Steek dat respect maar in je neus!
Emine Uğur schreef in Trouw een empathische column over een baanloze vrouw (en ouder) die uit diverse potjes een ontoereikend inkomen heeft en daardoor altijd met geld bezig moet zijn. Een lezer reageerde op de column met de opmerking “triest en respect”. Respect?
Ik laat de R over mijn tong rollen, rek de E, leg een nadrukkelijke slis op S en spuug de P E C T met het vraagteken tot in mijn wenkbrauwen. Respect voor wat eigenlijk; respect voor het leven met armoede? Goed van jou zeg, dat je met geheven hoofd en rechte schouders de stress van een bewust gevoerde repressieve inkomenspolitiek dag in dag uit, week in week uit, maand in maand uit, oh zo knap, door je hoofd en lijf voelt gieren. Respect voor de slapeloze nachten, de maagpijn, de dappere glimlach die als een masker over je lippen staat, want toegeven dat je het eigenlijk ternauwernood redt en helemaal klaar bent met het stigma, de uitkeringen, toeslagen, het bijstandsregime en UWV, dat mag je niet. Respect, hoor! Kon je van het respect leven, dan had je geen uitkeringen en toeslagen nodig. Dan ademde jouw gezin, naar behoefte, voeding, kleding, huur, zorg, fietsen, OV, onderwijs, kunst en zo meer.
“Die kinderen van jou zijn toch maar goed terecht gekomen, dat heb je goed gedaan, respect!”, zei een reïntegratiecoach mij eens. Ik viel nog net niet van mijn stoel van het lachen, wat de coach bevreemdde, want het was geen grapje. “Bedoel je dat mijn kinderen geen strafblad hebben, naar de middelbare school gaan, een opleiding volgen, niet verslaafd zijn, niet uit huis zijn geplaatst, in gewassen kleding rondlopen en redelijk doorvoed ogen?” Coach werd een beetje bozig, dat was niet zo bedoeld en het was toch ook knap van bijstandsmoeders… “Dat wat coach? Dat baanlozen overleven? Dat bijstandsmoeders echt wel weten hoe hun kinderen (en zichzelf) te disciplineren om zo instanties, vorderingen en sancties te voorkomen?” Coach sprak nog twee keer haar “respect” uit, waarop discussies volgden die zij al snel een beetje abstract vond, en dat was dat.
De respectbetuiging op de column van Uğur en die van de coach zullen oprecht zijn, daar twijfel ik niet aan, echter, het respect schijnt wat hol. De ontvanger wordt geacht de betuiging te accepteren, moet zich (kennelijk) gehoord en gesteund weten door dat respect, is ook niet in de positie om de betuiging echt af te wijzen. Zou de vrouw in de column van zich laten horen en zeggen: “Steek dat respect maar in je neus! Ik wil geen respect, maar heel veel inkomen en geen sores met instanties, ga daar maar voor zorgen!”, dan vraag ik me af of dat respect er ook zou zijn.
Zou de vrouw dan “ondankbaar” blijken, blij moeten zijn dat er uitkeringen bestaan, dat iets beter is dan niets, dat ze niet moet zeuren, maar haar schouders eronder moet zetten en zichzelf uit haar situatie werken (in een baan of baanlozendisciplineringstraject). Dit soort respectbetuigingen komt voort uit, en daar is weinig abstract aan, het arbeidsethos.
Die moraal die wij allemaal – ook baanlozen – veelal volledig hebben geïnternaliseerd. Die dicteert hoe we elkaar al accumulerend in een pikorde naar beneden trappen, schuld en schaamte prediken bij baanloosheid en alle werk een verdien(st)waarde toekennen; niemand kan, mag zich straffeloos aan de kapitalistische tredmolen onttrekken.
Reacties op columns zoals die van Uğur geven een kleine inkijk op hoe dat ethos ons gevangen houdt; mensen die niet baanloos zijn, denken volop mee over hoe baanlozen niet meer baanloos of een beetje minder arm zouden moeten worden gemaakt, waarbij zij, goed bedoeld hoor, met voeten de autonomie van baanlozen treden (zich de lichamen, tijd en ruimte van baanlozen sans gêne toeëigenen, gelijk het bijstandsregime dat doet).
En (want), uitkeringsgerechtigden verdienen het gebrek aan geld en toegang tot andere bestaansmiddelen toch echt wel, want het is, ook volgens sommige baanlozen, “hard werken” hoor, overleven in armoede. En dat “harde werken” verdient, het is diep en diep triest, dan weer waardering en respect.
#FuckArbeidsethos
Puk Pent