Een ster in de spiegel (deel 1)
In de tijd van Charles Dickens verschenen romans soms in de vorm van feuilletons in kranten en tijdschriften. Precies dat willen wij nu gaan doen met de prachtige autobiografische roman “Een ster in de spiegel” van Doorbraak-activiste Lili Irani. Haar boek verscheen in maart 2013 en gaat over haar leven in Iran, haar komst naar Nederland en haar leven hier. Onderwerpen als moslimfundamentalisme, vrouwenonderdrukking en migratiebeheersing komen aan bod, maar ook thema’s als liefde en familie slaat ze niet over. Met enige regelmaat zullen we hier een volgend hoofdstuk plaatsen. Lees je net als veel anderen veel liever in een boek dan van een beeldscherm? Of heb je de smaak te pakken, wil je weten hoe het verder gaat met Lili, maar kun je niet wachten? Dan hebben we goed nieuws! Je kunt het boek nog steeds bestellen door 15 euro over te maken op IBAN-nummer NL97INGB0004418467 ten name van De Fabel van de illegaal te Leiden (de verzendkosten zijn daarbij inbegrepen). Vergeet niet je adres erbij te vermelden. Veel leesplezier.
Hoofdstukken 1. Koffiedik 2. Wildebras 3. Bruidstaartpoppetjes 4. Tortelduifjes 5. Aanmeldcentrum 6. Woordenschat 7. Assepoester 8. Weesgegroetjes 9. Liefdesverklaring |
Koffiedik
Nog nooit in mijn leven was ik zo ongeduldig op zoek geweest naar een waarzegster. Mijn jongste zus Ladan en ik hoorden van onze vriendinnen dat ze af en toe op bezoek gingen bij iemand die de toekomst beweerde te kunnen voorspellen. In Iran is het bezoeken van een waarzegster een leuke bezigheid voor jonge vrouwen. Daarom was het niet vreemd dat we onze kennissen lieten weten dat we op zoek waren naar zo’n persoon. Als we hen belden, dan hoorden we spannende verhalen. We vernamen bijvoorbeeld dat de waarzegster iemand had verteld dat ze volgend jaar zou gaan trouwen, wat later ook bleek uit te komen. Een andere waarzegster vertelde een vrouw dat haar man die net was gestorven, ergens geld had verborgen. Toen ze thuis kwam, had ze overal gezocht. Uiteindelijk vond ze in een boekenkast een cheque met een groot geldbedrag erop geschreven. Dat soort verhalen verrasten ons en maakten ons ongeduldig. Maar we konden niet snel een afspraak maken met de waarzegster die we op het oog hadden, want ze bleek het te druk te hebben. Bovendien had ik zelf ook niet zoveel tijd, omdat ik over drie weken weer moest terugkeren naar Nederland. Dus ik zat op hete kolen. Ook bleek ze geen onbekende klanten aan te nemen. Maar onze vriendinnen wilden ons niet teleurstellen en beloofden ons om een afspraak te regelen. Ze zouden ons terugbellen. Ik had er nooit echt in geloofd dat iemand mijn levenslot zou kunnen zien en mijn toekomst zou kunnen voorspellen door in mijn koffiedik te kijken. Maar deze keer brandde ik van nieuwsgierigheid en wilde ik een gokje wagen. Ik moest en zou antwoord krijgen op mijn vragen.
Vroeger had ik al af en toe een koffiedikkijkster bezocht, samen met mijn zussen of vriendinnen. Gewoon voor de lol, en om onze nieuwsgierigheid te bevredigen naar de toekomstige mannen in ons leven. “Jij wordt een gelukkig mens. Later ga je met een goede rijke man trouwen”, probeerde de waarzegster mij dan bijvoorbeeld wijs te maken. Of ze speldde mijn twee jaar jongere zus Laleh op de mouw: “Jouw man is heel knap. Hij koopt hele dure sieraden voor jou en legt je helemaal in de watten”. En ze voorspelde ons zoveel liefde en koesteringen dat het suikerklontje in onze buik ging smelten, zoals we dat in het Farsi uitdrukken. We hadden alles gehoord wat we wilden horen en dat viel van onze gezichten af te lezen. Dagenlang liepen we met ons hoofd in de wolken, droomden we over vrijgevige en hoogopgeleide echtgenoten en fantaseerden we gelukzalig over onze toekomst. Wanneer we aan onze toekomstige mannen dachten, dan beeldden we ons in dat we Assepoester waren. We herinnerden ons hoe we als meisjes zwijmelden tijdens het kijken naar dat sprookje op tv.
Met een mierzoete glimlach en met glanzende ogen gingen onze gedachten terug in de tijd, toen we door onze meisjesfantasieën in verrukking raakten over onze prinsen. En later vonden we het altijd prachtig als een waarzegster ons verzekerde dat er op een dag een prins bij ons huis zou verschijnen en op onze deur zou kloppen. Hij zou ons dan meenemen op zijn witte paard en we zouden in volle draf naar zijn paleis snellen.
We gingen meestal stiekem naar een waarzegster, omdat we ons pleziertje niet wilden laten bederven door de spottende toon van onze moeder. Ze vond waarzeggerij onzin en geldverspillerij. “Als het lot voorzien zou kunnen worden, dan kunnen de waarzeggers hun eigen leven zo succesvol maken dat ze geen geld hoeven te verdienen met het voorspellen van de toekomst. Het verbaast me dat hoogopgeleide mensen als jullie zo bijgelovig zijn dat jullie aan de lippen van zo’n persoon hangen.”
Maar Laleh en ik schonken verder geen aandacht meer aan haar en bezochten de waarzegster. Wat ze vertelde, schreven we zo nauwkeurig mogelijk op. We wilden immers geen enkel woord missen. Later zaten we thuis bij elkaar op de bank, samen met mijn andere zussen Sanaz, die vier jaar jonger is dan ik, en Ladan, die zes jaar jonger is. Iemand van ons vieren las dan passages uit de voorspelling voor, waarna we het aan een grondige analyse onderwierpen. We vroegen ons opgewonden af of dat ene deel van de voorspelling dichter bij de waarheid kwam dan het andere. En als die ene voorspelling zou uitkomen, dan zou ons leven echt fantastisch worden. We konden geen minuut langer meer wachten op die prachtige toekomst. Onze vrolijkheid werd steeds uitbundiger. Hoe langer ons gesprek duurde, hoe meer we door elkaar gingen praten, hoe luider onze stemmen werden en hoe hoger we wegvlogen met onze dromen. Maar dan gooide onze moeder, die vanuit de keuken af en toe meeluisterde, ons weer met een smak terug op aarde. “Jullie moeten niet vergeten dat we geen poeha-familie zijn. Jullie vader is maar een doodnormale taxichauffeur.” En dan werden we ernstig en raakten we teleurgesteld. Want we beseften dat in een taxi rijden het enige werk was dat onze vader had kunnen krijgen. En we voelden ons verdrietig omdat we in deze familie waren geboren en niet in een rijkere.
Onze gesprekken konden eindeloos doorgaan, waarbij we al onze wensen en verlangens opsomden. “Als ik een rijke man krijg, dan vraag ik hem om een dure auto en een mooi huis”, liet ik mijn zussen weten. “Nee, ik wil alleen een klein appartement en ik ga mijn geld uitgeven aan verre reizen. Ik pak mijn koffers en trek de wijde wereld in. Jullie kunnen mij niet dwingen om mijn hele leven in de keuken te staan”, vertelde Laleh strijdbaar.
Af en toe plaagden we elkaar over onze droommannen. De stoere man van Sanaz zou volgens de andere zussen een oppervlakkig type blijken te zijn die altijd de baas zou willen spelen. Haar man zou volkomen misstaan te midden van de mannen van de anderen, die sjiek en intelligent zouden zijn. En dan schoten we met ons vieren in de lach om ons boodschappenlijstje met de ideale mannen erop. En plotseling ging de geboren actrice Ladan achter een tafel zitten, alsof ze baliemedewerkster was, en vroeg op gemaakte toon: “Welke man had u gewild, mevrouw?” Waarop ik mijn bestelling plaatste: “Mevrouw, ik wil graag een slimme, rijke en nette politicus.” Vol overtuiging zei Ladan: “Okee, mevrouw. De bestelling is aangenomen. U krijgt binnenkort uw bestelling binnen.” Daarna kwamen de andere zussen aan de beurt.
Nadat we de pagina’s met voorspellingen talloze malen hadden doorgelezen, stelden we onze moeder op de hoogte van alles. We vertelden haar op overdreven en hoogdravende toon hoe schitterend onze toekomst eruit zou gaan zien. Ze hoorde onze opgeklopte verhalen geduldig aan, en deed erg haar best om geen enkele blijk van interesse te tonen. Maar we hadden haar zo nieuwsgierig gemaakt dat ze, zodra het haar goed uitkwam, in haar eentje in een rustig hoekje de pagina’s met voorspellingen doornam.
Mijn moeder is een diepgelovig mens. Ze is geboren in een strenge religieuze familie. Haar vader was een moslimfundamentalist, een dictator en een patriarch. Mijn moeder moest alles doen wat mijn opa haar opdroeg, vooral op het gebied van de religie. Ze was het oudste kind en daarom werd ze strikter opgevoed dan haar zussen en haar broer. Als negenjarig meisje lag ze ’s morgens vroeg zoet en vredig te slapen. Volgens de islam had ze op die leeftijd haar puberteit al bereikt en werd ze behandeld als een halve volwassene. Haar vader schudde haar ruw wakker om te voldoen aan de verplichting van het bidden. Een moslimjongen hoeft pas te gaan bidden als hij vijftien jaar is, en kan dus nog zes jaar lang ’s morgens vroeg in zijn bed blijven liggen. Mijn opa eiste altijd dat zijn kinderen zich hielden aan zijn uitleg van de islam. Maar voor hem gold de islam alleen thuis. Zodra hij zijn voeten op straat zette, bleek hij die hele islam ineens te zijn vergeten, vooral als hij vrouwen begluurde. Zijn dochters mochten niet naar jongens kijken, en zijn vrouw alleen naar hem. Maar elke dag nadat hij klaar was met zijn werk en naar huis terugkeerde, gingen de ogen van mijn opa op zoek naar vrouwen. Hij kon zijn ogen niet afhouden van de moderne vrouwen die op hoge hakken en met korte rokken rondliepen. Maar welke man vindt vrouwen niet interessant? Soms denk ik dat die belangstelling een geluk is voor vrouwen. En dan weer kan het een hel worden. Als een vrouw verliefd is op een man die een vrouwengek blijkt te zijn, dan is het kommer en kwel. De verliefde vrouw kan ’s avonds niet slapen en ligt te woelen in haar bed. “Waarom laat hij een oogje vallen op al die andere vrouwen? Waarom geeft hij mij zo weinig aandacht? Ben ik dan niet mooi?”, piekert ze. Maar als de vrouw die ene vlotte breedgeschouderde vent aantrekkelijk vindt en het wederzijds blijkt te zijn, dan zweeft ze weg naar de zevende hemel.
In de tijd dat mijn oma kinderen kreeg, was het volgens de islam een zonde om voorbehoedsmiddelen te gebruiken. Daarom waren de families toen groter. Een abortus laten verrichten was ook zondig. Mijn familie van moederskant hield zich aan die regels. Mijn moeder had zes zussen en een broer. Mijn oma had het druk genoeg met die acht kinderen. Ze kookte, kleedde de kinderen aan en maakte het huis schoon. Ze bemoeide zich er niet mee wat haar man buitenshuis uitspookte. Als ze er al eens naar vroeg waarom hij zoveel naar andere vrouwen keek, dan werd hij boos. “Jij bent een gekke vrouw die zich rare dingen in haar hoofd haalt.” Hij speelde zo de baas dat ze hem niet meer durfde uit te horen. Zijn foute gedrag probeerde hij met zoveel machtsvertoon te verbergen dat ze uiteindelijk de woordenstrijd maar opgaf en alleen achterbleef in de keuken. “Doe maar wat je wilt, verdorie.” Mocht ze ooit van hem hebben gehouden, dan was dat toch al nauwelijks levensvatbare gevoel nu wel voorgoed afgestorven.
Vroeger speelde het idee van de romantische liefde veel minder een rol van betekenis bij een huwelijk. Vrouwen waren in het algemeen op zoek naar de bescherming van een man. Als de schaduw van een man maar boven hen hing, dan was dat voldoende om hun hele leven ’s avonds rustig hun hoofd op het kussen te leggen en te gaan slapen. De volgende morgen werden ze dan heel vroeg wakker om als goede plichtsgetrouwe echtgenotes het ontbijt voor hun schaduwman klaar te maken. Ze begeleidden hun man tot aan de voordeur, gingen het huishouden doen en begonnen daarna met de voorbereiding van de avondmaaltijd. Voordat hij ’s avonds op de deur van het huis klopte, hadden ze de tafel al gedekt. Zodra hij zijn zalige voeten in schone sokken had gestoken en op de bank was gaan zitten, serveerden de echtgenotes het eten, waar ze urenlang mee bezig waren geweest, op tafel. Het enkele verlossende woord “bedankt” was voldoende voor de vrouwen om zich tevreden te voelen na al het gesjouw en gesloof in het huishouden de hele dag door. Hun leven was beperkt tot schoonmaken, koken en kinderen. En elke donderdagavond, de shabe jome, maakten ze tijd vrij om zichzelf mooi te maken, zoals hun mannen van hen verlangden. Ze baadden, reinigden, boenden en schrobden zichzelf grondig, want ze wilden niet met de geur van de keuken naar bed gaan. Ze hielden hun lichaam weliswaar elke dag schoon, maar op die avonden wilden ze extra glimmen en geuren en glanzen. Mijn oma drukte haar dochters op het hart om nooit met verdachte huishoudelijke luchtjes de slaapkamer binnen te stappen.
Mijn moeder deed altijd nauwgezet alles dat de religieuze leefregels voorschreven. In de loop van haar leven nam de islam haar steeds meer in beslag. Elke week volgde ze de koranlessen die in onze wijk door de religieuze buurtvereniging werden georganiseerd. Daar leerde mijn moeder samen met haar vriendinnen hoe ze de koran beter konden begrijpen en wat de boodschap was van alle hoofdstukken. En ze schoolden zich erin om elk hoofdstuk juist te kunnen interpreteren. Ze probeerden het geleerde in praktijk te brengen en zo een goed mens te zijn en dichter bij God te komen. De lessen kregen ze van een godsdienstleraar voor wie de islam niet meer dan een religie was. Maar een paar jaar na de Iraanse revolutie van 1979 verschenen langzamerhand steeds meer nieuwe religieuze docenten in de wijken. Ze waren allemaal afgestudeerd aan de religieuze universiteit en mijn moeder raakte onder de indruk van de wijze woorden die ze spraken. Ze hadden meer verstand van het geloof dan de andere docenten, vond ze. Ze kwamen naar het volk toe om de ware islam uit te leggen, lieten de nieuwe docenten weten. Want de islam is meer dan bidden, vasten, niet kwaadspreken en geld geven aan de armen, meer dan de plichten die min of meer bij elke religie horen. Volgens hen was de islam een politieke religie die leidend behoort te zijn bij alle onderdelen en fasen van het leven. Ze zeiden dat ze de enig juiste en zuivere islam verkondigden.
Mijn moeder probeerde alles dat ze tijdens de godsdienstlessen had gehoord door te vertellen aan mijn zussen en aan mij. Ze schreef alles in haar grote schrift en na elke les begon ze dat ons eerst allemaal voor te lezen en daarna uit te leggen. Soms hoorden we zulke eigenaardige dingen dat onze ogen zo groot als schoteltjes werden. Als wij ergens op wilden reageren, dan werd mijn moeder boos en verweet ze ons dat we domme ganzen waren die niets wisten over de islam en de politiek. Ze vond dat het haar taak was om onze gedachten, die op een dwaalspoor zouden zijn gebracht, terug te brengen naar de enige echte islam. We wilden haar niet kwaad maken en bleven kalm. We luisterden rustig naar haar en gaven haar meestal gelijk, om zo de lieve vrede te kunnen bewaren. Maar als ze eens een keer overduidelijk iets stoms had verteld dat echt niet klopte, dan moesten we wel reageren. Dan probeerden we vriendelijk maar beslist onze mening te geven. Als ze merkte dat we misschien wel eens gelijk zouden kunnen hebben, dan bleef ze volharden en zei ze stellig: “Nee, jullie vergissen je en onze docent weet er meer van dan jullie”. Daarom twistten we liefst zo weinig mogelijk met haar over politiek en religie. Want we konden het toch nooit eens worden. Ik heb het altijd merkwaardig gevonden dat mijn moeder, die geen analfabeet is en voldoende intelligent, de lessen over de enige echte islam voor zoete koek slikte. Nooit heb ik meegemaakt dat ze echt ging nadenken over wat ze van de religieuze docenten te horen had gekregen.
Toen mijn moeder op school zat, was ze een uitstekende leerling. Ze werd door de docenten als voorbeeld gesteld voor leerlingen die onvoldoende interesse in de leerstof toonden. Ze heeft alleen het eerste jaar aan de hogeschool gestudeerd. Haar boeken over literatuur en andere vakken herinnert ze zich nog steeds. Als ze over haar schooltijd nadenkt of door haar fotoboeken bladert, dan wordt ze verdrietig. Ze heeft er na meer dan veertig jaar nog steeds spijt van dat ze niet de kans heeft gekregen om verder te kunnen studeren, met al haar talenten en intelligentie. Jarenlang heeft zij haar intellectuele vermogens alleen ingezet om haar kinderen in de gaten te houden, om fouten in hun leven te voorkomen waarvoor ze zich zou moeten schamen. Ze wilde ons helemaal volgens de regels van de islam opvoeden. Maar we hebben niet voldaan aan haar verwachtingen.
De zussen van mijn moeder kregen net als haar geen kans om naar de universiteit te gaan. Dat wilde mijn opa niet. Ze woonden vroeger in Yousefabad, een middenklassewijk in Teheran. De meesten van hun buren waren hoogopgeleid. Haar vriendinnen in de buurt mochten wel gaan studeren. Ze vertelde haar vader dat haar vriendinnen van plan waren om naar de universiteit te gaan, maar dat maakte geen enkele indruk op hem. Hij vond dat meisjes geen hogere opleiding hoefden te volgen. Want dan zouden ze brutaal worden en niet langer de mannen gehoorzamen. Later hebben haar vriendinnen een goede baan gevonden en konden ze een carrière opbouwen die mijn moeder nooit heeft gekend. Mijn moeder is altijd jaloers gebleven op haar vriendinnen en treurde vaak om de kansen die ze had gemist. In feite waren mijn moeder en mijn tantes net als zoveel andere vrouwen in de wereld het slachtoffer van mannenmacht.
Op een dag aan het einde van mijn vakantie in Iran ging mijn jongste zus Ladan naar het zwembad om een paar tinten bruiner te worden. Ze was uitgenodigd voor een feest en wilde daar met haar lichaam pronken. De gebruinde huidskleur van Ladan paste uitstekend bij haar geblondeerde haar. Ze zag er uit als een actrice, mooi, lang en slank. Ze kwam na een halve dag zonnen heel blij thuis met haar mobiel in haar hand. “Kijk, Lili, ik heb het nummer van een waarzegster gevonden”, juichte ze opgetogen. “Ik heb een meisje in het zwembad gesproken en zij kende er toevallig een. De waarzegster heet Pani en schijnt goed te zijn. Wij moeten de naam van dat meisje aan haar doorgeven. Anders kunnen we geen afspraak maken.” De toekomst voorspellen is verboden in Iran. Want volgens de islam mogen de mensen zich niet bemoeien met wat God voor hen in petto heeft.
Ladan belde Pani meteen op. We mochten haar dezelfde dag al bezoeken. We gingen vol spanning lunchen en waren blij dat het eindelijk was gelukt om een afspraak te maken met een koffiedikkijkster. ’s Middags om vijf uur zou het gaan gebeuren. Ladan en ik zaten al ruim van tevoren klaar om te vertrekken, brandend van nieuwsgierigheid. We hadden ook Sanaz gevraagd om mee te gaan. Maar ze was de laatste jaren een huismus geworden en weigerde meteen. “Ik heb helemaal geen zin in deze krankzinnigheid en ik wil ook geen geld weggooien. Jullie zijn gek en over twee uur zie ik jullie teleurgestelde gezichten.” Sanaz heeft de laatste jaren last van paniekaanvallen. De relatie met haar verloofde is een paar jaar geleden op een mislukking uitgelopen. Toch was ze haar volwassen leven zo goed begonnen. Ze had op de hogeschool haar diploma als tapijtontwerpster behaald. Maar ze vond het heerlijk om in een winkel te werken en was daarom anderhalf jaar verkoopster in een telefoonzaak geweest. Ze verdiende er heel goed, totdat ze een man leerde kennen met wie ze zich verloofde. Haar vriend leek genoeg geld te hebben en kon zich een mooie nieuwe auto en sjieke kleding veroorloven. Hij vroeg Sanaz om te stoppen met werken, bij haar ouders thuis te blijven, uit te slapen en daarna lekker urenlang te winkelen. Zijn lieftallige popje kreeg van hem zo charmant mogelijk te horen dat “jij veel vrije tijd moet hebben om met mij om te kunnen gaan. Ik wil je niet met een vermoeid en humeurig gezicht zien rondlopen. Jij bent mijn prinsesje en prinsessen werken niet. Prinsessen horen voor de spiegel te zitten en zich mooi te maken. Ze dragen dure kleding, dansen op feesten, stralen de hele dag, en gaan vrolijk en onbekommerd door het leven. Zo moet jij ook voor mij zijn.” Door dit soort woorden gaat het hart van elk meisje smelten. Althans, dat is de bedoeling ervan. Maar mijn hart, uit ervaring wijs geworden, versteent juist door die patriarchale taal. Mijn zus echter wilde zelf ook graag een prinses zijn en verplaatste zich in een gouden koets naar het droomland dat haar vriend voor haar beloofde te gaan scheppen. Ze ging helemaal op in haar fantasieën vol toekomstige weelde en geluk, en beging met kinderlijk optimisme de grootste fout in haar leven. Op verzoek van haar vriend nam ze ontslag van haar werk en bleef ze als een prinsesje wachten in het ouderlijk kasteel totdat ze kon verhuizen naar het paleis van haar man.
Een paar maanden verliep alles naar wens. Ze hadden een heel gelukkige tijd samen. Zoals beloofd, kocht hij allerlei dingen die mijn zus leuk vond of waar ze behoefte aan had, zoals make-up, parfum, kleding en sieraden. Daarom had Sanaz geen geld nodig voor haar eigen uitgaven en hoefde ze niet te gaan werken. Haar verloofde werkte ook niet, maar hij legde steeds uit dat hij ook helemaal geen baan hoefde te vinden. Want hij had veel geld geërfd, zei hij. Maar wij vonden dat onzin. Want als iemand bulkt van het geld, en hij geeft dat voortdurend uit en er komt niets bij, dan raakt het toch ooit op? Mijn zus drong er daarom bij hem op aan om toch echt werk te gaan zoeken, ook al zou hij er niet veel mee verdienen. Met tegenzin beloofde hij uiteindelijk om dat dan maar te gaan doen. Af en toe vroeg ze hem: “Mijn schat, heb je al werk kunnen vinden?” Hij zei dan zo innemend mogelijk tegen haar: “Mijn liefste, we moeten ons niet haasten. Ik zoek een representatieve baan.” En het werd steeds duidelijker dat hij vooral de mooie meneer wilde uithangen.
In die tijd verbleef ik niet in Iran. Tijdens de lange telefoongesprekken met het thuisfront hoorde ik van mijn moeder of van Ladan de verhalen over de zo charmante verloofde van Sanaz. Ladan gebruikt daarbij vaak op theatrale toon een passage uit het toneelstuk “Hamlet” van William Shakespeare. Ik kon de gezwollen acteerbewegingen van de geboren toneelspeelster Ladan natuurlijk niet zien. Maar ik stelde me voor hoe ze zich inleefde in de beide rollen van Hamlet en Ophelia, en hoe ze zich inspande om met dat toneelstuk van Shakespeare de ontluikende liefde van prinses Sanaz en haar grote vlam zo vurig mogelijk te verbeelden. Terwijl ze opging in het acteren, hoorde ik Sanaz op de achtergrond luid schreeuwen. “Jullie hebben geen recht om mij uit te lachen. Vanaf nu mogen jullie niet meer meeluisteren als ik met Mohammed praat.” Ze werd boos omdat ze zo verlegen was.
Ik hoorde geduldig aan hoe Sanaz en Ladan met elkaar ruzie aan het maken waren, terwijl ze mij ondertussen waren vergeten. Tenslotte legde ik de telefoonhoorn maar neer. Daarop belde mijn moeder me terug, alleen maar om afscheid te nemen. Ze hing heel snel weer op, omdat ze tussenbeide moest komen in de inmiddels hoog opgelopen zussenruzie. Anders kon niemand zeker weten of de zussen later nog voldoende haar op hun hoofd zouden houden. Misschien bestond zelfs de kans dat Sanaz haar rol van Ophelia zo nauwgezet zou spelen dat ook zij haar toevlucht zou nemen tot de verdrinkingsdood, maar dan in de badkamer van de ouderlijke woning.
Sanaz werd voor alle feesten en gelegenheden door de familie van haar vriend Mohammed uitgenodigd. Ze zat de meeste middagen voor de spiegel, zoals haar droomprins haar graag zag, en ze maakte zich mooi om uit te gaan. Na afloop van de feesten bleven Sanaz en Ladan bijna de hele nacht wakker om eindeloos te klessebessen over de heerlijke gerechten van het diner, over de dure kleding, en over welke kapsalon het haar had verzorgd van Farzaneh, want die haarstijl was helemaal volgens de laatste mode en zo zouden de zussen ook wel willen schitteren en daarna dansen met bijvoorbeeld die knappe Ramin. Ladan was toen eerstejaars op de universiteit en studeerde Frans. De volgende dag kwam ze na de colleges zo snel mogelijk terug naar huis om verder te praten over het feest van de avond ervoor. Ze hadden hun gesprek niet kunnen afmaken en Ladan moest en zou te weten komen of Sanaz de aantrekkelijke Ramin wel voldoende had uitgelegd dat ze zulke mooie zussen had.
Omdat Sanaz haar leven bleek te willen delen met haar Mohammed, stelden ze in overleg met de wederzijdse familie een datum voor hun bruiloft vast. Over een half jaar zouden ze gaan trouwen. Men zegt dat de tijd van het huwelijk voor iedereen de mooiste tijd van hun leven is. Vooral voor jonge vrouwen als Sanaz, die al jaren op die tijd hebben gewacht en ervan hebben gedroomd. Tijdens de maandenlange voorbereiding van haar bruiloft vroeg mijn zus me om een aantal huwelijkstijdschriften naar haar op te sturen, zodat ze op ideeën kon worden gebracht over de ideale trouwjurk en uit de bladen een model kon kiezen. Ze belde me ook op om te overleggen over de trouwtaart, de bloemen en het eten. Ze wilde graag mijn mening daarover horen. We spraken enthousiast over het aanstaande trouwfeest. Ik zocht voor haar op wat ik de leukste aankleding en attributen voor de bruiloft vond. Sanaz had een professionele naaister gevonden die een trouwjurk kon maken volgens het door mijn zus gekozen model.
Steeds vaker echter kreeg Sanaz een ander soort opmerkingen van Mohammed te horen. “Let je wel een beetje op, Sanaz. De sieraden die je wilt kopen en de trouwjurk die nog genaaid moet worden, zijn echt duur. Kun je niet iets goedkopers vinden, eerst naar de prijs kijken en dan naar het model van de jurk?” Mijn zus vond het vreselijk dat ze steeds goedkopere keuzes moest maken en de charmante prins daarna toch elke keer weigerde om ermee akkoord te gaan. Elke keer als ze samen inkopen gingen doen, kwam Sanaz heel boos met lege handen thuis. Mijn moeder gaf haar het wijze advies dat ze zich niet druk moest maken om deze onbelangrijke dingen, omdat je met één roos en een eenvoudige ring gelukkiger kunt zijn dan met een kolossale bloemenpracht en een paar kostbare diamanten. Aan dat soort cadeaus heb je niet veel, als je hart wordt gebroken door een nare vent.
Een paar maanden voor mijn bruiloft merkte mijn zus dat haar vriend werd onderhouden door zijn moeder. Het stond haar tegen om met iemand te trouwen die financieel zo afhankelijk was van een ander. Ze zei tegen hem: “Jij moet je eigen geld verdienen”. Haar twijfel werd zo groot dat ze stopte met de voorbereiding van de bruiloft. Ze eiste van hem dat hij eerst werk moest zien te vinden. Maar in feite was hij een lui mens en kon hij moeilijk omgaan met verantwoordelijkheid. Sanaz werd steeds wanhopiger. Ze maakten ruzie met elkaar en hij sloeg haar twee keer. Toen liet hij zijn ware aard zien. Haar droomprins bleek een nachtmerrie.
Hun liefde en hun mooie dagen waren snel voorbij na haar begrijpelijke verzoek aan hem om op eigen benen te gaan staan. Aan de ene kant was ze opgelucht dat ze hem op tijd had kunnen doorgronden. Maar aan de andere kant kreeg ze soms spijt wanneer een vriendin van haar ging trouwen, of wanneer een familielid van ons een kind kreeg. Ze is namelijk dol op kinderen. Sanaz werd daarna steeds depressiever. Ze had geen zin meer om naar buiten te gaan, ging in therapie en slikte medicijnen. Hoewel ze nu boeken vol spirituele peptalk verslindt en daardoor een positiever zelfbeeld krijgt, is ze nog steeds geen blij mens. Het maakt me verdrietig als ik eraan denk hoe Sanaz heeft geleden. Ze is een aardige, zorgzame en overgevoelige vrouw. Sanaz luistert meer dan dat ze praat. Ze toont niet zo gemakkelijk haar intieme gevoelens aan een ander, zeker niet aan mannen. Ze kan de lieve woordjes niet over haar lippen krijgen die mannen zo graag horen. Net als ik en mijn andere zussen weet ze niet goed hoe ze mannen moet behagen en hun aandacht kan trekken. Dat behoort elke vrouw te kunnen, zo beweert men. Maar wij hebben dat nooit geleerd.
Sanaz is gek op snelheid. Dat heb ik met haar gemeen. Ze kan heel goed autorijden. Soms stonden mensen langs de weg zelfs te applaudisseren als ze in het drukke verkeer behendig manoeuvreerde en razendsnel andere auto’s wist te passeren. “Die vrouw rijdt als een man”, werd er dan gezegd. Ze had helaas geen eigen auto en moest het doen met de auto van mijn vader, een oud wrak dat altijd iets mankeerde. Ze gaat soms met vrienden naar autoraces kijken. In Iran bestaat een professioneel racecircuit niet meer, alleen maar een oefenbaan. Ze geniet ervan om daar heen te gaan. Dat doen Iraanse vrouwen de laatste tijd steeds meer. Ze nemen met hun eigen auto ook deel aan wedstrijden. Mijn zus zag zich genoodzaakt om op de openbare weg te racen, omdat het wrak van onze vader niet werd toegelaten op de oefenbaan. Tijdens een wedstrijd hard rijden moest ze zelfs stoppen, omdat ze niet meer door de voorruit kon kijken wegens de stoom die uit de motorkap kwam. De motor was overbelast geraakt. De auto kon de snelheid die ze wenste, niet aan. “Als ik een nieuwe en snelle auto had, dan ging ik met iedereen wedstrijden rijden”, zei ze altijd. Als achttienjarige was ik ook zo. Wanneer ik in de auto van mijn vader boven de 120 kilometer per uur reed, dan hoorde ik uit alle onderdelen van die roestbak krakende geluiden komen. Ik had het gevoel dat op elk moment de portieren en de motorkap zouden kunnen loslaten, de lucht in zouden vliegen en een eigen leven zouden gaan leiden. Ik reed alsof ik alleen maar op een plaat staal zat met een stuur in mijn handen, zonder overkapping. De stalen plaat met de vier banden was vergeten waarvoor hij was gemaakt en had de beslissing genomen om niet meer op de grond te blijven voortrollen, maar de wielen van zich af te schudden en zichzelf af te leveren bij een kringloopbedrijf voor oude metalen. Als wij zussen met de auto erop uit gingen, dan was het niet de vraag of de auto kaduuk zou gaan, maar alleen op welk moment.
Het overkwam ons soms dat onze auto op sjieke boulevards, waar voornamelijk luxe sleeën voorbijzoefden, de vernieling in draaide en de voorbijgangers ons meewarig zaten aan te gapen. “Kijk nou, die kar, die stamt nog uit de jaren zeventig”, hoorden we dan roepen. Gelukkig kwam er altijd wel een behulpzame man uit de hemel vallen die de auto nog net zo provisorisch oplapte dat we veilig thuis konden geraken. Op weg naar huis baden we tot de lieve God om ons verdere autopech te besparen. Bij thuiskomst voelden we ons alsof we nog een keer waren geboren. We hadden allemaal hoofdpijn van de zorgen en bleke angstige gezichten. We waren bang geweest dat we niet meer thuis zouden kunnen komen, als we de kapotte auto ergens hadden moeten achterlaten. Want dan zouden we niet genoeg geld voor een taxi hebben en onze vader zou dan de volgende dag ook niet met de auto naar zijn werk kunnen gaan. Hij werkte toen in een taxibedrijf. Hij klaagde steen en been als zijn auto kapot ging, want hij kon dan geen geld verdienen. Voor onze familie was het van levensbelang dat onze vader elke dag ging werken. Anders kwamen we geld tekort.
We stapten uit alsof we van een moeilijk schoolexamen terug kwamen. Met angst en beven gingen we het ouderlijk huis binnen en vertelden we onze vader wat er was gebeurd. Hij begon te zeuren. “Ik zei nog zo tegen jullie dat jullie vrouwen niet in dat stuk schroot kunnen rijden. Maar waar is de gehoorzaamheid? Kijk moeder de vrouw, je dochters zijn al net zo eigenwijs als jij.” Hij mompelde onverstaanbaar verder en ging zijn heilige koe controleren. Zou hij morgen met zijn uitgemolken rund passagiers kunnen vervoeren? Terwijl hij zijn auto inspecteerde, smeekten we God om ervoor te zorgen dat de auto zonder extra kosten gerepareerd zou kunnen worden. Als onze vader na zijn inspectie met de onheilstijding kwam dat er een duur auto-onderdeel moest worden aangeschaft, dan voelden we ons alsof het einde der tijden was aangebroken. En als we daarna weer eens met de auto op pad waren, dan reden we de hele tijd met de schrik in ons lijf. Die angst zorgde ervoor dat ik er helemaal geen zin meer in had om met de auto een ritje te gaan maken. Zo verloor ik langzamerhand een van mijn grootste interesses.
Zonder de mopperende Sanaz waren Ladan en ik precies om vijf uur bij het huis van waarzegster Pani, gelegen in Sadat Abad, een wijk in het westen van Teheran. Het westen en het noorden van Teheran zijn de beste en sjiekste delen van de hoofdstad. Omdat die stadsdelen vlakbij bergachtig gebied liggen, heerst er daar een prettiger klimaat. De luchtvervuiling is er minder en in de zomer is het er ook minder warm. Sommige delen van de wijk zijn betrekkelijk nieuw, met brede straten en grote huizen. Vroeger werd Sadat Abad “de wijk van de piloten” genoemd, de wijk van de hoogopgeleiden. Veel mensen met een goede baan kregen van de overheid daar een woning. De voorwaarden om een woning te krijgen waren in elke overheidsinstelling anders. De werknemers van bepaalde instellingen werden gehuisvest in een wijk die alleen voor hen was bestemd, bijvoorbeeld het personeel van het leger. Ze werden echter geen eigenaar van die woningen. De piloten daarentegen kregen de beschikking over een goedkoop stuk land waarop ze hun woningen konden laten bouwen, volgens hun eigen smaak en inzicht. Het Iraanse overheidspersoneel is in het algemeen bevoorrecht ten opzichte van andere werknemers. Zo krijgen ambtenaren gratis sportabonnementen en cadeaubonnen voor uitgaanskleding. Sommige overheidsinstellingen hebben zelfs interne uitgaansgelegenheden, bestemd voor het eigen personeel. Het personeel van het staatsoliebedrijf krijgt nog meer service. Zo mogen ze gebruik maken van een eigen skiterrein. Op dat terrein staat een luxe restaurant met gratis lunch, koffie en thee voor de werknemers. Toen ik op de universiteit zat, heb ik een paar keer met mijn beste vriendin Lida en haar familie de skibaan van het oliebedrijf bezocht. Lida is met haar familie vanuit het zuiden van Iran naar Teheran gevlucht, meteen na de inval van het Iraakse leger in 1981. De bevolking in het zuiden liep groot gevaar en trok naar het minder onveilige noorden. Veel mensen verloren daarop hun woning door de Iraakse bombardementen. De overheid werd gedwongen om de dakloze vluchtelingen te huisvesten. Sommigen verbleven in een hotel dat voor hen was ontruimd. Anderen kregen de woningen toegewezen van voormalig overheidspersoneel dat na de Iraanse revolutie van 1979 was gevlucht naar het buitenland.
De “gasten” uit het zuiden van het land moesten na de oorlog de huizen weer verlaten die de overheid hen tijdelijk ter beschikking had gesteld. De oorlog tussen Iran en Irak duurde acht jaar. De meeste vluchtelingen keerden na afloop daarvan niet terug naar het zuiden, maar bleven in de stad wonen die hen had opgevangen. Ze hadden daar werk gevonden, hun kinderen gingen er naar school, en hun familieleden waren getrouwd met een inwoner van de stad waar ze hun bestaan hadden kunnen voortzetten. Met vallen en opstaan waren ze aan die nieuwe stad gewend geraakt. Ze vonden het dan ook moeilijk om terug te keren en alles opnieuw te moeten opbouwen. In de door de overheid ter beschikking gestelde woningen konden ze niet blijven, en daarom moesten ze op zoek gaan naar een ander huis. Of ze moesten teruggaan naar het zuiden en daar een woning laten bouwen. Door toedoen van Saddam Hoessein, de zo voortreffelijke Iraakse aanvoerder met zijn onophoudelijke en uitmuntende veroveringsdrift, was hun stad kapot geschoten, tot puin geslagen en met de grond gelijk gemaakt. Van hun stad was in feite alleen maar een stuk aarde overgebleven. Het was niet zozeer de vraag waar welk huis moest worden hersteld. De kwestie was meer dat het hele zuiden van Iran van de grond af aan moest worden opgebouwd, met scholen, ziekenhuizen en overheidsgebouwen. De hele maatschappelijke infrastructuur moest worden opgericht. Zelfs al had een familie genoeg geld om een woning te laten bouwen, dan nog leek er aan die bouwprojecten geen einde te komen. Want er was een gebrek aan alles, dus ook aan bouwmaterialen. Het duurde jaren voordat de bevolking in het zuiden weer kon leven in gebieden die echt steden konden worden genoemd. De Iraanse overheid had gigantisch veel geld gestoken in de oorlog. Daarom kon men de wederopbouw na de oorlog moeilijk financieren. En als er al voldoende overheidsgeld beschikbaar was, dan tierde de corruptie welig, staken bouwondernemers geld in eigen zak en duurden de bouwprojecten eindeloos lang.
De overheid had de familie van Lida een mooie grote woning in de wijk Niyavaran gegeven. Het was een indrukwekkende villa van duizend vierkante meter, waar vroeger een familie had gewoond die tijdens de revolutie was gevlucht. In de prachtige voortuin lag een zwembad en stonden imposante en ooit voor veel geld geïmporteerde bomen als in een klein park bij elkaar. De tuin werd elke dag keurig onderhouden door de tuinman van de voormalige eigenaar, die hoopte dat zijn baas ooit nog eens zou terugkeren en hij zou kunnen laten zien hoe goed hij zijn best was blijven doen bij het tuinonderhoud. Niemand mocht van hem gebruik maken van het zwembad en de tuin. Omdat zijn baas was verdwenen, leek zijn rol uitgespeeld en had hij weggestuurd kunnen worden. Maar niemand klaagde over hem, want men had zelf geen zin om de grote tuin te verzorgen. Hij werd gewaardeerd om zijn plichtsgetrouwe arbeid. Elke middag konden de bewoners zijn gemompel horen, waarbij hij God vroeg om het huis snel leeg te halen en de huidige bewoners op straat te zetten. Dan zou hij zijn onderhoudstaken beter kunnen uitvoeren en de villa veilig kunnen bewaren voor zijn baas, alsof het ging om een museumstuk. De villa had twee verdiepingen, met aan de zijkant een kleine dienstwoning van honderd vierkante meter, waar vroeger de kok en het overige huispersoneel van de voormalige eigenaar hadden gewoond. De villa had twee grote ronde terrassen. De deuren van de woonkamer en de slaapkamer werden naar de tuin toe geopend, waardoor de bewoners een fraai uitzicht hadden. In de kleine woning verbleef een ander vluchtelingengezin. Omdat Lida’s familie zo talrijk was, mocht men in het grote huis wonen. De oma en de ooms en tantes van Lida zaten op de begane grond. Lida woonde met haar ouders, haar broer en haar zus op de eerste verdieping. Later heeft Lida haar zoon vernoemd naar de straat waar de villa stond, want ze wilde zich het huis altijd kunnen blijven herinneren.
Mijn tante en oom en hun vijf kinderen, waaronder mijn nicht Mina, woonden naast de woning van Lida’s familie. Zo maakte mijn hele familie kennis met hen. Lida, Mina en ik waren even oud en werden goede vriendinnen. Lida’s familie is aardig, gastvrij en vriendelijk. Ze zijn nog steeds de beste vrienden van onze familie. Omdat het zo goed klikte tussen de families, wilde haar familie de banden met ons verstevigen. De oma van Lida deed daarom voor haar drie zonen drie keer een trouwaanzoek aan onze familie. Ik was een van de kandidaten, samen met mijn nicht en mijn jongste tante. Niemand van ons toonde interesse in het aanbod, want we wilden alle drie op dat moment nog niet trouwen. We studeerden toen namelijk nog. Na vijftien jaar bestaat er binnen Lida’s familie nog steeds onenigheid over de mislukte huwelijkspogingen. Lida’s oma wordt ook nu nog bekritiseerd, omdat ze niet vasthoudend genoeg zou zijn geweest met haar aanzoeken, die ze volgens de rest van de familie vaker had moeten herhalen. Nadat ik was getrouwd en Lida’s familie zag hoe geduldig en ondanks alles opgewekt ik met mijn man omging, vonden ze het echt bijzonder spijtig dat ik niet met oma’s zoon Amir, die nu in Groot-Brittannië woont, in het huwelijksbootje was gestapt. Want ze meenden dat hij een gelukkig mens zou zijn geworden, als hij mij als echtgenote in de armen zou hebben kunnen sluiten.
Als Lida om de een of andere reden boos of humeurig is, dan geeft ze altijd haar oma en haar moeder de schuld van al haar problemen. Ze overlaadt hen dan met haar frustraties. “Het is jullie schuld dat Amir in Engeland ongelukkig en alleen is, en het is ook jullie schuld dat ik met die chagrijnige echtgenoot van me ben getrouwd, waardoor ik ook ongelukkig ben geworden.” Wat Lida zei, klopte eigenlijk niet. Want ze had haar man zelf gekozen. Haar familie had hem niet aan haar opgedrongen. En die familie had ook helemaal geen invloed gehad op mijn beslissing om Amir af te wijzen als echtgenoot. Toen ik hem in Lida‘s huis had leren kennen, vond ik hem een luie en zorgeloze man. In die tijd stond mijn hoofd nog niet naar trouwen, want ik zat met dat hoofd volop in de studieboeken. Maar ook al zou ik zijn afgestudeerd, dan nog zou hij niet aan mijn wensen hebben voldaan. Later, toen Lida al was getrouwd, heeft een broer van haar man mij ook nog een huwelijksaanzoek gedaan. Maar ik wilde hem ook niet, want hij was al een keer getrouwd geweest en inmiddels gescheiden. Ik was toen 23 jaar en had nog genoeg kans om een aantrekkelijke, aardige en hoogopgeleide man te vinden. Vanaf mijn veertiende had ik al tientallen aanzoeken afgeslagen. Dus ik raakte er behoorlijk bedreven in om huwelijkskandidaten van me af te schudden.
Mijn vriendschap met Lida kreeg meer kans om op te bloeien dan die met Mina. Want de vader van Mina was een sta-in-de-weg en probeerde de vriendschap tussen Mina en mij te dwarsbomen. Hij gaf Mina geen toestemming om met Lida en mij uit te gaan. Volgens hem waren Lida en ik slechte meiden, omdat we in zijn ogen te westerse kleding droegen, zoals jeans en t-shirts met “rare opdruksels”, bijvoorbeeld peace-symbolen en namen van rockbands. Ook ergerde het hem dat we naar muziek van Bon Jovi en Metallica luisterden. Mina moest van hem een chador dragen. De brave en ingetogen levensstijl van Mina sloot slecht aan bij de behoefte van Lida en mij om te ontsnappen aan de strenge regels die we van huis uit opgelegd hadden gekregen. De vader van Mina was voor de revolutie een kroegloper geweest en vaak dronken thuisgekomen. Na de revolutie bleek hij opeens een gelovige man te zijn geworden. Hij kon profiteren van de revolutie door van het nieuwe bewind een goede baan en een stuk grond te krijgen. Dat maakte dat hij er belang bij had om zich als een goede moslim te laten zien. Er waren talloze mensen die van de ene op de andere dag een andere levensstijl aannamen en vol overgave gingen meedoen aan de nieuwe moslimfundamentalistische trend. Mannen kregen baarden, vrouwen gingen een chador dragen. De vrouwen, die gewend waren geweest om misschien wel erg lang voor de spiegel te staan, hun haar in model te brengen, zich op te maken, en eindeloos de bij hun oogschaduw passende kleding aan en uit te trekken, werden verplicht om voortaan zonder make-up en met een zwarte hoofddoek en lange mantel naar buiten te gaan. Hun dunne kousen werden na de revolutie ingeruild voor hele dikke. Ze moesten zoveel van hun lichaam bedekken dat mannen hen aankeken alsof ze naakt waren, zodra een miniem lichaamsdeel per ongeluk zichtbaar werd. Het was nog niet zo lang geleden dat vrouwen in een korte rok de straat op gingen. Toen keek niemand naar hen om. Maar nu mannen niet langer meer blote onderdelen van het vrouwenlichaam konden aanschouwen, raakten ze al snel opgewonden van het kleinste stukje waarneembare huid van vrouwenbenen, -armen, -voeten, -nekken en -schouders. Ze verkeerden in een staat van opperste begerigheid, wanneer bij toeval een hoofddoek losraakte en zwoel zwart vrouwenhaar tevoorschijn kwam van zwartogige dames die de mannen pas in het paradijs dachten te kunnen aantreffen.
De gemeenschappelijke sportcentra voor mannen en vrouwen moesten worden gesloten, omdat het nieuwe staatsbewind wilde voorkomen dat shaytan zou opduiken, de satan die voor de revolutie blijkbaar had liggen te slapen en met de komst van het fundamentalistische regime opeens wakker was geworden. Voor alle sporten, waaronder bijvoorbeeld skiën, werden nieuwe kledingvoorschriften opgesteld, waardoor de ayatollahs hoopten te vermijden dat satan als een duveltje uit een doosje onder de sneeuw van de skipiste vandaan tevoorschijn zou springen en de vrouwen zou verleiden met zijn staart, hoorntjes en bokkepoten. Maar de kledingvoorschriften golden in afgezwakte vorm voor de alleen voor het personeel toegankelijke skipiste van het staatsoliebedrijf, dat de duivel had weten om te kopen met oliedollars en buitenlandse escortdames. De andere skipistes van Teheran waren niet besloten. Daar lag de duivel 24 uur per dag op de loer om zijn lusten te kunnen botvieren, het liefst op jonge vrouwen bij wie de hormonen door het lijf gierden.
Soms ging ik met Lida naar de privé-piste van het staatsoliebedrijf, waar haar vader werkte. Het personeel had een gratis sportabonnement, onder meer voor skiën. Het hele gezin van de werknemers kon van dat abonnement gebruik maken en mocht elke keer ook een of twee introducés meenemen. Ik was blij dat ik door Lida werd uitgenodigd, omdat skiën een van de duurste sporten is en ik dat zelf niet kon betalen. Ik huurde op de skipiste ter plekke voor een hele dag skispullen, wat gelukkig goedkoop was. Enthousiast probeerde ik mijzelf te leren skiën. Hoewel skiën vol risico’s zit, durfde ik het toch aan om zonder begeleiding met vallen en opstaan op de lange latten te gaan staan. Ik heb ook leren auto rijden zonder rijlessen te nemen. Tijdens het skiën stond ik in het begin doodsangsten uit, net als bij het auto rijden. Elk moment kon ik mijn benen breken. Nooit zal ik de eerste skidag vergeten waarop ik als een sneeuwbal naar beneden rolde en ondersteboven met mijn benen in de lucht en mijn hoofd in de sneeuw terecht kwam. Maar ik ben altijd een doorzetter en ook een koppig mens geweest. Ik wilde graag vaak oefenen, maar ik kreeg de sport niet onder de knie, omdat Lida me maar zelden meenam naar de skipiste. Weliswaar ging mijn broer Hamid er met zijn vrienden vaak heen, maar ik durfde hem nooit te vragen of ik mee mocht gaan. En hij nodigde mij ook niet uit. Hij had liever niet dat ik er bij was. Omdat hij altijd de baas over mij probeerde te spelen, was ik een beetje bang voor hem.
Mijn moeder wist hoe graag ik wilde leren skiën. Ik mocht dat van haar wel gaan proberen, maar ze drukte me altijd op het hart om op te passen. Was ze bang dat ik een been zou breken? Nee, het ging om iets anders, iets vrouwelijks. Net als bij paardrijden zou bij skiën namelijk het gevaar bestaan dat dat vrouwelijke, waarover miljoenen mannen en vrouwen zich dagelijks zorgen maken, zou worden beschadigd. Vrouwen die ooit op de lange latten hadden gestaan, zouden dan tijdens de huwelijksnacht een vreselijk verwijt van hun echtgenoot toegeworpen kunnen krijgen. Die zielige en zo bedrogen mannen zouden dan helaas niet de beschikking krijgen over het pure, onaangeroerde en ongeschonden eigendom dat hen in het vooruitzicht was gesteld. De strik om het cadeau was blijkbaar losgetrokken en de doos al geopend.
Op een dag haalde mijn moeder mijn broer over om ook eens zijn zus mee te nemen naar de skipiste. Ik was aangenaam verrast door zijn uitnodiging en ging er graag op in. We bezochten op een vrijdag een openbare skipiste in Dizin, een skigebied vlakbij Teheran. Hij waarschuwde me er op een vervelend vaderlijke toon voor om goed op mijn gedrag te letten en geen stomme fouten te maken. Hamid is vijf jaar ouder dan ik en ik ben opgegroeid als zijn kleine zusje. Hij kent mij als een jongensachtige wildebras en daarom benadrukte hij zijn patriarchale wens om me in elk geval tijdelijk om te vormen tot een rustig, onderdanig en niet te hard lachend meisje. Hij wilde me helpen met leren skiën, maar dan moest ik wel gehoorzaam blijven. Anders zou het de laatste keer worden, zo verzekerde hij me dreigend. Dat beloofde ik dan maar.
Mijn broer kon zelf uitstekend skiën, omdat hij werkte en daarom genoeg geld verdiende om de kosten van het skiën te kunnen betalen. De skibaan was een goede gelegenheid voor hem om een meisje te versieren. Skiënde jonge vrouwen zijn meestal hoogopgeleid en van rijke komaf. Een ideale vijver voor mijn broer om in te vissen. Hij had altijd wel een of meerdere vriendinnen, maar zoals mijn oma zei: “Mannen krijgen nooit genoeg van vrouwen. Zodra ze een andere mooie vrouw ontmoeten, vergeten ze de verliefdheid die ze voor hun eigen vrouw zeggen te voelen.” Ook Hamid bleef doorzoeken, ook al had hij een knappe vriendin.
Opgetogen ging ik met mijn broer en zijn vrienden mee naar de skipiste. Hij bereidde alles voor. Dizin ligt in een van de indrukwekkendste gebieden van Iran. De piste waar ik met Lida heenging, ligt in het noordoosten van Teheran. Dizin bevindt zich in het noordwesten. De weg erheen loopt door een bergachtige streek en leidt naar het noorden, naar de Kaspische Zee die Iran van Rusland scheidt. De route naar die zee, die voert langs hoge bergen en omvangrijke bossen, staat bekend als de mooiste van Iran. De weg naar de zee loopt met haarspeldbochten naar de top van de bergen, om daarna af te dalen naar Chalus, een toeristisch oord voor miljoenen Iraniërs die de drukke hoofdstad willen ontvluchten. ’s Zomers schildert het mos sommige bergen donkergroen, terwijl andere bergen liever hun grijzige steenkleur behouden. Maar de toppen van alle bergen hebben dezelfde etherische witheid en zijn omgeven door een eeuwige mist, die als een vochtig plafond dicht boven de auto’s hangt. Soms daalt de mist zo op de auto’s neer dat de bestuurders zich genoodzaakt zien om uiterst traag en behoedzaam verder te rijden.
Een of twee keer per jaar ging ik met mijn familie op vakantie naar Chalus. We genoten er van de zomer, de zee, het strand en het aangename weer. Deze keer was het winter, en ook nu toonde de natuur zijn overweldigende pracht. Tijdens de autorit naar de skipiste zat ik de hele tijd naar buiten te kijken. Als ik naar de ene kant van de weg keek, zag ik met sneeuw bedekte bergen en rotsen. Als ik naar de andere kant tuurde, kon ik bomen zien met takken die doorbogen onder het gewicht van de sneeuw. De takken hadden zo’n zware sneeuwlast te dragen dat ze wensten dat een vogel erop zou komen zitten, waardoor de sneeuw van de takken af zou vallen en ze van hun last zouden worden bevrijd. Soms zag ik dat ook gebeuren. Een vogel vloog van een tak weg en de sneeuw dwarrelde op de grond. De tak zwiepte naar boven en door een zachte windvlaag zweefden de sneeuwkorrels verder, om uiteindelijk hun bestemming te vinden en op de grond te belanden. Ik keek gefascineerd naar buiten en wilde zoveel mogelijk van de natuur genieten. Ook al rijdt men duizenden keren op deze weg, dan nog blijft het prachtige landschap boeien.
We stopten onderweg bij een theehuis om wat te eten. Omdat we heel vroeg waren vertrokken, hadden we nog niet ontbeten. Toen we uitstapten, hoorden we aangename geluiden. Het water van de rivier naast de weg was volop in beweging. Toen ik vlakbij de rivier was, kon ik zien hoe het stromende water in aanraking kwam met stenen die in de weg stonden. Het water schonk geen enkele aandacht aan de harde werkelijkheid waarmee het werd geconfronteerd en vervolgde langs een andere kant zijn onstuimige eindeloze weg. Zo vergat het water zijn eigen identiteit niet en bevestigde het nogmaals dat in beweging zijn de kern van zijn bestaan vormt. We hoorden ook het knapperende geluid van brandend hout dat de eigenaar van het theehuis had aangestoken in de kachel die buiten op het terras stond. Dat geluid geeft in een koude winter een prettig gevoel. Van de warmte en de geur van het brandende hout konden we volop genieten. Langzaam verscheen de zon. Zijn gouden stralen die op de sneeuw schitterden, deden de omgeving glanzen. Met veel plezier nuttigden we ons ontbijt, op het caféterras naast het vuur. Wanneer iemand van ons sprak, dan was zijn stem onwillekeurig zacht, uit eerbied voor de serene rust om ons heen. Soms hoorden we muziek komen uit auto’s die voorbijreden. Maar zodra de auto de bocht om ging, daalde de stilte opnieuw neer. De natuur wilde door niets en niemand gestoord worden.
We vertrokken weer. Langzamerhand naderden we ons reisdoel. We bereikten de voet van de berg en stapten uit. Meteen hoorden we het geluid van lachende en schreeuwende mensen. Zodra ze vanuit hun auto met hun voeten in de knisperende sneeuw gingen staan, gingen ze met kinderlijk plezier sneeuwballen gooien. Ze probeerden hun sneeuwballen zo stevig mogelijk te maken, om anderen meer pijn te doen, en ze wierpen die snel en onophoudelijk naar elkaar toe. Als de sneeuwballen hard aankwamen, dan tierden en schreeuwden de slachtoffers eerst en barstten ze daarna in lachen uit. Zonder dat mijn broer het zag, maakte ik ook een sneeuwbal en gooide ik die naar de gooiende groep mensen verderop. Daarop werd onze groep op onze beurt getrakteerd op sneeuwballen. Verwonderd vroeg mijn broer zich af waarom de andere mensen dat deden. Ik wist wel beter, maar durfde mijn sneeuwpret niet te delen met dat baasje dat blijkbaar mijn broer was. Nog meer mensen sloten zich aan bij de groep. Sommigen die niet meededen, stonden wel geamuseerd toe te kijken. Ik voelde een blije opwinding in me opkomen die me een mooie dag leek te beloven.
Op de piste begon ik met oefenen, aan de voet van de berg. Mijn broer adviseerde me om goed controle te houden, zodat ik minder snel zou vallen. Daarna ging hij naar de top van de berg om zelf ook te gaan skiën. Na twee uur oefenen kwamen er een paar gesluierde vrouwen dreigend op mij af. Tot mijn stomme verbazing werd ik gearresteerd, samen met een paar andere jonge vrouwen die in de buurt stonden. We moesten met de gesluierde vrouwen mee naar een gebouw dat naast de piste stond. De vrouwen bleken van de geheime politiedienst te zijn die na de revolutie overal in het openbare leven was verschenen. Die religieuze politie mag iedereen naar eigen goeddunken oppakken. Ik wist helemaal niet wat ik fout had gedaan of wat mijn schuld was. Toen ik een van hen vroeg: “Mevrouw, mag ik weten wat ik verkeerd heb gedaan?”, duwden de vrouwen onze groep vooruit en zeiden ze: “Dat krijgen jullie later te horen”. Zonder een kik te mogen geven moesten we met hen mee. We staken een gang over. Ik moest in een kleine koude kamer met ongeveer twintig andere jonge vrouwen op de grond gaan zitten. Zij waren ook gearresteerd. De deur werd hard achter ons dichtgeslagen en op slot gedaan. We bleven daar een halve dag zonder te weten te komen wat de reden voor de arrestatie was. Ik hoorde alleen de opgewekte geluiden van skiënde mensen buiten.
De hele tijd zat ik aan mijn broer te denken. “Als ik vrijkom, hoe kan ik dan mijn broer vinden? En hoe moet ik naar huis gaan als me dat niet lukt?” Ik werd steeds ongeruster. Na vier of vijf uur in de cel te hebben gezeten kwam er een soldaat binnen. Hij zei: “Allemaal eruit”. We waren opgelucht dat we vrij werden gelaten. Ik wilde zo snel mogelijk mijn broer gaan zoeken. Toen we buiten kwamen, zagen we de gesluierde vrouwen naast een bus staan. We moesten instappen om naar een ander politiebureau te worden vervoerd. Daar zouden onze veronderstelde misdaden nader worden onderzocht. Ik werd heel boos en weigerde om de bus in te stappen. Een van de vrouwen kwam naast me staan en trok aan me om me met harde hand de bus in te gooien. Zij en ik maakten ruzie met elkaar. Ik gaf haar een klap in het gezicht en zij sloeg meteen terug. Mijn ogen kwamen vol tranen te staan over het onrecht dat me werd aangedaan. Maar ik durfde niet verder te vechten. Een van haar andere collega’s kwam haar bijstaan en samen wisten ze me de bus in te duwen.
Er zat niets anders op: ik moest wel meegaan naar het politiebureau. Toen ik eenmaal in de bus zat, keek ik naar buiten. Mijn ogen waren vol angst en hoop op zoek naar mijn broer. Toen zag ik zijn auto. Ik ademde diep in en voelde me een beetje opgelucht. Maar meteen werd ik weer bang. Want wat zou er met ons gaan gebeuren en waar zouden we heengaan? De bus vertrok. De ouders van de andere opgepakte vrouwen reden achter ons aan. Andere vrouwen in de bus zeiden tegen me: “Jij bent echt dapper. Bravo, hoe heb je het aangedurfd om de politie te slaan.” Ik zei niets. Ik had geen zin om aan mijn eigen stomme dapperheid te denken. Ik zei tegen mezelf: “Hoe kun je zo idioot zijn om een politieagente te slaan? Wat zal er nu met me gebeuren?” Onderweg was ik voortdurend aan het bidden.
De bus stopte tegenover een politiebureau en achter de bus parkeerde een lange rij van auto’s van verontruste ouders. We stapten uit en de gesluierde vrouwen hielden ons nauwlettend in de gaten. Alsof we criminelen waren moesten we achter elkaar het bureau binnengaan. Daar moesten we ook een paar uur wachten totdat we werden ondervraagd. We werden een voor een naar een kamer gebracht. Toen het al avond was geworden, riep een soldaat dat ik aan de beurt was voor ondervraging. Uit angst durfde ik niet naar binnen. Mijn benen gingen trillen. Ik was zo koud als een lijk. Toen ik de kamer betrad, zag ik een norse baardman achter een tafel zitten. Hij wierp een onderzoekende blik op me en begon een formulier in te vullen en vragen te stellen. Ik stierf duizend doden totdat hij vertelde waarom ik was gearresteerd. Mijn vergrijp was dat ik over mijn skibroek heen geen rok had gedragen. Die rok was volgens de fundamentalistische regels verplicht, omdat mijn vrouwelijke vormen verhuld moesten worden die de skibroek misschien wel zou accentueren. Iets dat in de ogen van de fundamentalisten des duivels was. Ik moest een verklaring ondertekenen dat ik nooit meer zonder rok over mijn broek heen in de skipiste zou verschijnen. Gelukkig bleek hij niet op de hoogte van de klap die ik had uitgedeeld. Daar was niet over gerapporteerd.
Naderhand heb ik van andere opgepakte vrouwen vernomen dat wij veel geluk hadden gehad. Het politiebureau bleek niet geschikt om ons allemaal op te sluiten. Misschien wilden ze ons ook alleen maar schrik aanjagen of een lesje leren over de kledingvoorschriften die vrouwen in Iran altijd moeten opvolgen, ook in skipistes. Hoe dan ook, we werden ’s avonds nog vrijgelaten. We hoefden dus niet de hele nacht opgesloten te zitten en de volgende dag als “geen rok over skibroek”-crimineel op te draven voor de “rok”-rechtbank om onze vreselijke misdaad op te biechten. In de westerse wereld verlangen media en de reclame dat vrouwen korte rokken dragen, zodat mannen voldoende blote vrouwenbenen kunnen bekijken. In Iran verplichten de fundamentalisten vrouwen ook om korte rokken te dragen, maar dan wel over een broek heen, zodat de vrouwenbenen niet alleen maar bedekt zijn, maar zelfs ontdaan worden van elke suggestie van een vrouwelijke vorm. De misdaad van veel vrouwen in Iran gaat om het opdoen van make-up, het dragen van strakke kleding of het praten met een man die geen familie is.
Tijdens zomerse dagen intensiveert de religieuze politie overal in de stad de controles op mensen die mogelijk de kledingvoorschriften overtreden. Wie er in de ogen van de agenten verdacht “westers” uitziet, wordt aangehouden en naar een politiebureau vervoerd. In ons gezin was het vooral Sanaz die de religieuze politie uitdaagde door zich opvallend op te maken en daarom meerdere keren werd gearresteerd, zelfs in het bijzijn van haar vader met wie ze boodschappen aan het doen was. Zijn smeekbedes om de arrestaties te voorkomen bleken steeds weer tevergeefs te zijn. Haastig moest hij dan huiswaarts keren om de koopakte te halen die als onderpand diende om Sanaz vrij te krijgen. Hij wilde voorkomen dat mijn zus in een politiecel zou moeten overnachten. Na overhandiging van de koopakte aan de politie mocht ze naar huis gaan. Maar de volgende dag diende ze zich weer te melden op het politiebureau, met het volgens de agenten juiste uiterlijk. Ze moest met het zetten van haar handtekening beloven dat ze zich nooit meer schuldig zou maken aan de verderfelijke misdaad van fel gekleurde lippen of nagellak. Op die misdrijven stonden ook in hoogte variërende boetes. Dat geld, dat jaar in jaar uit wordt afgetroggeld van miljoenen Iraniërs, vormt een extra inkomstenbron voor het regime. Door dit soort repressie moeten de ouders zich voortdurend zorgen maken als hun kinderen – en vooral hun dochters – zich op straat begeven. Want het gevaar van arrestatie en straf ligt altijd op de loer.
Toen ik buiten het politiebureau mijn broer zag, kreeg ik het gevoel een echte crimineel te zijn. Uit verlegenheid durfde ik niet in zijn ogen te kijken en tuurde ik naar de grond. Ik wilde alles aan hem uitleggen, maar hij zei: “Dat hoeft niet”. Ook Hamid bleek woedend te zijn op de politie. Ik had hem beloofd om me niet raar of ongehoorzaam te gedragen, maar ik had dat toch gedaan, zonder het te beseffen. Het was op deze skibaan voor vrouwen namelijk verplicht om over hun skibroek heen een rok aan te trekken. Hamid had me dat niet verteld. Maar als dat al fout gedrag is, hoeveel handelingsvrijheid blijft er dan nog over voor vrouwen? Zijn vrienden plaagden me ermee dat ik de politie had geslagen. Maar ik had al besloten om nooit meer naar een Iraanse skipiste te gaan. En ik zou er later inderdaad nooit meer komen. Ik had mijn hobby autorijden moeten opgeven wegens geldgebrek. En ik moest mijn hobby skiën vaarwel zeggen uit angst voor de religieuze politie. Onze mooie dag werd ruw verstoord door politierepressie. Wanneer ik weer eens met mijn familie naar de Kaspische Zee ging en op dezelfde weg belandde, stemde het mij verdrietig dat ik niet zo van de omgeving kon genieten als voorheen.
Het huis van waarzegster Pani stond in “de wijk van de piloten”. Ladan en ik kenden die buurt goed, omdat we daar vroeger een paar jaar hadden gewoond. Onze ouders huurden toen een etage van een woning van een piloot, die op zijn huis meer etages had laten bouwen om die te kunnen verhuren en zo meer geld te kunnen verdienen. We hadden het adres van Pani snel gevonden. Haar woning bevond zich op de derde etage. We stapten in de lift waar muziek viel te horen uit de oude romantische film “Love story”. Zou de toekomstvoorspelling over de liefde gaan? Of zou de voorspelling net zo tragisch zijn als het einde van die film?
Een meisje van ongeveer zestien jaar deed de deur voor ons open. Toen haar ogen op mij waren gericht, keek ze me een beetje vreemd aan. Wegens een operatie had ik een paar pleisters op mijn neus, en mijn ogen waren nog een beetje opgezwollen. We gingen naar binnen en kregen een indruk van het huis. De vloer was bedekt met witte keramiektegels en in de woonkamer stond een zwartleren bankstel tegenover een grote platte tv. Het huis had een open keuken, waardoor we een nieuw model keukenkasten met een ruime koelkast konden zien. Naast de keuken stonden in de eetkamer zes zwarte stoelen met een mooie tafel. Pani kwam op ons af en gaf ons een hand. Ze zei: “U kunt in de eetkamer gaan zitten”. Ze ging naar de keuken om koffie te zetten. Ze was ongeveer even oud als ik, of misschien twee jaar ouder. Maar blijkbaar was ze al heel jong getrouwd, want het meisje dat de deur voor ons had open gedaan, bleek haar dochter te zijn. Terwijl ze in de keuken bezig was, stelde ze al wat vragen.
– Heb je je neus laten opereren?
– Ja.
– Deed het pijn?
– Gelukkig niet.
– Bij welke specialist heb je de operatie laten uitvoeren? Is het een bekende?
– Nee, dat denk ik niet. Hij heet Bahrami.
– Het duurt nogal lang om de goede vorm te krijgen. Je moet niet verwachten dat je dat nu al kunt zien. Ik heb het ook laten doen en tot een jaar na de operatie zag ik steeds kleine veranderingen in mijn gezicht. Je moet maar geduld hebben.
Zij nam twee koppen koffie mee en ging even weg. Ladan en ik dronken onze koffie op totdat er nog een klein beetje koffiedik in de koppen lag. Uit eerdere ervaringen met koffiedikkijksters wisten we dat we het schoteltje bovenop de kop moesten leggen, en de kop daarna moesten omdraaien, in de richting van ons hart. Daarbij moesten we onze voornaamste wensen en verlangens voor de geest halen. We plaatsten het schoteltje met de omgekeerde kop erop terug op tafel. De diepste en intiemste gevoelens van hoop, weelde, liefde en geluk waren inmiddels door mij heen geschoten. Een beetje koffiesap dat nog in de kop zat, gleed langzaam op het schoteltje. Pani ging tegenover ons zitten en vroeg wie het eerst wilde. Dat was ik natuurlijk, want ik zat te trappelen van ongeduld. Ze vroeg mijn naam en geboortedatum, pakte mijn koffiekop en keek aandachtig naar de bodem. Ik had het gevoel alsof ik op een lijst met examenuitslagen mijn naam en mijn cijfer aan het zoeken was. Ladan pakte pen en papier om op te schrijven wat Pani zou gaan voorspellen.
– Ben je twee keer getrouwd?
– Nee. Ik ben nog bij mijn eerste man.
Ik glimlachte erbij. In mijn fantasie zag ik mezelf opnieuw getrouwd zijn, deze keer wel met een droomprins.
– Je gaat nog een keer trouwen. Je gaat ook veel reizen. Je blijft een half jaar in Iran en daarna een half jaar in het buitenland. Of je woont het hele jaar door in het buitenland.
Ik bleef uitdrukkingsloos. Ze keek iets dieper in de kop.
– Ja, je woont hier niet.
– Dat klopt. Ik woon hier niet.
– Wat doe je toch met die man in je leven? Waarom dwing je jezelf om nog langer bij hem te blijven? Ik zie geen liefde. Je bent eenzaam. Jullie zijn samen, maar toch ben je alleen.
Ik zweeg. En ik hield mijn adem in. Wat zou ik nog meer te horen krijgen? Ze keek nog een keer naar me.
– Je bent een vrouw met allerlei talenten. Waarom doe je daar niets mee? Je hoeft maar een klein beetje daarvan te gebruiken om een heel ander leven te krijgen.
Ik wist natuurlijk niet wat ze nog meer in mijn koffiedik had gezien. Maar ze werd steeds bozer, merkte ik. Ze stak een sigaret op.
– Als je bij hem blijft, dan blijf je altijd ongelukkig. Dan verdrink je in ellende. Je bent jong en je wilt van het leven genieten. Je man is toch verslaafd geweest aan drugs? Ja, ik zie het. Hij is een egocentrische man. Hij denkt alleen aan zichzelf. Ik snap het niet. Jij bent in het buitenland en daar heb je genoeg vrijheid. Toch blijf je nog bij hem. In Iran zouden vrouwen in jouw positie en met zo’n man allang gescheiden zijn, ook al zouden ze daardoor veel meer problemen krijgen dan jij, als je zou gaan scheiden in het buitenland. Jouw vader is een zorgeloze man. Alles is zijn schuld. Heb je twee of drie zussen?
– Ja, ik heb drie zussen.
– Een zus leeft ook in het buitenland. Wonen de andere twee hier? Waar woont je zus in het buitenland?
– Een van mijn zussen woont in België en de andere twee in Iran.
– Hoe heet je zus in België?
– Laleh.
– Zij is ook ongelukkig. Ze maakt ruzie met haar man. Ze gaat niet scheiden en krijgt twee kinderen. Een andere zus gaat binnenkort trouwen.
– Is er een andere man in jouw leven?
– Nee.
Ik wilde erop wachten dat ze uit eigen beweging wat zou gaan zeggen over die “andere man”.
– Maar bij wie ga je dan je hart uitstorten?
Ik wilde iets zeggen, maar haar telefoon ging en ze nam op. Ik keek naar mijn zus en zij naar mij. We waren allebei geïrriteerd. Dit was niet het goede moment om de telefoon op te nemen, tijdens een gesprek waar ik al dagenlang naar had uitgekeken. Pani kwam terug en verontschuldigde zich. Ze vervolgde het koffiedik kijken. Mijn hart bonsde in mijn keel.
– Je moeder is een goede vrouw. Ze bidt altijd voor jullie. Die vrouw heeft veel geleden door toedoen van je vader. Ik zeg niet dat je vader een slecht mens is, maar hij is wel onverantwoordelijk. Jij hebt later succes met je werk. Werk je nu?
– Ja, maar onbetaald.
– Over drie maanden vind je een goede baan.
Ze keek me nog een keer aan en verdiepte zich weer in mijn koffiekop.
– Je krijgt een zoon en later heb je genoeg geld.
Ik verloor mijn geduld. Ik wilde dringend iets anders te weten komen, maar ze was door het telefoongesprek vergeten om met dat onderwerp door te gaan. Ik besloot om ernaar te vragen. Anders zou ik spijt krijgen.
– Mevrouw Pani…
– Ja?
– Ik wil iets vragen.
– Zeg het maar.
– Ik wil dat u nog wat zegt over iemand die u bent vergeten.
Ze keek me onderzoekend aan.
– Eerst moet je een beslissing nemen over je man. Daarna heb je genoeg tijd om die andere man beter te leren kennen. Maar je wilt die man alleen voor jezelf hebben, toch?
Toen ik dat hoorde, zonk de moed me in de schoenen.
– Je bent een slimme meid. Denk goed na. Je krijgt genoeg kansen. Heb je nog andere vragen of wensen? Dan kun je je vinger op het koffiedik zetten en naar iets verlangen.
Ik zette mijn vinger in de koffieprut en mijn hart sprak een verlangen uit. Ik keek Pani aan. Ze onderzocht opnieuw het koffiedik.
– De sleutel is in jouw handen.
Ik wilde niets meer horen.
– Heb je nog een andere vraag?
– Nee. Dank u wel.
– Meid, je moet geen tijd verspillen en in beweging komen. Je hebt goede vooruitzichten.
Mijn zus was aan de beurt. Ze gaf mij de pen en het papier. Ik begon op te schrijven wat de waarzegster over haar vertelde, maar ik kon me helemaal niet concentreren. Mijn gedachten raasden als een sneltrein voort, vanuit het verleden naar het heden en de toekomst en weer terug. Ik nam het tien jaar samenwonen met mijn man nog eens onder de loep, terwijl ik probeerde om me los te maken van mijn eigen gedachten. Ik schreef nog een paar zinnen op, maar toen stapte ik opnieuw in de tijdmachine om terug te keren naar de afgelopen jaren. Het kostte me moeite om mijn aandacht bij het schrijfwerk te houden.
Pani liet mijn zus weten dat ze niet in Iran zou blijven wonen en binnenkort het goede nieuws van de overheid zou krijgen waarop ze al die tijd had zitten wachten. Toen Ladan en ik dat hoorden, keken we elkaar glimlachend aan. Mijn zus was al bijna drie jaar bezig om het moeilijke toelatingsexamen te halen voor de opleiding van de Iraanse staatsbank. Net als andere banken stelt ook de Iraanse hoge eisen aan hun medewerkers. Iemand die bij de Iraanse overheid wil werken, moet ook een religieus examen afleggen. Na de revolutie moet al het overheidspersoneel door de fundamentalisten religieus goedgekeurd worden. Het religieuze examen bestaat uit een schriftelijk en een mondeling deel. Ook een geheim onderzoek onder buurtbewoners naar het juiste gedrag van de examenkandidaat maakt deel uit van het examen. De religieuze goedkeuring is belangrijker dan de rest van het examen. Daarom zijn alle kandidaten er bang voor. Het is vervelend dat die goedkeuring pas wordt gegeven, nadat de kandidaat alle andere examenonderdelen heeft gehaald. Iemand die de rest van het examen heeft gehaald en de religieuze goedkeuring niet krijgt, heeft alle moeite voor niets gedaan.
Om een bankmedewerker te worden moet men een opleiding volgen van zes maanden. Iedereen moet de kosten van de opleiding zelf ophoesten. Onze familie moest daarvoor geld lenen. Ladan heeft dag en nacht gestudeerd en alle examens met de hoogste cijfers gehaald. Het duurde lang voordat de staatsbureaucratie haar papieren in orde had gemaakt. Eindelijk kreeg ze een personeelskaart en een werkrooster. Ze kon van vreugde niet in slaap komen.
Toen Ladan voor de eerste keer naar haar werk ging, waren we zo trots als een pauw. Iedereen die haar in haar bankuniform zag, was onder de indruk van haar gracieuze verschijning. Helaas moest ze haar schoonheid wel onder een hoofddoek verbergen. Toen ze haar eerste maandsalaris ontving, kocht ze een gouden ring voor mijn oma. Dat had Ladan haar beloofd als ze alle examens zou halen. Ze was een opgewekte vrouw geworden die een belangrijk doel had bereikt. Ze had het gevoel dat al haar dromen over de toekomst zouden uitkomen. Toen mijn zus drie maanden op de bank werkte, ontving ze op een dag plotseling een ontslagbrief. De noodzakelijke verklaring van goed gedrag bleek uiteindelijk toch afgewezen te zijn. Volgens de overheid zou ze zich in het verleden niet voldoende hebben gehouden aan de kledingvoorschriften. Ook zou ze zich altijd hebben opgemaakt. Dat zou uit het buurtonderzoek zijn gebleken. Ze moest onmiddellijk stoppen met haar werk.
Ladan zonk weg in verdriet. Al haar mooie dromen waren als een luchtbel uit elkaar gespat. Ze was vanuit de zevende hemel op aarde te pletter gevallen. We probeerden haar te troosten. Maar ze was ontroostbaar. Na lang aandringen diende ze een bezwaarschrift in, zeven maanden voor ons bezoek aan Pani. Al die tijd had ze nog geen reactie gekregen van de overheid, ondanks de talloze keren dat zij of haar moeder er naar hadden geïnformeerd. Ze was zwaar teleurgesteld. Toen Pani zei: “Je krijgt binnenkort goed nieuws van de overheid”, laaide de hoop in haar hart weer op. Nadat Pani klaar was met het koffiedik kijken, drukte ze mij nog een keer op het hart dat ik vooral geen tijd moest verliezen. Op weg naar huis tolden de gedachten in mijn hoofd rond. Ik vergat helemaal dat “die andere man” de belangrijkste reden was voor mijn bezoek aan Pani. Ik wist niet wat ik moest doen. Alles dat ze had gezegd, klopte.
Lili Irani
(Lees verder in deel 2)