“Polarisatie” – over de ambiguïteit van het Woord van het Jaar

“Uitgeverij Van Dale heeft de Woord van het Jaar-verkiezing dit jaar afgelast vanwege heftige reacties op sociale media. De uitgever kiest in plaats daarvan zelf voor het woord ‘polarisatie'”, aldus de NOS gisteren. “Van Dale nomineert traditiegetrouw tien woorden die het jaar typeren. Onder de genomineerden waren dit jaar onder meer ‘sjoemelscooter’, ‘pieperaanval’, ‘haatvolgen’ en ’transitiespijt’. Onder meer ’transitiespijt’ riep weerstand op. Een vrouw die op sociale media opriep niet op dit woord te stemmen, noemde het in HP/De Tijd een ‘schadelijk’ woord. ‘Onderzoek toont aan dat slechts 0,3 tot 3,8 procent van de transgender mensen spijt ervaart na een geslachtsbevestigende operatie’, aldus de vrouw. ‘Veel meer mensen hebben spijt na een knieoperatie, maar ‘knieoperatiespijt’ hoor je nergens. Dat is geen hot onderwerp.'”

Polarisatie is een perfect voorbeeld van een “machtsambigu”; een woord dat verschillende betekenissen heeft, afhankelijk ervan of het wordt gebruikt door iemand in een machtspositie. Onze politiek is ermee doordrenkt, met ernstige gevolgen.

“Lexicale ambiguïteit” verwijst naar de verwarring die plaatsvindt op het moment dat een woord met meerdere betekenissen wordt gebruikt. Neem het woord “slot”, dat kan verwijzen naar een type deurbeveiliging of een kasteel.

Lexicale ambiguïteit is makkelijk te herkennen als de twee betekenissen ver van elkaar af liggen. Dat kunnen we dan uit de context opmaken. Als de betekenissen dichtbij elkaar liggen, ontstaat verwarring. Het woordje “je” (“je kan dat doen”) kan zowel “jij” als “men” betekenen.

Daarnaast kan lexicale ambiguïteit ontstaan als een woord nét iets anders betekent voor een bepaalde beroepsgroep. Zo betekent het woord “opzet” (als in: “dat deed je met opzet”) voor juristen nét iets anders dan voor normale mensen.

Maar dat gebeurt niet alleen bij juristen. Ook bij politici en andere bestuurders vindt die ambiguïteit plaats. Dan spreek ik van een “machtsambigu”. Zoals ik zei: het beste voorbeeld is het woord “polarisatie”.

In de politieke wetenschap betekent polarisatie dat twee groepen mensen steeds meer tegenover elkaar komen te staan. Polarisatie maakt dat mensen elkaar steeds meer als vijanden gaan zien, in plaats van als medemensen.

Er is genoeg kritiek te geven op de term polarisatie. Zo impliceert het twee partijen die schuld hebben, terwijl polarisatie vaak eenzijdig is. Je kan de polarisatie van Wilders tegen moslims niet vergelijken met de tegenreactie tegen discriminatie.

Hier zien we dus al twee verschillende betekenissen van het woord “polarisatie”: een waar twee groepen vijandig worden naar elkaar, en een waarbij één groep wordt opgehitst tegen de ander, die zichzelf verdedigt. Dit zijn fundamenteel andere betekenissen in hetzelfde woord.

Bij “polarisatie” is dat een probleem. Bij de ene vorm van “polarisatie” kan je zeggen: waar twee vechten, hebben er twee schuld. Bij de ander is er duidelijk een schuldige en een slachtoffer aan te wijzen. Die verwarring kan gevaarlijke consequenties hebben.

Dit is precies wat er gebeurde bij de verkiezing van het Woord van het Jaar. “Transitiespijt” is geen nieuw woord, maar kreeg bekendheid vanwege desinformatie die de laatste jaren wordt verspreid over het aantal mensen dat spijt krijgt van hun transitie.

Dit is desinformatie, omdat medische transitie juist een hoge tevredenheidsgraad heeft. Hoger dan veel andere ingrepen, zoals het plaatsen van heupprothesen. Er zijn statistisch mensen die spijt zullen hebben, maar die groep is niet representatief.

Allerlei anti-trans groepen, zoals de transfobe nationalisten van de Roze Leeuw, riepen op om vóór dit woord te stemmen, in een poging die desinformatie nog verder te verspreiden. Dat wilden andere groepen dan weer voorkomen.

In plaats van een verantwoordelijkheid te erkennen, en in plaats van in te zien dat één groep zich moet verdedigen tegen de haat van een ander, scheert Van Dale alle reacties over één kam. Door dat “polarisatie” te noemen, ontkennen ze dus een eigen verantwoordelijkheid.

Dat afwentelen van verantwoordelijkheid is een vast thema bij de term “polarisatie”. De term wordt nu zelfs gebruikt om te verwijzen naar wantrouwen in de overheid. Door de term polarisatie kan de overheid zich zelfs profileren als een slachtoffer.

Dit, terwijl een groot deel van wantrouwen in de overheid wordt gevoed door het “ongekende onrecht” dat de overheid mensen heeft aangedaan. Denk dan aan het toeslagenschandaal, maar ook politiegeweld tegen demonstranten en institutioneel racisme.

Een groeiend wantrouwen in de overheid is geheel legitiem, maar door het als “polarisatie” te omschrijven (in plaats van bijvoorbeeld “backlash”) wordt het opeens een sociologisch fenomeen in plaats van iets concreets waar de staat een verantwoordelijkheid draagt.

Zo’n machtsambigu als “polarisering” helpt dus om machtsverhoudingen te verhullen, doordat betekenissen door elkaar worden gehusseld. Dat is op zichzelf gevaarlijk, maar wordt des te gevaarlijker op het moment dat er voorstellen worden gedaan ter bestrijding van polarisatie.

Zo werd gesuggereerd dat demonstraties tegen Wilders na zijn verkiezingswinst polarisatie in de hand zouden kunnen werken. Is dan niet de impliciete oplossing voor polarisatie om niet te gaan demonstreren? Dát is wat de ambiguïteit veroorzaakt.

Van machtsambiguïteit zijn daarnaast voorbeelden te over. Hieronder een voorbeeld van hoe kritiek tegen Bente Becker vanwege haar fascistische motie wordt weggezet als “demonisering” en een “hetze”.

Dit, terwijl demonisering verwijst naar het wegzetten van groepen mensen om wie ze zijn. Terechte kritiek op een motie die oproept tot het creëren van een registratie van meningen van mensen met een migratieachtergrond is dat niet.

Ook hier worden machtsverhoudingen ontkend door deze woorden zo te gebruiken. Becker is een van de hoogst geplaatste leden van een van de machtigste partijen van Nederland. Zij is hier overduidelijk geen slachtoffer, maar zo wordt het wel gepresenteerd.

Steeds meer woorden dreigen te verworden tot machtsambigu. “Antisemitisme” betekent tegenwoordig ook “kritiek op Israël” of “watermeloen uitdelen”. Met bijbehorende maatregelen om het aan te pakken.

Of neem de bredere term “discriminatie”. Wilders deed in 2017 nog aangifte tegen Mark Rutte omdat hij Nederlanders zou hebben gediscrimineerd. Dat was vooral gestoeld op het idee dat het discriminerend was om faciliteiten voor vluchtelingen in te richten.

Hier klopt natuurlijk geen zak van. Discriminatie vereist, per definitie, institutionele macht om onderscheid te maken tussen groepen. Witte Nederlanders hebben zoveel institutionele macht dat dit niet kan. Zie hier ook een machtsambigu.

Deze ontwikkeling van de taal, waarin het steeds moeilijker wordt om machtsrelaties te benoemen, heeft veel weg van wat George Orwell “Newspeak” noemt. In 1984 zijn termen zo ambigu geworden dat men de staat niet meer kan bekritiseren.

Dat lijkt ongelofelijk, maar in het klein gebeurt dit al. Met hoe de betekenissen van woorden als “polarisatie”, “demonisering” en “discriminatie” zijn verschoven, wordt het steeds moeilijker om te denken in termen van (institutionele) macht en invloed.

De bron van deze ontwikkeling ligt natuurlijk in ons medialandschap. Er lijkt steeds minder journalistieke interesse om te praten over machtsverhoudingen. Veel liever wordt in talkshows gepraat over ideeën, meningen en persoonlijkheden.

Talkshows willen bijzondere gasten uitnodigen, want dat trekt kijkers. Maar ze kunnen niet te kritisch zijn, want dan durven gasten niet meer aan te sluiten. Dus moet het vooral gezellig blijven.

Resultaat is dat politieke frames van regeringspartijen klakkeloos worden overgenomen. Vervolgens moeten oppositiepartijen (die media-aandacht nodig hebben) zich verantwoorden voor hun “polariserende houding”, zelfs als het gaat om terechte kritiek.

Sowieso past het bij de huidige “neutraliteit” die media betrachten dat ze geen schuldigen of slachtoffers aanwijzen. Dat mogen mensen “zelf bepalen”. Dan is het niet vreemd dat hele generaties niet meer de woorden hebben om macht ter verantwoording te roepen.

Op het moment dat zelfs de taal ongeschikt is om een debat te voeren, moeten we tot de eenvoudige conclusie komen dat praten ons niet verder helpt. Dat we moeten stoppen met in de frames trappen van machthebbers die baat hebben bij het verhullen van hun macht.

Bo Salomons

(Dit artikel verscheen eerder in een draadje op Twitter.)