“Quaco”: eerste stripverhaal over het Nederlandse slavernijverleden
In het onderwijs wordt de laatste jaren meer aandacht besteed aan de geschiedenis van het Nederlandse kolonialisme. Ook het perspectief van slaafgemaakten en andere gekoloniseerden en hun nazaten komt daarbij nadrukkelijk aan bod. Een boeiend voorbeeld daarvan vormt het stripboek “Quaco. Mijn leven in slavernij”, dat is gericht op leerlingen van de tweede en derde klassen in het voortgezet onderwijs. Het scenario van de strip is geschreven door Ineke Mok en de tekeningen zijn van Eric Heuvel.
“Quaco. Mijn leven in slavernij” is het eerste stripverhaal over het Nederlandse slavernijverleden. Quaco, de hoofdpersoon in het verhaal, heeft werkelijk geleefd. Hij werd rond 1762 geboren in West-Afrika en is waarschijnlijk overleden in Nederlands-Indië (jaar onbekend). Op achtjarige leeftijd werd hij ontvoerd en verkocht aan de kapitein van een Nederlands schip van de West-Indische Compagnie (WIC). Hij werd tot slaaf gemaakt en in Suriname verkocht aan de plantagewerkkamphouder Walter Kennedy, die Quaco later uitleende aan de Schots-Nederlandse legerkapitein John Gabriël Stedman om zijn lijfknecht te worden. Quaco was toen 11 of 12 jaar. Hij vergezelde Stedman bij diens militaire operaties tegen de marrons in het binnenland van Suriname tijdens de Boni-oorlogen. In 1775 werd Quaco door Stedman aangekocht en in 1777 werd hij meegenomen naar Nederland, waar hij onder meer verbleef in Zutphen, Bergen op Zoom, Rozendaal en Asten. Quaco kreeg in 1778 zijn vrijheid. Hij werd bediende in kastelen van mensen van adel. In 1792 ging hij met een schip van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) naar Nederlands-Indië, waar hij een aantal jaar als matroos werkte.
Dagboekaantekeningen
Quaco werd bekend door de dagboekaantekeningen van Stedman, waardoor zijn levensverhaal is overgeleverd en ook tot een stripboek kon worden verwerkt. Het boek bevat niet alleen een stripverhaal, maar ook extra informatie over het Nederlandse slavernijverleden, zoals: “In Nederland was slavernij dan wel verboden, maar in 1776 werd bij wet vastgelegd dat iemand uiterlijk een jaar na aankomst in Nederland zijn vrijheid zou krijgen. Dat gold ook voor Quaco. Alleen al in zijn tijd waren er zeker een paar honderd mensen met Afikaanse roots in Nederland. De meesten waren net als Quaco ongevraagd meegenomen door hun eigenaar. Kooplieden en bestuurders namen ook wel kinderen mee (vooral jongens) om cadeau te doen.”
Bovendien wordt er in het boek uitleg gegeven over racisme en over “nare woorden”: “In deze historische strip gebruiken wij een paar keer het ‘n-woord’,* omdat witte machthebbers Afrikanen en hun nakomelingen zo noemden. Het betekende vaak hetzelfde als ‘slaaf’ en was minachtend bedoeld. Het woord kwetst mensen nog steeds. Kinderen met een witte en een zwarte ouder werden ‘mulat’ genoemd. ‘Mulat’ hoorde bij oude ideeën over ‘mensenrassen’ en betekent eigenlijk ‘muilezel’. Dus ook ‘mulat’ is een naar woord.” Ook het verzet van slaafgemaakten, de erfenissen van de slavernij en de jaarlijkse viering op 1 juli van de afschaffing van de slavernij komen aan de orde.
Docentenhandleidingen
Achterin het boek wordt verwezen naar een website met lesmateriaal over het stripboek, waaronder vier docentenhandleidingen, namelijk “Slavernij in Afrika, Europese slavenhandelaren”, “De plantage-economie en de vergoelijking van de slavernij”, “Verzet en abolitionisme” en “Erfenissen van slavernij”. Die handleidingen bieden leraren genoeg interessante aanknopingspunten om het Nederlandse slavernijverleden op een empathische manier in de klas te bespreken. Het stripverhaal bevat aan de hand van de levensloop van Quaco een schat aan informatie over het koloniale verleden. Die informatie wordt levendig, betrokken en onderhoudend overgedragen aan de lezer. En het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van slaafgemaakten en andere gekoloniseerden, zoals dat ook gebeurt in het prentenboek “Hanna vertelt over de slavernij en de Hindostaanse migratie”. Maar in dat boek is de inkleuring van de tekeningen wel beter geslaagd, met name van de zwarte mensen. Want in “Quaco. Mijn leven in slavernij” zijn zij stuk voor stuk wel erg egaal van kleur, in tegenstelling tot de witte mensen in het verhaal. Vermeldenswaardig is verder nog dat er ook een Engelstalige editie van het stripboek is verschenen.
“Quaco. Mijn leven in slavernij”, Ineke Mok en Eric Heuvel. Uitgeverij: L, € 9,95. ISBN: 9789088865527.
“Quaco. My lyfe in slavery”, Ineke Mok en Eric Heuvel. Uitgeverij: L, € 12,95. ISBN: 9789088867484.
Harry Westerink