: twee wapperende handen in de lucht als teken van instemming, om maar een voorbeeld te geven. Tegelijk laat de beweging ook politieke beperkingen zien. Vooral jongeren van een Joodse middenklasse-achtergrond nemen deel aan de protesten, al breiden de acties zich inmiddels uit naar arbeiderswijken. Er is erg weinig oog voor de positie van mensen die nog veel ernstiger te lijden hebben, zowel van huisvestingsproblemen als vooral ook van andere vormen van uitsluiting en achterstelling: de Palestijnse bevolking van Israël. De bezetting van Palestijns land krijgt amper aandacht – terwijl er toch een evident verband ligt. Terwijl de betaalbare woningbouw in Israël financieel verwaarloosd wordt, gaat er onevenredig veel geld naar de bouw van nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. De prioriteit die bezettingspolitiek heeft, gaat rechtstreeks ten koste van Palestijnen, maar óók van de noden van flinke delen van de Joodse bevolking. Zolang de protestbeweging echter geen solidariteit opbouwt met onderdrukte Palestijnen, kan Netayahu verdeel-en-heers blijven spelen, en met een beroep op gemeenschappelijke identiteit en nationale eenheid tegenover de Palestijnse vijand de protesten makkelijker uitrangeren.
Het is een soortgelijke zwakte hier die we ook zagen in de democratische opstand in Bahrein, een strijd die trouwens nog steeds voortduurt. Daar willen burgers van het land, veelal sjiieten, democratische rechten winnen tegenover een overwegend soennitisch establishment. Maar die burgers omvatten maar pakweg de helft van de bevolking. De andere helft bestaat uit vrijwel rechteloze arbeidsmigranten, die buitenspel stonden in het verzet. Een soortgelijke scheidslijn functioneert ook in Saoedi-Arabië, Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten, en zoiets verzwakt het verzet zolang actievoerders die scheidslijnen niet actief doorbreken. Maar net zo min als dat redenen zijn om geen steun en waardering voor de protesten in die Arabische landen te tonen, is de geringe solidariteit van de Israëlische demonstranten met hun Palestijnse medebewoners een reden om die demonstranten niet met waardering en solidariteit tegemoet te treden. Kritiek als het bovenstaande is pas binnen die context zinnig.
En helemaal afwezig is Joods-Palestijnse solidariteit inmiddels al niet meer. Zo blijken sommige van de opgepakte actievoerders in Tel Aviv mensen van Anarchists Against The Wall te zijn, een actiegroep die directe acties voert tegen bezettingsmaatregelen op de Westoever. En verder is er dinsdag 26 juli een actiekamp gestart in de plaats Akko – een actiekamp van Palestijnen en Joden samen. Een expliciete afwijzing van de bezettingspolitiek en bevoorrechting is dat allemaal nog niet, maar tekenen van daadwerkelijke praktische solidariteit zijn er dus wel degelijk. Dit gaat wel degelijk een hele goede kant op.
Peter Storm
Maker van het weblog Rooieravotr.