Sint Maarten, Frantz Fanon en dekolonisatie
Chaos, rook, gegil. Mijn moeder rent zo hard ze kan naar veiligheid, op blind geluk de klappen ontwijkend van de politie te paard die inslaat op de verzamelde menigte. Het is 1 juni 1969, en een protestmars geleid door Antilliaanse studenten is uit de hand gelopen. Even hiervoor had de woede van de studenten zich gericht op het Antillenhuis in Den Haag, de zetel van de gevolmachtigde minister van de Nederlandse Antillen in Nederland. Het protest verliep aanvankelijk rustig, maar zodra de eerste steen door de ruiten van het Antillenhuis vloog, sloeg de vlam in de pan. Deelname aan dergelijke felle demonstraties was voor mijn ouders in die tijd niet alleen logisch, het was een morele plicht. Hun politieke bewustwording verliep grotendeels langs links-radicale lijn. Ze vestigden hun aandacht hoofdzakelijk op de dekolonisatie van de Nederlandse Antillen, die op papier voltooid was maar in de praktijk veel te wensen overliet. Een van de leuzen tijdens de mars naar het Antillenhuis was “Met de Shell naar de hel” Dit was een reactie op de onlusten waar Willemstad op dat moment nog van nasmeulde. Het in lichterlaaie staan van de Curaçaose hoofdstad was het resultaat van massale protesten en plunderingen die begonnen waren als staking van Shell- werknemers. Met name zwarte arbeiders hadden het zwaar te verduren bij Shell Curaçao, omdat ze zich onderaan de raciale stratificatie binnen het bedrijf bevonden. De bedrijfsvoering van Shell op Curaçao werd gezien als een voorbeeld van de exploitatieve relatie van Nederland en de Antilliaanse elite met de lokale bevolking. Voor mijn vader was de revolutionaire sfeer van die dagen als voor het eerst ademen. De pijn van de eerste teugen beviel vele malen beter dan de verstikkende armoede waarin hij opgroeide.
Naeem Juliana in Zonder titel (Medium)