Propagandamachine op volle toeren na overlijden van oud-militair die meedeed aan koloniale oorlog

Albert Hoeben, geëerd vanwege zijn deelname aan de smerige koloniale oorlog tegen de Indonesiërs.
Albert Hoeben, geëerd vanwege zijn deelname aan de smerige koloniale oorlog tegen de Indonesiërs.
Op 10 juli is de oud-marinier Albert Hoeben gestorven, die in 1947 “de hoogste Nederlandse dapperheidsonderscheiding” kreeg voor zijn “heldendaden tijdens de politionele acties in Nederlands-Indië”, aldus een persbericht dat het ministerie van Defensie aan zijn overlijden wijdt. Met dit soort staatspropaganda veegt men onder tafel dat het ging om een smerige koloniale oorlog tegen de voor hun onafhankelijkheid strijdende Indonesiërs en beledigt men de slachtoffers van het Nederlandse kolonialisme.

Naschrift vrijdag 18 juli

Vandaag is Hoeben begraven. Het ministerie van Defensie besteedt daar op de eigen site aandacht aan. Opvallend is dat in het bericht erover de zinsnede “een door extremisten verdedigde stelling” toch weer terugkeert. Zie dit bericht. Men kan het dus ook na meer dan 65 jaar niet laten om de mythe te blijven herhalen: Nederlandse militairen zouden tijdens de koloniale oorlog tegen Indonesië “helden” zijn geweest en de voor hun onafhankelijkheid strijdende Indonesiërs zouden “extremisten” zijn geweest.

Hoeben meldde zich begin 1945 als oorlogsvrijwilliger bij het Korps Mariniers. Hij zei te willen vechten voor de bevrijding van Nederland. Maar na de Tweede Wereldoorlog werd hij als marinier ingezet bij een nieuwe oorlog, die tegen de Indonesiërs. Daarbij kwam hij aan de verkeerde kant te staan. Want in plaats van te strijden tegen nazi-Duitsland hielp hij eraan mee om het Nederlandse koloniale terreurregime, dat in Indonesië al eeuwenlang dood en verderf had gezaaid, nog langer te laten voortduren. Na op 1 november 1945 op Oost-Java te zijn geplaatst als ploegcommandant van een automatische geweergroep, veroverde hij in augustus 1946 met die groep “een door extremisten verdedigde stelling”, zo valt te lezen in het persbericht dat het ministerie op 11 juli per mail naar de media stuurde. Door het woord “extremisten” te gebruiken stigmatiseert het ministerie zelfs meer dan 65 jaar na dato nog steeds de toenmalige bevrijdingsstrijd van de Indonesiërs. Op de website van het ministerie werd de zinsnede later overigens teruggebracht tot “een door tegenstanders verdedigde stelling”. Maar toen was het kwaad van het voor de zoveelste keer publiekelijk brandmerken van de Indonesische tegenstander alweer geschied. Ook de Wikipedia-pagina over Hoeben hanteert een neutrale term: “een door Indonesiërs verdedigde stelling”. Het persbericht werd nogal klakkeloos en zonder een spoor van kritiek of weerwoord overgenomen door de mainstream-media.

Paradepaardje

Hoeben was een van de paradepaardjes onder de oud-Indiëmilitairen, van wie velen door de jaren heen zijn blijven weigeren om de Nederlandse oorlogsmisdaden toe te geven. Hij werd de laatste jaren vaak gevraagd om veteranendagen en andere herdenkingen met zijn aanwezigheid op te luisteren. Hij mocht komen opdraven om op straat in militaire stoeten te paraderen en bij te dragen aan de steeds herhaalde leugen dat “onze jongens” naar Indië gingen om daar “orde en vrede” te herstellen. Bij het nationaal Indiëmonument in Roermond, dat in 1988 werd onthuld, herdenken de oud-Indiëgangers elk jaar wel de zesduizend militairen die tijdens de koloniale oorlog aan Nederlandse kant vielen, maar niet de honderdvijftigduizend slachtoffers aan Indonesische kant.

Door het hele land heen staan er zeker zo’n 175 Indiëmonumenten, maar er is geen enkel monument voor de slachtoffers van het eeuwenlange Nederlandse kolonialisme. Koloniale bloedjassen als Jan Pieterszoon Coen worden nog steeds geëerd, bijvoorbeeld met een monument in Hoorn, waartegen overigens de laatste jaren flink actie is gevoerd. In 2013 werd aan de voet van het beeld van de massamoordenaar Coen tijdelijk een lichtmonument ingericht ter nagedachtenis aan de slachtoffers van het Nederlandse kolonialisme. Zo’n 14 jaar geleden werd ook het Leidse Indiëmonument aangepakt. En tegen het Amsterdamse monument voor Joannes van Heutsz, de generaal die de opstanden van Atjeh meedogenloos liet neerslaan, is altijd veel protest gerezen. Het monument is vaak het doelwit geweest van bekladdingen, vernielingen en zelfs bomaanslagen.

Indonesië-weigeraars

In schrille tegenspraak met de overstelpende hoeveelheid koloniale eerbewijzen staat het minieme aantal anti-koloniale monumenten. Pas in 2002 kwam in het Amsterdamse Oosterpark het eerste monument tegen de slavernij van de grond. Anti-koloniale monumenten tegen het eeuwenlange Nederlandse schrikbewind in Indonesië ontbreken volkomen. Ook bestaan er geen monumenten voor de moedige dienstplichtigen, zoals Jan Maassen, die indertijd om principiële redenen hebben geweigerd om mee te vechten in de koloniale oorlog. Deze zogeheten Indonesië-weigeraars werden juist vervolgd, bestraft en maatschappelijk uitgesloten. Nog steeds blijft eerherstel voor hen uit, ondanks een daartoe gevoerde rechtszaak. Ook is er geen monument voor de dappere Poncke Princen, die deserteerde uit het Nederlandse leger en overliep naar het Indonesische kamp.

De overheid kiest al jarenlang eenzijdig partij voor de oud-Indiëgangers door sinds 1999 een vertegenwoordiger van de regering een toespraak te laten houden tijdens de jaarlijkse herdenking bij het nationaal Indiëmonument. Voor de slachtoffers van het Nederlandse kolonialisme houden de bewindslieden geen eervolle praatjes. Sterker nog, de belangenorganisatie Comité Nederlandse Ereschulden heeft met veel pijn en moeite jarenlange rechtszaken moeten voeren om de overheid te dwingen om schadevergoedingen te betalen aan de nabestaanden van Indonesiërs die werden vermoord door Nederlandse militairen. Deze oorlogsmisdaden zijn jarenlang onder het vloerkleed geveegd. Maar uiteindelijk heeft de rechter de overheid aansprakelijk gesteld en verplicht om twintigduizend euro per persoon te betalen aan weduwen van in 1947 standrechtelijk geëxecuteerde Indonesische mannen, onder meer in het dorp Rawagede. De overheid blijft echter proberen om zijn verantwoordelijkheid voor dit soort massamoorden te ontlopen. Een aantal inmiddels hoogbejaarde weduwen wacht namelijk nog steeds op geld, excuses en respect uit Nederland.

Harry Westerink