Schipholbrand-overlevende veroordeeld en opgepakt
Ahmed Issa is in hoger beroep veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, een straf die hij inmiddels al heeft uitgezeten. De Libiër zat in oktober 2005 opgesloten in het uitzetcentrum Schiphol-Oost, toen daar een afschuwelijke brand uitbrak die 11 mensen het leven kostte. Door het wegschieten van een sigaret zonder te kijken of die was uitgegaan zou Issa de brand hebben veroorzaakt, aldus de uitspraak van het Amsterdamse gerechtshof op 3 september 2009. De vreemdelingenpolitie heeft hem meteen al gevangen gezet om hem te deporteren naar Libië.
Het was druk bij het gerechtshof. Buiten het gerechtsgebouw kwamen overlevenden en sympathisanten samen in een tent waar kunst over de brand en het migratiebeleid tentoon werd gesteld. De sfeer was na het horen van de uitspraak bedrukt. “Als zo’n brand bij je thuis plaatsvindt, heet het een ongeluk”, verwoordde een van de omstanders het algemeen heersende gevoel.
Issa is in opdracht van de IND opgepakt en gevangen gezet. Men heeft zijn verblijfsaanvraag namelijk afgewezen. Waarschijnlijk wordt hij ook nog eens tot ongewenst vreemdeling verklaard. In een klimaat waar illegalen al voor de kleinste overtredingen ongewenst worden verklaard, heeft hij geen schijn van kans op een verblijfsvergunning, ook al is hij vooral een slachtoffer van de brand en van het keiharde vreemdelingenbeleid.
Het blijft vreemd dat een alledaagse onschuldige handeling – weliswaar geen slimme – strafbaar is onder de ene omstandigheid, en onder de andere niet. Het wegschieten van een sigarettenpeuk wordt hier tot halsmisdaad gemaakt. “Brandstichting in een cel”, in de woorden van de rechter, “is een zeer ernstig delict”. Issa kan veroordeeld worden omdat hij “willens en wetens de aanmerkelijke kans dat door zijn handelen brand zou ontstaan op de koop toe heeft genomen”. Maar hoe zit het dan met hen die willens en wetens brandbare gevangenissen als uitzetcentrum Schiphol-Oost ontwierpen, gevangenen erin plaatsten en brandveiligheidsvoorschriften overtraden. Hebben zij juist niet op de koop toegenomen dat mensen zouden overlijden in het uitzetcentrum? Zij die dat willens en wetens hebben gedaan, zaten niet machteloos in een cel met een onzekere toekomst in het vooruitzicht. Hun halsmisdaad was niet het ondoordacht wegschieten van een peuk. Deze mensen dachten wel na, aan hun tekentafels, in hun rapporten en notities, interne memo’s, notulen, besluiten, aanzeggingen en brieven. Zij deden hun uiterst brandonveilige werk zonder ervoor gestraft te worden.
Het gerechtshof acht Issa schuldig aan het stichten van de brand, maar spreekt hem vrij van de schuld voor de dood van de 11 gevangenen, omdat teveel andere factoren een rol hebben gespeeld bij het fatale escaleren van de brand. Menselijk handelen, zoals het open laten staan van de deur van de brandende cel, is ook een oorzaak, evenals de gebreken in het gebouw zelf. De mensen die hier verantwoordelijk voor zijn, worden echter niet vervolgd en niet eens genoemd in het vonnis. Het gerechtshof noemt namelijk uitdrukkelijk dat het geen “oordeel geeft over strafrechtelijk verwijtbaar gedrag van andere personen en/of instanties”.
Dat het begrip “crimineel” maakbaar is, is duidelijk gebleken bij de nasleep van de ramp. Een opgesloten illegaal wordt veroordeeld, maar hoge ambtenaren en ministers met een misdadig beleid worden niet vervolgd of gestraft. Hopelijk brengt het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daar met de aanklacht van het Comité Rechtsherstel verandering in. Dat is nog wel het minste dat gedaan kan worden voor alle slachtoffers. Zij wilden de veroordeling van Issa niet, dat wilden de machtshebbers.
Mariët van Bommel