Samen weigeren ons leven als “een project” te zien
Het regeerakkoord van de VVD en de PvdA, getiteld “Bruggen slaan”, is nu ongeveer zes maanden oud. Dit akkoord vormt het fundament voor het beleid van het tweede kabinet-Rutte in de komende jaren. Belanghebbende organisaties en lobbygroepen hebben hun analysewerk al achter de rug. Vaak kijken zij daarbij vooral naar beleidstechnische, juridische en financiële aspecten van de kabinetsvoornemens. Het stof daarvan is neergedaald. Hieronder een beschouwende analyse van het regeerakkoord op hoofdlijnen, aan de hand van het thema arbeid. Een thema dat ons allemaal – werkenden, werklozen, studenten en scholieren – raakt en verbindt.
Arbeid: zo goedkoop, flexibel en geschoold mogelijk
Het kapitalisme is gebaat bij een relevant en goed opgeleide beroepsbevolking die tegen een zo laag mogelijke vergoeding haar arbeid verkoopt aan werkgevers. Een bevolking die tevens bestaat uit werknemers die zo flexibel mogelijk in te zetten zijn wat betreft arbeidstijden en economische sector, op basis van een overeenkomst die zo min mogelijk formele verplichtingen bevat voor werkgevers. Onder meer via deze ‘draaiknoppen’ kunnen de bazen hun winsten maximaliseren. De kapitalistische staat geeft de beroepsbevolking op macroniveau dan ook langs deze lijnen geestelijk en fysiek vorm, via een continu en verfijnd proces op de terreinen onderwijs, migratiebeleid, wetenschap en volksgezondheid, sociale zekerheid et cetera. Uiteraard in een alliantie met de bezittende klasse, hun bedrijven en belangenorganisaties. Deze vormingsactiviteiten worden op het niveau van de werkvloer en de dagelijkse leefwereld door de bazen en de overheid op maat vormgegeven en ingezet per laag en subgroep van de werkende klasse, uiteraard om maximaal economisch rendement te verkrijgen uit het individu. Zo worden werklozen steeds meer geconfronteerd met klassieke disciplineringsmethoden als dwang, intimidatie en financiële kortingen, terwijl het kapitalisme bij hoger opgeleide werkers een minder hiërarchische management- en productiestijl prefereert en geavanceerde instrumenten als coachingstrajecten, werken op provisiebasis en leergangen inzet om het individu psychisch te koloniseren en te beheersen. Met als gevolg dat werknemers hun eigen leven als een project gaan beschouwen en primair denken als ondernemers c.q. vanuit de belangen van hun werkgever. Dat dit geestelijk voor velen overigens te belastend is, blijkt uit de forse toename van werkgerelateerde gezondheidsklachten.
Het ironische hierbij is dat de aanhangers van de verschillende politieke varianten van de kapitalistische ideologie – van conservatieve liberalen tot sociaal-democraten – links verwijten te geloven in de fabel van de maakbare samenleving. Terwijl zij de samenleving zelf juist elke dag ‘maken’, onder meer via bevolkings- en arbeidspolitiek. Zo ook de PvdA en de VVD, met “Bruggen slaan” als hun huwelijksboekje. Het beleid van hun kabinet is het beste te kenschetsen als oorlogspolitiek tegen de arbeid. De kabinetsvoornemens liegen er niet om: de mogelijkheden tot disciplinering van werklozen worden verruimd, de positie van werkenden ondergraven, onderwijs nog sterker ten dienste gesteld van de kapitalistische economie en migratie steviger verbonden aan economische doelstellingen.
Een dergelijk agressief beleid met fundamentele verslechteringen voor een meerderheid van de mensen moet uiteraard worden voorzien van een rechtvaardiging. De PvdA en de VVD vinden die op een voorspelbare wijze in enerzijds de crisis en anderzijds de positie van Nederland op de wereldmarkt die bedreigd zou worden door concurrenten. Daarmee spelen zij in op nu wijdverspreide gevoelens van onzekerheid en framen zij hun maatregelen als onontkoombaar, wil Nederland er economisch weer bovenop komen en aan de top van de wereldeconomie blijven. “Nederland uit de crisis” vormt niet voor niets het eerste hoofdstuk van het regeerakkoord, gevolgd door waarschuwende uitspraken dat het concurrentievermogen van Nederland moet worden verhoogd: “De positie van Nederland in de top vijf van de meest concurrerende economieën moet de komende jaren verankerd en versterkt worden.”
Onderwijs ten dienste van het concurrentievermogen
Een essentieel instrument dat de kapitalistische staat inzet om de samenstelling en het niveau van de beroepsbevolking te beïnvloeden wordt traditioneel gevormd door het onderwijs. De PvdA en de VVD willen het onderwijs nog sterker dan voorheen ten dienste stellen van de belangen van het bedrijfsleven en daarmee van de kapitalistische economie. Het idee van het onderwijs als middel tot individuele, brede ontplooiing wordt daarmee openlijk verlaten en educatie wordt teruggebracht tot brandstof voor de economische motor. De greep van het bedrijfsleven op het MBO, bijvoorbeeld, wordt versterkt: het kabinet wil dat bedrijven het beroepsonderwijs mee gaan financieren. Het aantal opleidingen en uitstroomprofielen in het MBO wordt tegelijkertijd verminderd: alleen die opleidingen die economisch relevant worden geacht, worden gehandhaafd.
Nederland moet volgens het kabinet wat betreft onderwijsprestaties tot de top vijf van de wereld gaan behoren en daarmee het internationale concurrentievermogen van Nederland versterken. “Het beste uit kinderen en studenten halen”, noemt het kabinet-Rutte II dit. Parallel aan de verhoging van de prestatiedruk op de werkvloer, wordt de druk op kinderen en jongeren ook opgevoerd. De slachtoffers hiervan zijn niet alleen kinderen en jongeren zelf. Leraren worden nadrukkelijk verantwoordelijk gemaakt voor de te boeken prestaties. Onder het mom van “modernisering van de arbeidsvoorwaarden” wil het kabinet de pressie op hun positie fors opvoeren: de netto onderwijstijd wordt verhoogd, er komt een plicht tot bijscholing en professionalisering, de arbeidsurenvermindering voor oudere leerkrachten wordt afgeschaft en het wordt wettelijk makkelijker gemaakt om leraren te ontslaan.
De bijna expliciete boodschap van het kabinet die in het onderwijsbeleid verpakt zit, is dat geluk en succes zijn te bereiken door op een prestatiegerichte wijze in jezelf te investeren, door jezelf te beschouwen als een project. En daarmee niet via gemeenschappen, collectieve organisatie en solidariteit. De invoering van een “sociaal leenstelsel” voor het HBO en WO is een typisch product van deze gedachte. Als je een hogere opleiding wilt volgen, is dat een investering in jezelf en zul je het dus ook zelf moeten betalen, luidt de logica. Dat daarmee een generatie van mensen wordt gevormd die zichzelf als ‘self made’ gaan zien en dat daarmee het draagvlak voor georganiseerde maatschappelijke solidariteit wordt uitgehold, is evident. De neo-liberale, ideologische verovering van de menselijke geest wordt door de staat dus via verschillende levensdomeinen en op een geraffineerde wijze uitgevoerd.
Precarisering
Flexibilisering lijkt een moderne, positieve term en dat is het ook. Voor werkgevers. Middels flexibilisering kunnen zij makkelijk arbeidskrachten aannemen, deze op de meest vreemde tijden aan het werk zetten en hen ook weer makkelijk ontslaan. Maar voor mensen die van hun arbeid moeten leven betekent dit een toename van hun precariteit: grotere baanonzekerheid en daarmee een grotere financiële kwetsbaarheid. Hoewel Nederland vanuit internationaal perspectief al een hoogflexibele arbeidsmarkt heeft en werkgevers nu al zonder al te veel moeite mensen kunnen ontslaan – de ontslaggolven als gevolg van de crisis vormen daar een duidelijk bewijs voor – wil het kabinet-Rutte II de ontslagbescherming hard gaan aanpakken. Daarvoor wordt het eufemisme “hervormen van het ontslagrecht” gebruikt. Dit betekent zonder meer een verslechtering van de positie van werkenden, maar daar liggen de PvdA en de VVD echt niet wakker van. Zij dienen immers de belangen van het kapitaal. Niet voor niets krijgt Rutte II een staande ovatie van de werkgeversclub VNO-NCW die op zijn website openlijk aangeeft de kassa te horen rinkelen: “Hervorming van het ontslagrecht en de ontslagvergoeding is noodzakelijk om dynamiek, flexibiliteit en mobiliteit op de arbeidsmarkt te bevorderen. Deze aanpassing zal leiden tot een substantiële (directe en indirecte) kostenbesparing voor werkgevers. Verder leidt hervorming tot vergroting van het aanpassingsvermogen van bedrijven. Het draagt daarmee bij aan verbetering van het concurrentievermogen.”
Op het gebied van arbeidsmarktbeleid blijft het niet bij de uitholling van de ooit door werkenden zelf bevochten ontslagbescherming. Ook de ontslagvergoeding voor werknemers wordt vervangen door een transitiebudget dat de werknemer van de werkgever meekrijgt en dat gelijk staat aan maximaal vier maandsalarissen. Echter, met een ‘maar‘: dit budget mag alleen ingezet worden voor scholing en voor het vinden van een nieuwe baan. “Na ontslag staat alles in het teken van het vinden van nieuw werk”, schrijven de coalitiegenoten. Daarnaast willen de PvdA en de VVD ook de duur van de WW-uitkering verkorten tot maximaal twee jaar, waarbij werklozen in het tweede jaar het wettelijk minimumloon gaan ontvangen. Daarmee zou “de route van werk naar werk” sterk kunnen worden verkort.
De ratio achter al deze maatregelen is dat arbeidskrachten op een maximaal flexibele wijze van bedrijf naar bedrijf, van sector naar sector zijn te geleiden, afhankelijk van de behoeften van het kapitaal. De verkorting van de WW-duur moet werklozen financieel daartoe dwingen (het perspectief van de bijstand komt namelijk sneller in zicht), terwijl het transitiebudget hen qua kennis en vaardigheden geschikt moet maken voor een bedrijf of sector waarin vraag is naar arbeidskrachten. Daarmee maakt dit budget onderdeel uit van het verfijnde arsenaal aan instrumenten van het kapitaal om tussen de oren van werkenden en werklozen te komen, hen te doen geloven dat het leven een project is met als doel maximaal presteren en verdienen. Je zou overigens denken dat Rutte II het spoor helemaal bijster is omdat er door de crisis momenteel weinig banen voorhanden zijn. Maar dat is niet zo. De beperking van de WW-duur vergroot tegelijkertijd het aanbod van arbeid op de arbeidsmarkt waardoor werkgevers de lonen niet of niet al te hard hoeven te laten stijgen. Overigens dienen andere maatregelen van Rutte II ook dit doel: de ontmanteling van de sociale werkvoorziening en daarmee de betreding van de reguliere arbeidsmarkt door arbeiders met een beperking, de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar en de aanscherping van het bijstandsregime moeten ervoor zorgen dat het aanbod van arbeidskrachten op peil blijft. De Nederlandse beroepsbevolking krimpt en de angst voor forse loonsverhogingen is groot bij staat en kapitaal.
Pulpbanen
Het bovenstaande verklaart ook de maatregelen van Rutte II ten aanzien van de Wet Werk en Bijstand (WWB) die gemeenten meer mogelijkheden geven en soms ook dwingen om gebruik te maken van controle, dwang en repressie teneinde zoveel mogelijk bijstandsgerechtigden de arbeidsmarkt op te duwen richting pulpbanen. Worden ten aanzien van werkenden meer verfijnde, overredende individuele instrumenten ingezet ter kolonisatie van hun geest, richting uitkeringsgerechtigden wordt de individuele route vooral benut om maximale druk en controle uit te oefenen om hen banen te laten accepteren aan de onderkant van de arbeidsmarkt. “Om het activerende karakter van de bijstand te vergroten, geldt de arbeids- en reïntegratieplicht en de plicht tot tegenprestatie naar vermogen voortaan voor iedereen. Er zijn geen categoriale ontheffingen meer”, stelt het regeerakkoord. Ontheffingen kunnen door bijstandsgerechtigden dus alleen op basis van persoonlijke omstandigheden individueel aangevraagd en eventueel verkregen worden, en niet meer op grond van groepskenmerken (bijvoorbeeld alleenstaand ouder zijn van een minderjarig kind). Dat maakt de macht van de overheid over bijstandsgerechtigden zonder twijfel groter. En dat is ook duidelijk de intentie achter de maatregelen ten aanzien van de bijstand.
Geheel in lijn met de wens om de greep op uitkeringsgerechtigden te vergroten worden ook de mogelijkheden voor categoriaal minimabeleid ingeperkt. Rutte II trekt weliswaar meer geld uit voor de bestrijding van armoede, maar wel in de vorm van individuele bijzondere bijstand voor “daadwerkelijk gemaakte kosten”. Dit betekent dat bijstandsgerechtigden en andere minima steeds meer als individuele partij tegenover de overheid zullen komen te staan, wanneer zij extra bijstand nodig hebben om bijvoorbeeld een koelkast aan te schaffen en worden daarmee voor de staat makkelijker te manoeuvreren en te intimideren richting (dwang)arbeid. De casemanager die uitkeringsgerechtigden reïntegratietrajecten in dwingt op straffe van kortingen op de uitkering, beslist immers vaak ook over de aanvragen die in het kader van het minimabeleid worden gedaan.
Het maatregelenpakket om het disciplineringsregime ten aanzien van bijstandsgerechtigden te intensiveren bestaat in de plannen van de PvdA en de VVD uit meer dan individualisering van ontheffingen en van het armoedebeleid. Zo wil Rutte II zwaardere sancties gaan opleggen: de uitkering wordt bijvoorbeeld drie maanden stopgezet “als de sollicitatieplicht niet wordt nageleefd”. Ook de “overige verplichtingen” moeten door gemeenten strikter worden gehandhaafd en de duur en hoogte van de sancties worden landelijk geüniformeerd. Opvallend is dat daarmee de beleidsvrijheid van gemeenten wordt ingeperkt, terwijl hetzelfde kabinet in “Bruggen slaan” de decentralisatie van rijkstaken, waaronder de jeugdzorg en delen van de AWBZ, naar gemeenten beargumenteerd door te verwijzen naar onder meer de grotere mogelijkheden om individueel maatwerk toe te passen door de lokale overheid. Het kabinet hoeft overigens niet te vrezen voor coulance en zachtzinnigheid bij gemeenten. Sinds zij in 2004 financieel verantwoordelijk zijn geworden voor de bijstand is de controle- en disciplineringsdrang bij de lokale staat alleen maar groter geworden. En daarmee is de effectiviteit van de bijstandswetgeving vanuit rijksoogpunt groter geworden. Dit is overigens een goed voorbeeld waarom revolutionair links wantrouwend moet staan tegenover de decentralisatie van rijkstaken: in de kern gaat het namelijk niet om een versterking van de lokale democratie, maar om de realisatie van bezuinigingen en de vergroting van de effectiviteit van de kapitalistische staat door deze dichterbij het individu te brengen.
Minimumloon op hellend vlak
De Wet Werken naar Vermogen (WWNV) die Rutte I wilde invoeren, wordt door de PvdA en de VVD teruggetrokken ten gunste van de zogenaamde Participatiewet die op 1 januari 2014 van kracht moet worden. De WWB zal onder deze koepelwet worden gebracht. Hoewel de PvdA zich landelijk en lokaal in allerlei bochten wringt om de Participatiewet te etaleren als een verbetering ten opzichte van de WWNV, wijken beide wetten niet essentieel van elkaar af. De tegenprestatie voor een uitkering zal bijvoorbeeld ook in de Participatiewet worden verankerd. Deze tegenprestatie is vooral bedoeld als pesterij (om uitkeringsgerechtigden het leven zuur te maken zodat ze de bijstand verlaten) en als middel om voorheen regulier betaalde banen op te vullen met zeer goedkope arbeidskrachten. Nu al gaan er stemmen op om bijvoorbeeld de huishoudelijke hulp in het kader van de WMO, momenteel uitgevoerd door thuiszorgorganisaties binnen het kader van een cao, of het groenonderhoud te laten uitvoeren door uitkeringsgerechtigden met behoud van uitkering. Hoewel de verdringingseffecten van de tegenprestatie door gemeenten en kabinet worden ontkend of gebagatelliseerd, zullen die onmiskenbaar optreden.
Dankzij de PvdA en haar Participatiewet blijven ook het via strijd van onderop bevochten minimumloon en het principe van gelijk loon voor gelijk werk onder grote druk staan. In die zin laat deze voorgenomen wet meer continuïteit zien met de WWNV dan de sociaal-democraten willen erkennen. Rutte II wil bijstandsgerechtigden dwingen om “naar loonwaarde” werk te verrichten bij reguliere bedrijven. In de regel zal dit zijn in pulpbanen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Afhankelijk van hun productiviteit en werkhouding en -gedrag (lees: mate van volgzaamheid aan de baas) – want deze bepalen de “loonwaarde” – moet de werkgever loon betalen aan uitkeringsgerechtigden. Dat zal per definitie onder het wettelijk minimumloon liggen en zal worden aangevuld door de gemeente tot het uitkeringsniveau. Ook voor werkenden op de reguliere arbeidsmarkt vormt deze ontwikkeling een grote bedreiging. De stap om het principe van betaling naar productiviteit en gewenst gedrag toe te passen op niet-uitkeringsgerechtigden en daarmee werkenden tegen elkaar uit te spelen wordt hiermee makkelijker te zetten. Het minimumloon is dus mede door toedoen van de PvdA op een hellend vlak gekomen.
Een ander instrument dat de staat ter beschikking staat om arbeid en de beroepsbevolking te managen vormt het migratiebeleid. Dit draagt al decennia een restrictief en repressief karakter. Rutte II wil migratie nog explicieter en sterker ten dienste stellen van de belangen van economie en kapitaal, met andere woorden alleen immigranten toelaten die de staatsagenda van goedkope, flexibele en vooral ook relevant geschoolde arbeid helpen realiseren. Veelzeggend is dat integratie en inburgering worden ondergebracht bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Reguliere migranten, zoals gezins- en huwelijksmigranten, krijgen te maken met hogere eisen wat betreft opleiding en taalbeheersing. Zij moeten aantonen het vermogen te hebben “om hier economisch zelfstandig te kunnen leven”. Huwelijksmigranten moeten minimaal 24 jaar zijn, inkomen uit werk hebben en voldoen aan hogere inburgeringseisen (zowel in het buitenland als in Nederland). Inburgering blijft verplicht voor niet-westerse immigranten, maar zij moeten geheel in lijn met de neo-liberale kolonisatiefilosofie van “Investeer in jezelf, zie jezelf als een project” en analoog aan het “sociale” leenstelsel voor studenten zelf hun inburgering regelen en financieren.
Plicht tot sabotage
De maatregelen van Rutte II op het gebied van arbeid en onderwijs zijn niets minder dan regelrechte oorlogsmaatregelen om de positie van werkenden en werklozen te ondergraven. De zogenaamd bedreigde positie van Nederland op de wereldmarkt dient daarbij als rechtvaardigingsdecor. De PvdA en de VVD proberen de arbeidsmarkt, de sociale zekerheid en het onderwijs grondig volgens neo-liberaal recept te herstructureren, met gevolgen die verder zullen gaan dan een toename van de precariteit onder werkenden en werklozen. Kabinet en kapitaal proberen ons denken over onszelf en over anderen, over onze relaties en levensvreugde ook fundamenteel om te buigen. Deze herscheppingsinspanningen zullen, indien verzet van een tegenmacht uitblijft, leiden tot een verder geïndividualiseerde, op wedijver gerichte en meer gestresste samenleving. Een samenleving die steeds minder bestaat uit vrije individuen, maar uit naar meer, beter en sneller hunkerende hybriden van mens en project.
Links heeft de plicht om dit project van fundamentele ombouw van onze samenleving te saboteren en te doen mislukken. Dat is geen makkelijke opgave, en een blauwdruk voor de strijd hebben we niet. We zullen gewoon moeten analyseren, denken, doen en leren. We weten immers dat elke herschepping van de maatschappij zijn tegenkrachten oproept. Wij hebben de plicht om de opwekking van deze tegenkrachten te stimuleren, mee te helpen organiseren en te voeden met een fundamenteel ander samenlevingsidee. En daarbij moeten we ook waarschuwen voor de gevaren van compromissen, een gevaar dat op de loer ligt in en vanuit het kamp van de voorstanders van het “sociaal akkoord” tussen vakbeweging, werkgevers en kabinet.
Een snelle analyse van de kabinetsvoornemens hierboven op het gebied van onderwijs, arbeidsmarktbeleid, bijstand en migratie laat zien hoe consequent en samenhangend deze zijn vanuit het oogpunt van de neo-liberale staat, hoe doordacht zij de agenda van goedkopere, meer flexibele, geschoolde en volgzame arbeid dienen. We zitten in hetzelfde schuitje, als werkende en werkloze, als migrant en autochtoon, als scholier en als afgestudeerde. Dat besef breder en dieper in de samenleving brengen is onze eerste opgave.
Mehmet Kirmaci
Je kunt 100 keer beter ondernemer zijn dan loonslaaf, vandaar dat zo veel jonge mensen zzp’er willen worden. Op zich vind ik dit een heel gezonde ontwikkeling, maar dan moeten die kansen er wel zijn, en die zijn er niet. Een vriend van me is al maanden bezig om 15.000 euro financiering te krijgen om zzp’er te worden, maar ondanks een goed bedrijfsplan leent niemand hem dat geld.
Ambtenaren van de sociale dienst hebben zelf ook totaal geen verstand van zaken doen en absoluut geen ondernemingsgeest, verder dan mensen manipuleren binnen hun rigide regeltjesstructuren komen ze niet. Ik zou het wel goed vinden als de overheid juist de handelsgeest van werklozen zou stimuleren, maar elke euro die je bijverdient mag je weer inleveren als je een uitkering hebt en zo blijven mensen dus in de armoede.
Overigens krijgt niemand meer bijzondere bijstand voor noodzakelijke apparatuur als een koelkast of een computer. Mijn aanvraag hiervoor is onlangs afgewezen, want ik word geacht dat soort zaken van mijn uitkering te kunnen betalen…..
@ Deva Daniël Luysterburg,
De ambtenaren bij de Sociale Diensten voeren in principe het landelijk uitgestippelde beleid uit. Echter, er zit wel verschil tussen en bij sommige gemeenten kunnen ambtenaren van de Sociale Diensten ontzettend arrogant zijn. Zo arrogant dat zij contactpersonen van professionele instellingen of advocaten niet eens terugbellen. Bij weer andere gemeenten gaat het beter.
Wat betreft het gemakkelijk in aanmerking komen voor Bijzondere Bijstand: dat zijn borrelpraatjes. Helemaal nu in het kader van bezuinigingen. Sommige werkende mensen of gepensioneerde mensen denken dat het er nog steeds zo aan toe gaat als 20-30 jaar geleden.
Doet het frauderen van sommige bijstanders en laatst ook weer het verhaal van o.a. Bulgaren de reputatie omtrent Bijstandsgerechtigden geen goed. De goeden moeten onterecht onder de kwaden lijden mede door incompetentie van professionele instellingen.