Socialisten en de strijd tegen racisme (anti-racisme discussie deel 6)
De politieke strijd van onderdrukte groepen en socialisten tegen racisme heeft een lange geschiedenis. Ondanks dit verleden bestaat het beeld bij sommige bondgenoten in de strijd tegen racisme dat socialisten alles tot klasse reduceren. In dit artikel willen we laten zien waarom principieel anti-racisme belangrijk is, en juist verbonden is aan de strijd tegen het kapitalisme.
Aanleiding voor deze discussie is de polemiek die de anti-racistische schrijver Sandew Hira begon na de demonstratie van het comité Samen tegen Racisme op 20 september in Den Haag. De rapper Insayno werd hier niet uitgenodigd vanwege zijn nummer waarin hij de Joodse Holocaust bagatelliseert om aandacht te vragen voor de zwarte Holocaust. De eerste is een “coverup voor domme schapen” en een “lachertje” vergeleken met de trans-Atlantische slavernij. Verschillende organisaties binnen het organiserende comité vonden dat dit niet strookte met de uitgangspunten van de coalitie: een protest tegen elke vorm van racisme.
De andere bijdragen aan dit debat vind je hier.
Daarnaast refereert het artikel “Naar een intersectioneler Zwart activisme” van Hodan Warsame en Ramona Sno ook deels naar dit debat. Meedoen aan deze discussie over de ideeën en de toekomst van de anti-racismebeweging? Een korte reactie kun je hieronder plaatsen. Een langere bijdrage kun je aan de redactie mailen, zodat we die kunnen plaatsen als zelfstandig artikel. |
Hira neemt deze bewoordingen over en stelt dat een “cover-up” het misbruik is van een historische gebeurtenis. In algemeen gebruik betekent een cover-up dat de gebeurtenis op zichzelf de functie heeft om iets anders te verhullen en geen eigen waarde of waarheid heeft.
Indien het punt was geweest dat de Holocaust wordt misbruikt om het niet over andere misdaden te hebben, dan waren we het hiermee eens geweest. De Holocaust wordt keer op keer neergezet als misdaad die alle andere misdaden doet verbleken en wordt door zionisten ingezet om de voortdurende bezetting van Palestina te rechtvaardigen.
Slavernij
We weten meer over deze geschiedenis van ontvoering en massamoord dankzij een rijk collectief geheugen, het beetje onderzoek van mensen als Gloria Wekker en Kwame Nimako dat wordt toegelaten binnen de universiteiten en het werk hierbuiten van Sandew Hira. Zij laten weinig heel van het zelffeliciterende beeld van Nederland dat in stand wordt gehouden door de staatsgesubsidieerde apologeten van de slavernij.
De dominante geschiedschrijving hierover binnen de universiteiten neemt het perspectief van de slaveneigenaren als uitgangspunt, in plaats van de meer dan 12 miljoen mensen die als slaaf door Europese schepen werden vervoerd van de Afrikaanse naar de Amerikaanse kust en het veelvoud van dit aantal dat in gevangenschap geboren werd en stierf. Deze slavernijgeschiedenis werkt in Nederland nog steeds door in het racisme en de achtergestelde sociaal- economische positie van zwarte mensen.
Maar om hiervoor aandacht te vragen is het niet nodig om de ene hiërarchie (de Holocaust als het absolute kwaad) te vervangen door een andere. “Een leven lang in volle bewustzijn moeten ervaren hoe het is om als een dier behandeld te worden”, zet Hira tegenover “vergassing en dood binnen enkele minuten”. Dit laatste is een vertekende samenvatting van een misdaad die voor miljoenen mensen ook werkkampen, langzame verhongering of medische experimenten betekende. Deze concurrentie tussen verschillende massamoorden leidt onherroepelijk tot fragmentatie tussen verschillende onderdrukte groepen.
Dit zien we in extreme mate in Frankrijk met de opkomst van de komiek Dieudonné die het burgerschap van Noord-Afrikaanse Fransen opeist ten koste van dat van de Joodse inwoners. En dit zagen we ook in de aanloop naar de demonstratie in het teken van de internationale dag tegen racisme in Amsterdam maart 2014. Verschillende activisten weigerden mee te lopen naar de Dokwerker, een monument ter nagedachtenis van de Februaristaking, vanwege de rol die Joden speelden in de slavenhandel.
Links
Volgens Hira is dit meningsverschil over de strijd tegen racisme verbonden met uiteenlopende opvattingen over sociale bevrijding: “De socialisten zien klassenverhoudingen en niet institutioneel racisme als het probleem.” Hiertegenover stelt hij “een nieuwe generatie dekoloniale intellectuelen” die de koloniale erfenis als ‘het centrale probleem in sociale strijd’ ziet. Hira creëert hiermee een valse tegenstelling tussen klasse en racisme en scheert alle socialisten over een kam.
In de eerste plaats doet dit een grote groep socialisten tekort. Als Internationale Socialisten hebben we de strijd tegen racisme altijd zeer serieus genomen. Niet zozeer uit medelijden of uit een theoretische verplichting, maar ook omdat een deel van de leden zelf zwart, moslim, Jood en of ongedocumenteerd zijn. Daarbij hebben we nooit de kritiek op kapitalisme als voorwaarde gesteld om een zo breed mogelijke beweging tegen racisme op te bouwen.
Ook toen grote delen van links na 9/11 zwichtten voor de druk van rechtse opiniemakers en geen weerstand boden tegen de hetze die tegen moslims gevoerd wordt, organiseerden we anti-racistische activiteiten. Tegelijkertijd verzetten we ons tegen politici die de discriminatie van bijvoorbeeld vrouwen gebruiken om racistische ideeën te verspreiden.
Hiernaast is het belangrijk om te zien dat de opkomst van denkers die anti-racisme en anti-kapitalisme ontkoppelen, zoals Hira in Nederland, verbonden is met twee ontwikkelingen: een laag niveau van klassenstrijd en een zwakke anti-racistische traditie op links.
De afgelopen decennia is links in het defensief gedrukt en gefragmenteerd geraakt door de neo-liberale aanval op de positie van werkende mensen. Een belangrijk onderdeel van deze aanval was de ondermijning van de positie van de vakbonden die een mogelijkheid van collectieve organisatie bieden van onderaf. Acties die nu door links worden gevoerd zijn binnen dit perspectief bijna noodzakelijk defensief en alleen in landen zoals Griekenland en Spanje lijken zij mensen een perspectief voor radicale verandering te bieden.
Zwaktes
Maar waar in Griekenland de sociale strijd van de bonden en links tegen de bezuinigingen samengaat met een gezamenlijke strijd tegen de nazi’s zijn dit soort voorbeelden onzichtbaar in veel andere landen. Frankrijk, een land met een lange traditie van sociale strijd, is hiervan een tragisch voorbeeld. Het fascistische Front National loopt voorop in de peilingen, terwijl de sociaal-democraat Hollande aan de macht is en de rest van links versplinterd is. Dit is de context waarbinnen de dekolonisatiebeweging in Frankrijk aan invloed heeft gewonnen.
Een van de vooraanstaande activisten in deze stroming, van met name de in 2010 opgerichte politieke partij Les Indigènes de la République, is Houria Bouteldja. Ze laat feilloos het track record van links in Frankrijk zien. Hieruit wordt duidelijk waarom mensen met een migrantenachtergrond hier wantrouwig tegenover staan. Hierbij noemt Bouteldja onder andere het moralistische anti-racisme van SOS Racisme, het gebrek aan steun voor de Palestijnse verzetsgroep Hamas en het debat binnen de Nouveau Parti Anticapitaliste over de positie van vrouwen met een hoofddoek waar de anti-racisten het onderspit dolven.
Deze zwaktes zien we stuk voor stuk terug in Nederland. De SP weigert zich uit te spreken over zwarte Piet en voert amper oppositie tegen het racisme van Wilders. Voor voormalig lijsttrekker van GroenLinks, Femke Halsema, is de enige echt bevrijde moslima er één zonder hoofddoek. En de vakbondskoepel FNV brak pas met Wilders na zijn “minder, minder” uitspraak – hoewel we zien dat de studenten van de LSVb, die de PVV op hun demonstratie uitnodigden, hier kennelijk geen moeite meer mee hebben.
Maar net zoals binnen de zwarte beweging ook altijd verschillende invalshoeken zijn geweest, van het exclusieve nationalisme van de Nation of Islam of eerder Marcus Garvey tot de internationalistische en socialistische Black Panthers of Malcolm X, is de ene socialist de andere niet.
Racisme en kapitalisme
Tegenover een bepaalde stroming van socialisten die alles uitsluitend zien in termen van klasse plaatst Hira dekolonialen die zich richten op institutioneel racisme. Maar voor ons gaat de strijd tegen institutioneel racisme en kapitalisme hand in hand en is het niet of/of, maar en/ en. Vanaf het ontstaan van het kapitalisme zijn beide met elkaar verweven. Winst was de belangrijkste drijfveer van de slavernij en racisme was hiervan een inherent onderdeel.
Martin Luther King schreef hierover: “Het lijkt een feit van het leven te zijn dat mensen niet continu het slechte kunnen doen zonder op een gegeven moment terug te grijpen op een bepaalde rationalisatie die hun handelen bedekt in de kleren van het rechtvaardige. En met de groei van de slavernij heeft men zichzelf moeten overtuigen dat een systeem dat economisch zo winstgevend was, ook moreel gerechtvaardigd was.”
De relatie tussen kapitalisme en racisme wordt ook duidelijk uit de decennia voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog. In 1881 was 10 procent van het Afrikaanse continent onder Europese controle. 33 jaar later was dit 90 procent. Deze snelle verovering kwam voort uit de economische concurrentie tussen verschillende Europese staten.
Op het Amerikaanse continent gold dezelfde dynamiek. De zwarte socialist Angela Davis schrijft hierover: “Racisme voedde deze imperialistische ondernemingen en werd op dezelfde manier bepaald door de strategie en voorwendselen van het imperialisme.”
Sinds 9/11 zien we ook hoe nieuwe oorlogen in het Midden-Oosten samenvallen met de opkomst van islamofobie en politici als Fortuyn en Wilders. Westerse controle over een strategisch belangrijke regio wordt gelegitimeerd met de ontmenselijking van mensen daar (“democratie brengen”) en hier (“het islamdebat”).
De strijd tegen racisme kunnen we niet op zich voeren, maar moeten we verbinden aan een strijd tegen een economisch systeem dat racisme nodig heeft om te kunnen functioneren. Deze verwevenheid was voor Malcolm X reden om te stellen: “Je kunt geen kapitalisme hebben zonder racisme”.
Waarom klasse ertoe doet
Het heeft daarom geen zin om een tegenstelling te creëren tussen klassenstrijd en anti-racisme. Wat Hira doet is de strijd tegen bezuinigingen tegenover de strijd voor verbeteringen in het hier en nu te zetten voor en door onderdrukte groepen: positieve actie op de arbeidsmarkt, “etnische onderzoeksfaciliteiten” op universiteiten en eigen culturele instituties. Ten eerste is dit een kwestie van woordkeus: elke negatieve eis kan ook positief beschreven worden.
Ten tweede doet Hira hiermee alsof zwarte mensen niet tot de arbeidersklasse behoren. Als het gaat om de strijd tegen de bezuinigingen op de gezondheidszorg of de afschaffing van de studiefinanciering hebben witte arbeiders namelijk geen andere belangen dan zwarte werkende mensen. Relatief worden onderdrukte groepen zelfs harder geraakt door de bezuinigingen omdat zij sociaaleconomisch achtergesteld zijn.
Een gezamenlijke strijd van witte en zwarte zorgwerkers is in staat om de afbraak van de zorg te stoppen en de neo-liberale trend te keren. Racisme is hierbij niet in het materiële belang van witte werkende mensen omdat het onderlinge solidariteit ondermijnt en dus de mogelijkheid beperkt om gezamenlijk te vechten voor verbetering. Martin Luther King kwam ook tot deze conclusie toen hij schreef: “Miljoenen kansarme witten zijn bezig na te denken over de tegenstelling tussen segregatie en economische vooruitgang. Witte overheersing kan hun ego’s voeden maar niet hun magen.”
Dit betekent niet dat bijvoorbeeld positieve actie niet belangrijk is voor ons. Dit zou een reële verbetering zijn voor de positie van mensen met een migrantenachtergrond in Nederland. De jeugdwerkloosheid is in Amsterdam 24 procent, maar voor “niet-westerse allochtonen” 38 procent. Wanneer deze cijfers verder worden gespecificeerd naar wijk en afkomst worden de verschillen alleen maar groter. Positieve actie kan zo een tegenwicht vormen tegen discriminatie op de arbeidsmarkt.
Het is hierbij belangrijk dat zwarte mensen het voortouw nemen in de strijd tegen hun eigen onderdrukking. Witte mensen worden niet direct door racisme geraakt en zijn dus vaak niet de eersten die hiertegen in actie komen. Maar Hira creëert een valse tegenstelling wanneer hij stelt dat “witte mensen, inclusief de socialisten, pas op de bandwagon springen als de beweging op gang komt”.
Dit gaat voorbij aan de verschillende opvattingen over strategie binnen onderdrukte groepen en de rol die zwarte socialisten altijd hebben gespeeld in de strijd tegen onderdrukking, van WEB Du Bois en Huey P. Newton tot Anton de Kom. En omgekeerd ook aan de solidariteit van witte activisten die op een bepaald niveau altijd aanwezig was. Niet iedere socialist is wit en niet elke anti-racist is zwart.
Eenheid in actie?
Het project van Hira lijkt deze veelzijdige werkelijkheid waarbinnen klasse en racisme elkaar wederzijds beïnvloeden te negeren. De conclusie is nu niet dat “de socialisten” alles reduceren tot klasse, maar dat sommige dekolonialen alles lijken te reduceren tot anti-racisme. Dit werd ook duidelijk op het moment dat Kuzu en Öztürk uit de PvdA stapten, twee rechts-conservatieve Turkse Nederlanders.
Hira riep beide politici direct op tot samenwerking in de strijd tegen racisme. Dit omdat zij als reden voor hun breuk het integratiebeleid van Asscher opgaven. Maar waar een partij als Nida vanuit Rotterdam een rol heeft kunnen spelen in het publieke debat waren beide landelijke politici de afgelopen jaren totaal onzichtbaar. De leegte van hun politiek wordt geïllustreerd door hun oproep voor hun politieke programma nu de “reacties te inventariseren” uit het land.
Dezelfde politici moedigden Erdogan aan toen hij met veel geweld optrad tegen de protesten rond Gezi-park. Het is de vraag hoe het opbouwen van een brede anti-racismebeweging waarbinnen ook Koerdische Nederlanders welkom zijn, zich verhoudt tot de samenwerking met Kuzu en Öztürk. Betekent dit dat er ook ruimte zou moeten zijn voor de zionistische lobbyclub van het CIDI omdat het zegt de joden te vertegenwoordigen?
Dit laat de tegenstellingen achter de ideeën van de dekoloniale beweging zien. In een artikel dat Houria Bouteldja afsluit met een ronkende quote van de afro-Trinidaadse socialist en auteur van “The Black Jacobins” CLR James omschrijft ze de dekolonialen als “een groep die raciaal en sociaal onderdrukt (‘dominated’) is en niet noodzakelijkerwijs duidelijk is over een aantal onderwerpen: over kapitalisme, over klassenstrijd, over vrouwen, over homoseksualiteit en over Joden.” Dat ze zichzelf desondanks toch ziet als vertegenwoordigster van deze stroming is vooral veelzeggend over de crisis van anti-racistisch links in Frankrijk.
Met de Internationale Socialisten staan we voor een consequent anti-racisme dat alle onderdrukte groepen verenigt. Dit betekent niet dat we in onze zoektocht naar samenwerking blind zijn voor discriminatie en racisme van individuen binnen onderdrukte groepen. We proberen een bredere beweging op te bouwen die sterk genoeg is om deze personen te overtuigen dat de weg naar de eigen emancipatie niet loopt via de onderdrukking van andere groepen.
Deze onderlinge meningsverschillen over strategie in de strijd tegen racisme mogen ons niet verhinderen schouder aan schouder te staan tegenover onze gezamenlijke vijand. Discussie helpt ons om onze ideeën helderder te krijgen. Het testen van deze ideeën in de praktijk zal dit proces alleen maar bespoedigen. Het activisme van Martin Luther King maakte ook een ontwikkeling door van de strijd tegen segregatie met de Montgomery-busboycot in 1955 tot de kritiek op de Vietnamoorlog van 1967 en de campagne tegen armoede.
Als Zwarte Piet verdwenen is, is dit een overwinning voor alle onderdrukte groepen in Nederland. Het is deze strijd die voor miljoenen mensen een licht schijnt op de Nederlandse koloniale geschiedenis. Deze strijd tegen onderdrukking gaat hand in hand met de strijd tegen uitbuiting. Op het moment dat de racistische ideeën van sommige schoonmakers vier jaar geleden niet waren overwonnen door gezamenlijke strijd hadden ze hun staking voor een beter loon verloren.
De strijd tegen Zwarte Piet heeft ook bij veel witte mensen een kwartje doen vallen en heeft een nieuwe generatie activisten naar voren gebracht. Uit ervaring hebben deze activisten belangrijke lessen geleerd over parlementaire politiek, de media en de rol van de politie. Hiermee komt ook het zelfvertrouwen om te strijden voor andere verbeteringen in het hier en nu, of zelfs voor een wereld zonder kapitalisme.
Ewout van den Berg
(Medewerker van de Internationale Socialisten)
Dit artikel verscheen eerder op de site Socialisme.nu.