Prikkelend debat tijdens presentatie van Poncke Princen-filmscenario
Het debat tijdens de presentatie op 23 september van het filmscenario “De witte guerrilla” over de soldaat en mensenrechten-activist Poncke Princen was pittig en betrokken. De koloniale oorlog van Nederland tegen de Indonesische onafhankelijkheidsstrijders in de jaren 40 van de vorige eeuw wekt nog steeds veel beroering op.
Na de Tweede Wereldoorlog “was aanvankelijk bijna de helft van de Nederlandse bevolking tegen een militaire actie in Indonesië”, schrijft filmmaker Arend Steenbergen in zijn scenario. “Maar slechts weinigen verzetten zich er actief tegen. Toen de Nederlanders eenmaal vochten tegen de Indonesiërs, was bijna iedereen in Nederland ineens voor het Nederlandse leger. Kennelijk is voor de meeste mensen het leven van landgenoten belangrijker dan principes. Iemand die daar tegenin gaat, tegen dat soort gevoelens, die een principiële keuze maakt, daarnaar handelt, en met de haat die dat oproept weet te leven, zo iemand vind ik een held. Geen heilige, want heiligen maken hun handen niet vuil, maar een dapper mens.”
Al 15 jaar is Steenbergen gefascineerd door het leven en de strijd van Princen, zo vertelde hij tijdens de bijeenkomst, die werd bezocht door zo’n 30 belangstellenden. Hij is al een tijd druk bezig met de voorbereidingen voor zijn film. Gebrek aan geld vormt het grootste probleem waar hij op stuit. Er blijken nauwelijks filmproducenten te zijn die hun vingers aan het project durven te branden, wat ongetwijfeld te maken heeft met de omstreden positie die Princen in de publieke opinie nog altijd inneemt. “Als ik het project op me zou nemen”, zei een filmproducent een keer tegen Steenbergen, “dan zou alleen al de financiering ervan me twee of drie jaar kosten.” Op de Nederlandse overheid hoeft Steenbergen in elk geval nauwelijks te rekenen, zeker niet in deze tijd van bezuinigingen en steeds verder oprukkend nationalisme.
Twee bestuursleden van de stichting Bijvoorbeeld Poncke Princen, die is opgericht om de film mogelijk te maken, hielden ook een praatje. Vanuit het publiek kregen ze bijval, maar ook wat commentaar. Het ene bestuurslid beschreef dat Princen tegen “zijn eigen mensen” was gaan vechten. Sommige aanwezigen maakten bezwaar tegen die nogal nationalistische term, die suggereert dat “de eigen mensen” altijd landgenoten zijn en ook moeten zijn, en dat vechten tegen die “eigen mensen” zo’n beetje het ergste is dat er bestaat. Maar vanuit een anti-nationalistisch perspectief beschouwd staan “de eigen mensen” nooit per definitie gelijk aan landgenoten. De strijd aangaan met – bijvoorbeeld – “de eigen mensen” van de PVV moet zelfs sterk worden bevorderd. Jeffry Pondaag, voorzitter van het Comité Nederlandse Ereschulden, zette de discussie op scherp door erop te wijzen dat ook de Indonesiërs in die tijd als “eigen mensen” moesten worden opgevat, omdat volgens de Nederlandse machthebbers Nederlands-Indië tijdens de koloniale oorlog nog steeds tot het koninkrijk der Nederlanden behoorde. In feite ging het dus om een binnenlandse oorlog tussen eersterangs en tweederangs Nederlanders.
Het andere bestuurslid schetste een behoorlijk stereotiep beeld van “onwetende Brabantse jongens” die niet zouden hebben geweten wat hen in Indonesië te wachten stond. Zo maakte hij de Nederlandse soldaten net iets te onschuldig. In werkelijkheid was er veel verzet tegen de koloniale oorlog, zoals bleek uit de grote protestdemonstraties en stakingen in 1946. Ook uit het indrukwekkende aantal ondergedoken dienstweigeraars werd duidelijk hoevelen zich keerden tegen de koloniale overheersing van Indonesië door Nederland. Omdat ze geen vrijheidsstrijders wensten te vermoorden, werden de dienstweigeraars jarenlang geconfronteerd met overheidsrepressie. Veel dienstplichtigen waren wel degelijk op de hoogte van de anti-koloniale protesten, of hadden daarvan in elk geval op de hoogte kunnen komen. Voor een deel van de militairen zal zeker hebben gegolden dat ze juist warm liepen voor nationalisme en Koude Oorlog-propaganda, waardoor ze vol overgave de koloniale oorlog steunden.
Harry Westerink
Geachte Lezer,
Plotseling wordt het misdragen van Nederlandse Militairen tijdens de Politionele Acties in het voormalige Ned. Oost Indië weer een overdreven aandacht besteed op TV, radio en de pers.
Dat dit bij elk leger ook gebeurd is geen excuus, maar het gebeurd helaas, ook bij De Nederlandse Militairen.
Er wordt nu geëist dat Nederland op zijn minst excuus aanbiedt, het erkent en zeer waarschijnlijk nog meer schadevergoeding betaalt.
Nu is mijn vraag heeft Indonesië ook excuus aangeboden en schadevergoeding betaalt aan de nabestaanden van de vreselijke “BERSIAP”, période , het langzaam vermoorden met bamboestokken van weerloze Nederlandse vrouwen en kinderen. Niet met een geweerschot, nee het gericht in vrouwenborsten spiesen met puntige bamboestokken en ander vreselijk tuig.
Ik heb vrouwen gesproken, die toen blij waren dat na de overgave van Japan, de Japanse soldaten de kampen nog bleven bewaken tegen de Indonesiërs totdat de geregelde Britse troepen hen beschermden, anders waren er nog duizenden onschuldigen op GRUWELIJKE WIJZE meer vermoord.
Het is tocht vreemd dat dit niet meer vernoemd wordt, maar was wel bekend bij onze soldaten die naar Indië werden gestuurd.
Met dit in het achterhoofd worden dergelijke niet goed te praten handelingen van een deel van onze militairen IETS MEER te begrijpen waarschijnlijk.
Nu wil men plotseling weer ROOMSER zijn dan de Paus.
En dit wilde ik even kwijt
Gegroet
A. Verheijden (geb. 29-01-1933)
Nederlander, maar woonachtig in België
Sinds ‘we’ de koloniale oorlog verloren hebben doen ‘we’ er voornamelijk het zwijgen over toe. Dan komt er eindelijk wat aandacht voor alle misdaden destijds (die hele oorlog en de honderden jaren durende bezetting die eraan vooraf ging waren natuurlijk op zich misdaden), en dan is het voor sommige mensen kennelijk al weer teveel. Jouw reactie illustreert hoe diep het probleem zit.
Ik ken hier niemand die de Bersiap-misdaden goedpraat, maar die misdaden inzetten – zoals jij doet – om de misdaden van de Nederlandse bezetter begrijpelijk te maken is een gevaarlijke richting. Beter zou je eens kunnen proberen het geweld van de Bersiap-periode te begrijpen tegen de achtergrond van die honderden jaren van geweld, van onderdrukking en uitbuiting, door de Nederlanders in Indonesië. Want daar begon het natuurlijk mee, en dat geweld en die bezetting kwamen de soldaten voortzetten.