Een ster in de spiegel (deel 3)
In de tijd van Charles Dickens verschenen romans soms in de vorm van feuilletons in kranten en tijdschriften. Precies dat doen wij nu met de prachtige autobiografische roman “Een ster in de spiegel” van Doorbraak-activiste Lili Irani. Haar boek verscheen in maart 2013 en gaat over haar leven in Iran, haar komst naar Nederland en haar leven hier. Onderwerpen als moslimfundamentalisme, vrouwenonderdrukking en migratiebeheersing komen aan bod, maar ook thema’s als liefde en familie slaat ze niet over. Met enige regelmaat zullen we hier een volgend hoofdstuk plaatsen. Lees je net als veel anderen veel liever in een boek dan van een beeldscherm? Of heb je de smaak te pakken, wil je weten hoe het verder gaat met Lili, maar kun je niet wachten? Dan hebben we goed nieuws! Je kunt het boek nog steeds bestellen door 15 euro over te maken op IBAN-nummer NL97INGB0004418467 ten name van De Fabel van de illegaal te Leiden (de verzendkosten zijn daarbij inbegrepen). Vergeet niet je adres erbij te vermelden. Veel leesplezier.
Hoofdstukken 1. Koffiedik 2. Wildebras 3. Bruidstaartpoppetjes 4. Tortelduifjes 5. Aanmeldcentrum 6. Woordenschat 7. Assepoester 8. Weesgegroetjes 9. Liefdesverklaring |
Bruidstaartpoppetjes
De lente, die haar komst had laten aankondigen met behulp van vogelgezang, kwam eerder dan mijn tweede afspraak met psycholoog Soltani. Samen met de vogels verweIkomde ik noroez, de komst van het nieuwe jaar op 21 maart. Het nieuwe jaar brengt ook de vogels vreugde, omdat het leven weer ontwaakt en de zon doorbreekt. Die tijd van het jaar roept in mij altijd herinneringen op aan mijn gezellige kindertijd. Dat lijkt heel ver weg, maar toch kun je je herinneringen doornemen alsof je in een boek bladert en uitkiest welk deel je wilt gaan lezen. In gedachten ging ik terug naar de tijd voor de komst van het nieuwe jaar, de tijd waarin Iran langzamerhand een andere kleur krijgt, de kleur van de lente, wanneer buiten voor de winkels de mooie kleine goudvissen in hun kommen vrolijk op en neer sprongen en zo levendig als onze blije kinderogen waren. We konden urenlang naast de viskommen staan en de vliegensvlug zwemmende diertjes aangapen. Met onze handjes wilden we de tot bloei gekomen bonen aanraken, de spruiten die waren uitgegroeid tot een klein grasveld.
Noroez was de tijd van de eieren die zo fraai waren beschilderd dat ze wel kunstwerken leken, de tijd van de tarwe-, gerst- en linzenspruiten die oprezen uit fraaie schalen, die door de warme Iraanse zon prachtig donkergroen waren geworden en zo de wedergeboorte symboliseerden. Elke schaal met een rood lint doet de voorbijgangers glimlachen. De spruiten, viskommen en gekleurde eieren staan te wachten om gekocht te worden voor de haft sin, “de zeven s-en”, een Iraans nieuwjaarsritueel met zeven voorwerpen dat al bestond voor de komst van de islam.
Volgens die traditie worden een paar dagen voor het nieuwe jaar op een handgemaakt tafelkleed zeven voorwerpen uitgestald. Naast de sabzeh, de schaal met plantjes, zijn dat de samenu, de zoete pudding die symbool staat voor overvloed, de senjed, het gedroogde fruit dat de liefde voorstelt, de sir, de knoflook die geneest, de sib, de appels die staan voor schoonheid en gezondheid, de sumak, de sumakbessen die de kleur van de opkomende zon aangeven, en de serkeh, de azijn die leeftijd en geduld symboliseert. Behalve deze zeven voorwerpen staan er nog meer symbolen op het haft sin-tafelkleed. Zo liggen er munten voor voorspoed en rijkdom. En er staat een mand met beschilderde eieren die de vruchtbaarheid uitbeeldt, een spiegel als symbool van het licht, met aan beide kanten een brandende kaars die het geluk voorstelt en een kom met een goudvis die het leven symboliseert.
Mijn moeder kocht verse eieren die wij mochten beschilderen, zodat we ook aan de haft sin-traditie konden meedoen. Uit voorzorg liet ze de eieren extra lang koken. Ze kon zich de zomerse ervaring van het tomaten gooien nog levendig voor de geest halen. Daarom wilde ze geen risico nemen met te zacht gekookte eieren die als een soort mislukte shampoo op het haar van alle familieleden zou kunnen belanden. Ze was ervan overtuigd dat haar wildebraskinderen met het wit en geel van de niet hard genoeg gekookte eieren het behang en het tapijt zouden voorzien van een heel nieuwe vorm van trendy kunstzinnigheid. Op oudejaarsavond bereidde mijn moeder altijd een uitgebreide maaltijd. Wanneer ze de gebakken vis met rijst op tafel zette, dan wisten we dat we het oude jaar met heerlijk eten zouden uitluiden. Na het voortreffelijke diner zaten we naast de haft sin-uitstalling en keken we naar de felgekleurde eieren die ik samen met Hamid en Laleh had beschilderd.
Hoewel ik ver weg van mijn land woon, probeer ik de haft sin-traditie in ere te houden. Maar dat is lastig als je in het buitenland leeft, zonder familie om je heen. Aan de ene kant kun je moeilijk meedoen met de tradities van het nieuwe land. En aan de andere kant kun je de tradities van je eigen land nauwelijks beleven met je landgenoten. Je bent niet in het nieuwe land en je bent ook niet in je eigen land. Je bent nergens. En nergens voel je een land waar je echt bestaat. Je hebt het gevoel dat je tussen hemel en aarde bent geraakt en in de lucht bent blijven hangen.
Mijn voorbereiding van de haft sin begint met het kopen van linzen, waarvan de spuiten overvloediger zijn dan van andere peulvruchten. Om de linzen nog een keer tot leven te wekken, moeten ze eerst een paar dagen in het water liggen. Ze moeten helemaal nat worden. Daarna verplaats ik de linzen die geen dorst meer hebben naar een mooie schaal en leg ik nog een dag een nat doekje op de linzen, zodat de zaadjes die tot leven willen komen niet worden geconfronteerd met droogte. Ik kijk een paar keer per dag naar de linzen om na te gaan of ze bereid zijn om nogmaals geboren te worden. Met de piepkleine glanzende groene puntjes van hun wortels kijken de linzen mij aan en glimlachen ze. Ze zijn blij dat ze nog een keer mogen leven. Wanneer ik na een dag het doekje van hun hoofd haal, zet ik meteen de uit de linzen gekropen zaden naast het raam om de warmte van de zon te gebruiken en zo de kou in hun prille bestaan te vermijden. Ze ontluiken en groeien steeds meer, en langzamerhand verschijnen er lichtgroene jonge spruiten. Ze bewegen met de zon mee en ze smeken hem om bij hen te blijven en hen zelfs ’s nachts niet in de steek te laten. De zon geeft hen zoveel warmte dat ze hem al snel vol trots hun groei kunnen laten zien. Wanneer het groeiproces zo ver is gevorderd dat de spruiten blaadjes gaan krijgen, laten ze me beseffen dat alles tot leven kan komen als het wordt omringd met zorg en liefde. Zelfs linzen en andere peulvruchten, die de hoop hadden opgegeven om ooit nog te kunnen genieten van warmte en aandacht, dragen de kiem van leven in zich en kunnen opbloeien tot donkergroene struikjes. De spruiten heet ik van harte welkom. Ik zet het plantje in een prachtige schaal met een rood lint er omheen. Het is een pronkstuk op mijn haft sin-tafel geworden. Met mijn zo glorieus ontloken linzen bewijs ik dat ik al het leven ben toegewijd.
Meestal zit ik eenzaam naast de haft sin-tafel, omdat echtgenoot Afshin in slaap is gevallen, als het nieuwe jaar later op de avond aanbreekt. Of hij is aan het werken, als het nieuwe jaar overdag begint. De jaarwisseling vindt altijd plaats op 21 maart, maar het tijdstip verschilt per jaar. Evenals Afshin waren Hamid, Laleh en ik vroeger ook in slaap gedommeld, wanneer het nieuwe jaar pas midden in de nacht aanbrak. Vlak voor de jaarwisseling maakte mijn moeder ons wakker om met onze nieuwe kleding God netjes te bedanken voor onze gezondheid. Ik vroeg God altijd om succes bij mijn examens. Mijn moeder verlangde vooral voorspoed en een fatsoenlijk gedrag van de kinderen. Ze droeg ook nieuwe smaakvolle kleding. Hoewel ze ook voor de revolutie van 1979 buiten altijd een chador droeg, zorgde ze er toch voor dat ze er verfijnd en sjiek uitzag. Als ze het huis uit ging, dan pakte ze uit haar juwelendoos een gouden horloge en een zware armband. Ze wilde niet de indruk wekken dat ze een arme vrouw was. De sieraden om haar pols moesten de verkopers in de winkels wel waarnemen, als ze haar arm uitstrekte om koopwaar te pakken. Ze wisten dan meteen dat ze te maken hadden met een dame met allure. Ik herinner me nog goed haar fraaie colbertjes, rokken en dunne zwarte kousen die ze onder haar chador droeg. De sexy guipure van de kousen zag ik vaak wanneer ze zich aankleedde.
Kort na de jaarwisseling hoorden we het tikkende geluid van de hakken van de schoenen van mijn tantes, die op ons tuinpad liepen en ons gelukkig nieuwjaar kwamen wensen. Omdat mijn moeder de oudste zus is, werd zij het eerst door mijn tantes geluk gewenst. Ze stonden te stralen met hun mooi opgemaakte gezichten en hun handgemaakte kleding die ze een maand of twee geleden hadden gekozen uit een nieuw modeblad en die door een uitstekende naaister in elkaar was gezet. Vlak voor noroez hadden ze dagen doorgebracht in hun favoriete kapsalon. Hun haar was geknipt en geverfd, en hun wenkbrauwen waren geëpileerd. Ze zagen er op hun best uit.
Jaren later had ik wegens mijn eenzame noroez in Nederland mijn haar ook laten kleuren. Het was wat lichter geworden. Maar anders dan mijn tantes kende ik niemand om te bezoeken en nieuwjaar te wensen. Mijn schoenen maakten geen geluid op een tuinpad, want ze bleven in de kast staan. Ook hoorde ik geen tiktak-voetstappen van bezoekers. Mijn enige twee gasten zwommen rond in een viskom. Door hun plotse bewegingen voelde ik me wat minder alleen. Ik kocht altijd twee vissen, want ik wist hoe bitter de smaak van eenzaamheid proefde. Met z’n tweeën konden de vissen nog wat plezier aan elkaar beleven. Ik moest me maar in m’n eentje zien te redden. Overmand door zelfmedelijden sprak ik elke dag met het kleine kind diep in me, zoals mijn psycholoog me had opgedragen. Zo moest ik de spanning in mijn lichaam verminderen. Maar ik twijfelde eraan of dat soort kleine kind-gesprekken de vele wonden konden helen in mijn hart.
Deze keer bracht de secretaris van Soltani me naar zijn kamer. Blijkbaar was ik in de ogen van mijn therapeut maar een van de vele patiënten voor wie hij niet de moeite hoefde te doen om naar de wachtkamer te komen. Hij zat achter zijn tafel, met zijn hoofd diep achter een laptop. Ik groette hem. Hij richtte zijn hoofd nauwelijks op en groette gedachteloos terug. Hij wilde zijn hoofd nog een keer naar de laptop draaien om met zijn werk verder te gaan, maar hij bleef steken en keek me een paar seconden aan. Hij schudde mijn hand en riep uit:
– Wat heb je koude handen! Heb je geen handschoenen?
Ik herinnerde me ineens weer wat Noeshin had gezegd. Hij stelde zich nogal vrijpostig op tegenover zijn patiënten. Dat stond me niet zo aan. Blijkbaar was hij door de warmte in zijn kamer loom geworden en hadden mijn koude handen hem opgeschrikt. Met een lichte schaamte gaf ik antwoord.
– Ja, het is nog steeds koud buiten.
Hij wees me de stoel aan waar ik de vorige keer in had gezeten.
– Hoe gaat het met je?
– Goed.
– Okee. Heb je behoefte aan medicijnen?
– Nu niet.
– Wat doe je overdag zoal? Ben je altijd thuis?
– Ik werk drie dagen per week als vrijwilligster voor migranten en vluchtelingen. Ik kan nog geen betaald werk vinden, omdat ik niet in Nederland op school ben geweest en ik ook geen kans heb gekregen om daar te studeren.
– Maar de rest van de week ben je thuis, neem ik aan. Is je man er dan ook?
– Meestal niet.
– Hebben jullie een goede relatie met elkaar?
– Nee.
– Hoezo?
– Ik heb zoveel voor mijn man gedaan dat hij heeft kunnen zien dat ik een goede vrouw ben. Maar hij lijkt die vrouw niet te kunnen of willen waarnemen.
Hij glimlachte.
– Heb je kennissen en vriendinnen om in het weekend wat leuks te gaan doen?
– Nee, ik leid door de verslaving van mijn man een geïsoleerd leven.
– Heb je ook geen vrienden?
– Ja, maar niet veel. Alleen een paar Nederlandse vrienden. Ze zijn erg aardig, maar ik kan met hen niet vrij omgaan, omdat mijn man een ander idee heeft over wat een goede vrouw is. Hij wil dat ik altijd thuis blijf.
– Houdt hij wel eens rekening met jou?
– Nee, hij doet wat hij zelf wil. Een verslaafde heeft geen normaal leven. Zijn wereld is beperkt en afgesloten.
– Gaan jullie wel eens samen op reis?
– Ja, één keer per jaar gaan we naar Iran. Maar we blijven daar niet bij elkaar. Hij gaat naar zijn familie en ik naar de mijne. Hij wordt wel uitgenodigd door mijn ouders, maar hij weigert bijna altijd om mijn familie te ontmoeten. Tijdens het hele vakantieverblijf zien we elkaar hooguit een of twee keer.
– Heb je vaak ruzie met je man?
– Nee, nooit. Ik ben niet iemand die ruzie maakt. Of je begrijpt en waardeert elkaar in een relatie. Dan heb je geen diepe conflicten. Of je voelt elkaar niet aan en je past niet bij elkaar. En dan kun je dat met ruziemaken toch niet oplossen. Als iemand onvoldoende belangstelling heeft voor jouw karakter, gevoelens en behoeften, dan helpt ruzie ook niet.
– Maar jij moet zeggen wat je wilt.
– Ik heb tegen mijn man nooit gezegd wat ik wil.
– Dat is fout. Wat ik een beetje uit jouw verhaal heb kunnen begrijpen, is dat jij je leven in dienst stelt van een andere persoon die geen betrokkenheid bij jou voelt. Omdat jij niets duidelijk maakte, dacht hij dat je tevreden was. Sta op.
Ik keek hem verrast aan en wist niet wat hij bedoelde.
– Moet ik opstaan?
– Ja, sta maar op.
Met een vragend gezicht kwam ik uit mijn stoel.
– Ga maar helemaal achterin de kamer staan.
Hij ging zelf aan de andere kant van de kamer staan.
– Ik ga nu op je aflopen. En jij moet zeggen wanneer ik moet stoppen. Jij moet zelf bepalen hoe dicht ik bij jou in de buurt mag komen.
– Ja.
Ik vond het een merkwaardige oefening, maar wachtte op wat er zou kunnen gaan gebeuren. Hij begon te lopen. Mijn hart ging bonzen. Hij kwam steeds dichterbij. Toen hij vlakbij me was gekomen, sprak ik met een trillende stem.
– Stop.
Ik durfde niet naar zijn gezicht te kijken. Hij stond zo dicht bij me dat ik zijn ademhaling kon horen. Met mijn vijf centimeter hoge hakken had ik dezelfde lengte als hij. Mijn hart bonsde nog steeds.
– Jij hebt pas heel laat gezegd dat ik moest stoppen. Je moet ten opzichte van anderen eerder je eigen grenzen aangeven. Anders lopen anderen over je heen. Ga maar zitten.
Ik was blij dat het rare psychologische spelletje voorbij was en ging makkelijker ademen.
– Jij moet leren hoe je met mensen moet omgaan, zodat ze je niet meer lastig kunnen vallen.
– Ja.
– Geniet je van lichamelijke intimiteit met je man?
Zakelijk en zelfs klinisch stelde hij me een van de vragen waarop ik het moeilijkst antwoord kon geven. Vooral tegenover een betrekkelijk wildvreemde man viel het me zwaar om over seks te praten. Eerst wilde ik weigeren om te antwoorden, maar toen bedacht ik me dat hij niet een van mijn vriendinnen was die daarover nooit wat van mij te horen hadden gekregen. Ik ging ervan uit dat de vraag bij de therapie hoorde. Ik boog mijn hoofd naar voren en sprak met een gevoel van schaamte en op een toon die aangaf dat ik er niet verder over wilde praten.
– Nee.
– Waarom niet?
– Ik kan niet van iemand genieten als zijn mond naar alcohol ruikt.
Hij begreep het meteen en ging er niet op door. Op dat moment wenste ik vurig dat ik tegenover een vrouwelijke psycholoog zou zitten. Ik wilde wegrennen.
– Is je man gewelddadig?
– Nee. Hij heeft me nog nooit geslagen. Ik ben geen ruziemaker. Als mij iets niet bevalt en ik kan het niet veranderen, dan zeg ik er niets over. Omdat ik dan zwijg, komt er geen ruzie. Maar ook als vrouwen zwijgen, kunnen ze geconfronteerd worden met agressie.
Ik zat eraan te denken dat agressie niet alleen een blauw oog of een blauwe plek betekent. Agressie zit ook in minachting, belediging, vernedering. Agressie doet op het gezicht van Laleh een bittere glimlach verschijnen, wanneer haar echtgenoot tegen haar zegt: “Jij bent mijn schat”, en zij beseft dat straks een andere vrouw ook lieve woordjes van hem krijgt toegefluisterd. Door agressie kreeg ik ogen vol zorgen die altijd moesten uitkijken naar mijn broer die overal kon opduiken om me terecht te wijzen, wanneer ik met mijn vriendinnen na schooltijd op straat liep. We moesten altijd naar de grond kijken en mochten niet luid praten en lachen. Agressie leverde mijn tante een gebroken hart op, toen haar man op een andere vrouw verliefd werd en een tijd lang met haar was getrouwd, als zijn tweede vrouw. De man van mijn tante had voor zijn tweede vrouw een verdieping ingericht in dezelfde woning waar ook mijn tante woonde. Zo hoefde hij niet meer naar zijn tweede vrouw te reizen. De ogen van mijn tante stonden elke keer vol tranen wanneer haar man met zijn nieuwe vrouw de nacht doorbracht en ze raakte steeds meer in paniek bij de gedachte aan wat haar man en die vrouw met elkaar deden. Agressie leidt tot het vermoeide lichaam van mijn vriendin, toen ze was getrouwd en jarenlang hard had gewerkt, terwijl haar man thuis werkloos zat te zijn. Zodra hun leven financieel wat meer op orde was gekomen, ging haar man op zoek naar andere vrouwen en kwam zijn nieuwe vriendin op de stoel te zitten van de auto die mijn vriendin met zoveel pijn en moeite voor zichzelf had gekocht. Door agressie groeit de vrees van een andere tante van me voor de komst van een nieuwe dag, omdat ze het geld dat voor levensonderhoud was bestemd, uiteindelijk heeft moeten geven aan haar verslaafde man die daarmee drugs ging halen. Ze maakte zich er daarna grote zorgen over of ze nog voldoende eten voor haar kinderen kon kopen. Agressie veroorzaakt het gevoel van beledigd worden van de vrouw die met haar man naar een feest gaat en in plaats van plezier te hebben de hele tijd de blikken van haar echtgenoot moet volgen, omdat hij op jacht is naar de prooi van zo naakt mogelijke borsten en zo bloot mogelijke benen. De volgende dag ruikt ze op zijn colbert de parfum van een vreemde vrouw. Als ze daar wat over opmerkt, dan kan ze een knallende ruzie verwachten. Of ze kan als verjaardagscadeau hetzelfde geurtje krijgen, zodat ze zich zogenaamd niet achtergesteld zou hoeven te voelen ten opzichte van haar concurrent. Door agressie gaan vrouwen denken dat ze nooit mooi, goed, zorgzaam, slank en sexy genoeg zijn.
– Wanneer wil je de volgende afspraak plannen?
Ik was zo in gedachten verzonken geraakt dat ik was vergeten waar ik me bevond. Het duurde even voordat ik antwoord gaf. Ik zag dat hij me aankeek en op mijn antwoord wachtte. Hij herhaalde de vraag nog een keer.
– Wanneer kun je?
– Over drie weken.
Ik nam afscheid van hem en liep naar buiten. De somberheid overviel me. Ik voelde me nog steeds gevangen zitten in mijn gedachten. Om me te ontspannen en afleiding te krijgen liep ik naar het centrum van de stad. Ik wierp een blik in de winkeletalages met kleding, schoenen en parfums. De vraag van Soltani over lichamelijke intimiteit bleef in mijn hoofd hameren. Hoe meer ik erover nadacht, hoe meer het tot me doordrong dat het hebben van geslachtsgemeenschap niets anders is dan het bevredigen van een lichamelijke behoefte, als daarbij de liefde ontbreekt. Seks en liefde verschillen hemelsbreed van elkaar. Mijn ziel en mijn lichaam zijn tijdens de momenten die het mooiste en diepste van een mensenleven zouden moeten zijn, nooit innig verenigd geweest en nooit opgestegen in een roes van verrukking en gelukzaligheid. Wanneer ik in mijn leven verliefd was op een man, dan mocht ik geen seks met hem hebben. En wanneer ik seks met een man mocht hebben, dat wil zeggen: met mijn echtgenoot, dan was er geen sprake van liefde. Ik heb nooit het gevoel gekend dat lust en liefde zo in elkaar waren verstrengeld dat je voor eeuwig en altijd dat moment van opperste zelfverwezenlijking wilt blijven vasthouden en koesteren. Ogenblikken waarop je keer op keer je ogen wilt sluiten en je jezelf onophoudelijk wilt onderdompelen in de golven van genot en liefde die komen aanrollen. Avonden waarop je in elke porie en vezel van je huid de aanrakingen van de liefde voelt gloeien en tintelen. Nachten waarin je met je adem en je hartslag een lied zingt dat je ziel streelt en je met elke zoen op het lichaam van de ander wegzweeft naar een paradijselijk oord. Als er geen liefde in het spel is, dan lukt het je niet om op te stijgen en naar die plek te vliegen. Ik besefte dat geslachtsgemeenschap zonder liefde is als een maaltijd zonder smaak. Het bord eten wordt voor je neus gezet, je neemt een hap, maar het smaakt nergens naar. Hoe lang wilde ik nog dat smakeloze eten blijven nuttigen? Door het gebrek aan liefde had mijn ziel zich verborgen en zich uiteindelijk begraven. Daardoor waren de vele blauwe plekken op mijn ziel niet langer zichtbaar, soms zelfs niet voor mijzelf.
Onder invloed van het gesprek bleef ik wat langer staan bij de etalage van een lingeriewinkel. Toen ik het damesondergoed zag liggen, voelde ik mijn hart zwaarder worden. Als ik ondergoed nodig had, dan kocht ik het alleen in de uitverkoop. Ik keek niet naar de kleur of het model, zoals andere vrouwen dat zo uitvoerig konden doen. In de etalage lagen de nieuwste soorten kousen met sexy guipure, naast de nachthemden. Het deed me denken aan de tijd dat ik mijn nog zo jonge hoofdje in de kast van mijn moeder stak en op zoek ging naar het nieuwe ondergoed dat mijn moeder had aangeschaft. Als ze niet thuis was, haalde ik dat ondergoed soms stiekem tevoorschijn om het beter te bekijken en mezelf al een grote meid te wanen. Ik was gefascineerd door de guipure en verlangde ernaar om snel te groeien en dat soort ondergoed te kunnen dragen. Ook haar witte trouwjurk nam ik in mijn handen. Het satijn voelde zacht aan. Aan de onderkant van de jurk zaten prachtig geborduurde goudkleurige bloemetjes. Ik voelde me er opgetogen over dat ik als meisje was geboren, want ik zou later ook zo’n jurk kunnen dragen. Met de jurk voor me bekeek ik mezelf aandachtig in de spiegel. In mijn fantasiewereld was deze dag mijn trouwdag. Met een kroon op mijn hoofd kwam ik de feestzaal binnen. Mijn droomprins stond zielsgelukkig naast me.
Ik stapte de lingeriewinkel binnen. Deze keer bekeek ik het ondergoed met andere ogen. De andere vrouwen in de winkel trokken mijn aandacht. Ze kozen zorgvuldig het volgens hen spannendste ondergoed uit om dat in de paskamer te gaan aantrekken. Ze kwamen steeds uit de paskamer en haalden dan twee of drie andere modellen uit de winkel, waarna ze zich weer gingen omkleden. Als een vrouw samen met een vriendin aan het winkelen was, dan riepen ze elkaar vanuit hun pashokjes stimulerend of afkeurend commentaar toe, om zo het keuzeproces te vergemakkelijken en uiteindelijk de winkel uit te stappen met de lingerie waarmee ze het hoofd van hun man of vriend het meest op hol zouden kunnen brengen. Hun gesprek kon ik niet goed volgen, maar ik begreep wel wat ze met hun gebaren bedoelden. De taal van de verleiding is immers universeel. De rekken die volhingen met minuscule niemandalletjes in de sensueelste kleuren, bedoeld om te pronken met de pracht en praal van het vrouwelijk lichaam, brachten tranen in mijn ogen. Het was zinloos om mijn lichaam begerenswaardig te maken, want er was toch niemand die er naar keek. Mijn verslaafde echtgenoot besteedde meer aandacht aan drugs en alcohol dan aan mij en mijn lingerie. Hij merkte het nooit op wanneer ik nieuwe kleding droeg. En met sexy ondergoed kon ik zijn interesse toch niet wekken.
Op weg naar het station overviel me het gevoel dat ik mezelf al jarenlang aan het pijnigen was door bij hem te blijven. Ik had mezelf een straf opgelegd en zat gevangen. Hoe lang nog moest mijn ziel het uitschreeuwen en hoe lang zou ik die kreten van verdriet en verlatenheid blijven negeren? Mijn ziel wilde door mij gehoord worden, wilde klagen, jammeren, gillen en krijsen over de pijn diep in me. Alleen mijn ziel kende de tranen in mijn ogen na de kille, vluchtige en in de loop der jaren steeds zeldzamer geworden momenten van lichamelijke intimiteit tussen mij en mijn man.
Op het station keerde mijn tegenwoordigheid van geest gelukkig terug. Het was daar een drukte van belang. Ik moest in een grote mensenmenigte zoeken naar het perron waar mijn trein zou vertrekken. Een jongen en meisje namen hartstochtelijk afscheid van elkaar. Ik betrapte me erop dat ik het hen niet gunde om zo verliefd op elkaar te zijn. Mijn man had voor mij nooit zo’n alomvattende genegenheid gekoesterd, verre van dat. Ook was ik er stinkend jaloers op dat mannen en vrouwen in West-Europa zo openlijk in het openbaar hun verliefdheid konden tonen. Want in mijn verloren gegane jeugd had ik in Iran nooit met een leuke jongen hand in hand op straat kunnen lopen. We mochten elkaar in het openbare leven niet zoenen of aanraken.
Wanneer ik met mijn toenmalige vriend naar buiten ging, dan moesten we op ruime afstand van elkaar gaan lopen. We moesten de indruk wekken dat we vreemden van elkaar waren, want we mochten niet met elkaar omgaan. We waren immers niet getrouwd. De Iraanse overheid lijkt met een liniaal in de hand in het hele land een scheidslijn te willen aanbrengen tussen de leefwereld van mannen en vrouwen. Vrijwel overal in het publieke leven wordt de afscheiding tussen mannen en vrouwen streng bewaakt. Dat geldt zeker bij de jongere generaties, van wie de overheid aanneemt dat ze eerder contact met elkaar willen aanknopen. Het regime vreest dat jongeren het imago van het islamitische Iran in gevaar kunnen brengen. Soms echter is het niet mogelijk of niet wenselijk om de scheidslijn tussen jongens en meisjes zo strikt te handhaven. Zoals bijvoorbeeld in het universitaire onderwijs, in het geval van studies met weinig studenten, zoals kunstgeschiedenis en muziekwetenschap. Dat soort studies waren voorbehouden aan de zonen en dochters van rijke families, voor wie de inhoud van de studie belangrijker was dan het verdienen van geld. Het relatief kleine aantal studenten dat deze studies volgde, kon moeilijk op grond van hun geslacht van elkaar worden gescheiden. Het was financieel ongunstig om bij die studies aparte lessen voor mannen en vrouwen te organiseren.
Tijdens de dagen dat ik en mijn medestudenten les kregen in de collegezalen van de kunst- en muziekstudenten, raakte ik wel eens jaloers op hun studielokalen met al die mooie muziekinstrumenten. Ik maakte mee hoe blij en zorgeloos ze door het leven gingen, gesteund door hun middenklasse-ouders en omgeven door de schoonheid van klanken en beelden. Voor mijn saaie studie bedrijfskunde bestond voldoende belangstelling om twee leslokalen vol te krijgen, een voor mannen en een voor vrouwen. Ik deed de studie niet voor mijn plezier. Mijn vriendin Shahrzad, die ik al op de basisschool had leren kennen, had me ervan overtuigd dat ik een opleiding moest kiezen waarmee ik snel een baan zou kunnen krijgen. Haar vader was boekhouder en gaf mij en zijn dochter advies. We waren allebei met goede cijfers geslaagd voor het toelatingsexamen.
Een vriendin van mijn moeder had ons ooit verteld dat ze haar echtgenoot had leren kennen op de universiteit, die toen een geschikte huwelijksmarkt bleek te zijn. Zij en haar vriendinnen waren blij dat ze waren getrouwd met een man die dezelfde studierichting had gevolgd. Ze konden daardoor met hun mannen gemeenschappelijke ervaringen en interesses delen. Maar de religieuze dictatuur heeft ook op de universiteiten geleid tot een systeem van sekse-apartheid. Mannelijke en vrouwelijke studenten worden strikt van elkaar gescheiden gehouden. In de universiteitsgebouwen bevinden zich afzonderlijke ingangen en ruimten voor mannen en vrouwen, niet alleen deuren, trappen en collegezalen, maar ook theehuizen en restaurants. Bovendien houdt de religieuze politie alle studenten voortdurend in de gaten. Die agenten in burgerkleding kunnen bijvoorbeeld een studente een waarschuwing of zelfs een bekeuring geven wegens het hebben van nagellak of het praten met een mannelijke collega. Vlak achter de ingangen van de gebouwen bevindt zich een controlekamer waar zowel de mannelijke als de vrouwelijke studenten onderworpen worden aan een moslimfundamentalistische bodycheck. Daar gaan de ambtenaren na of de studenten voldoen aan de kledingvoorschriften. Vrouwen moeten vanzelfsprekend een hoofddoek dragen, mogen geen make-up en nagellak op hebben, en ook geen strakke kleding, lange laarzen of schoenen met hoge hakken dragen. Mannen moeten een fatsoenlijk kapsel hebben, dus geen trendy model, en dienen ook hun onderarmen te bedekken. Korte mouwen zijn dus uit den boze. Bovendien mogen hun broeken niet te strak zitten, want door een sexy jeans zouden de vrouwelijke studenten in verleiding kunnen worden gebracht. Elke keer voelde de entree op de universiteit alsof we een gevangenis moesten binnengaan en we geconfronteerd werden met een fundamentalistische variant van de elektronische gevangenispoort. Alsof er een doordringend piepsignaal te horen zou zijn als een vrouw oogschaduw of lipstick op zou hebben. Voordat we naar de universiteit gingen, verwijderden we als volleerde criminelen alle sporen op ons lichaam die zouden kunnen wijzen op een strafbaar feit. In plaats van voldoende aandacht te besteden aan onze studie maakten we ons er voortdurend zorgen over dat ons uiterlijk zou worden afgekeurd en we weer naar huis zouden worden gestuurd. Iets leren leek wel een bijzaak in die universitaire gevangenis. In de bloei van onze jonge levens probeerden we krampachtig te leven volgens de stompzinnige regels van de ayatollahs. Dat moest wel, want anders hadden we met onze studie moeten stoppen en zou alle moeite van het studeren tevergeefs zijn geweest. Shahrzad, Neda en ik verschenen alleen in de gevangenis om de moeilijkste vakken te kunnen volgen. Meteen na de lessen sprongen we in de auto van Neda en gingen we er als hazen vandoor. Neda werd door haar vader verwend met het nieuwste model auto. Evenals Shahrzad was ze afkomstig uit een rijke familie. Gelukkig hoefde ik niet meer in mijn eigen oude wrak te stappen, dat in de buurt van de universiteit treurig op mij stond te wachten.
Op de basisschool waren Shahrzad en ik vriendinnetjes geworden. Tijdens de drie jaar van de middelbare school en de vier jaar van de hogeschool had ik geen contact meer met haar, omdat ze toen in het verre Amerika woonde. Toen woonde ik met mijn ouders niet meer in Sadat Abad. We waren naar onze oude wijk teruggekeerd, omdat we de huur van onze woning niet meer konden betalen. Mijn opa had ons aangeboden om in zijn huis te komen wonen. We woonden daar op de begane grond, in twee kamers voor zeven personen. Mijn broer was meestal niet thuis. De meiden sliepen in de ene kamer en mijn ouders in de andere.
Omdat haar moeder haar geboorteland en haar mooie huis daar vreselijk miste, keerden Shahrzad en haar familie uiteindelijk terug naar Iran. Shahrzads moeder had last van heimwee en kon niet wennen aan het westerse bestaan. Ze besefte weliswaar dat Iran een dictatoriaal geregeerd land was, maar ze vond dat ze tijdens het regime van de sjah, toen ze nog jong was, voldoende vrijheid had genoten. Ze dacht die vrijheid niet meer nodig te hebben. Wanneer ze tuinkruiden of zoete wilde perziken ging kopen, dan voelde ze al meer dan genoeg levensvreugde in zich opkomen. Ze vond de takjes van basilicum lekkerder ruiken dan de nieuwste en duurste parfums. Twee of drie keer per week bestelde ze kebab met rijst die ze thuis liet bezorgen. Vergenoegd nam ze dan plaats aan tafel. Ze wreef in haar handen en riep dolgelukkig uit: “O, Iran is toch een van de mooiste landen ter wereld, met deze beroemde Iraanse kebab en basilicum”. Als ik bij haar op bezoek was, dan blikte ze soms weemoedig terug op haar eigen jeugd. “We hadden een goed leven vroeger. We konden doen waar we zin in hadden en we maakten veel plezier. Ik was verliefd op mijn man. We hadden elkaar leren kennen op de universiteit, waar we beiden studeerden. Hij hielp me met een vak waar ik slecht in was. Omdat we zo verkikkerd op elkaar waren, wilden we zoveel mogelijk bij elkaar zijn, ook na de colleges. Daarom gebruikte ik het smoesje dat hij mij ook thuis bijles moest geven, waarvoor mijn vader toestemming af. Maar op een dag zag hij dat we elkaar kusten. Hij zei tegen me: “Of jullie mogen elkaar nooit meer zien, of hij moet je vader en je moeder om jouw hand komen vragen”. Het daaropvolgende weekend deed hij dat. En zo trouwden we. Het is heel jammer voor jullie dat jullie niet voldoende kunnen genieten van jullie jonge jaren, van de tijd die nooit meer terugkeert.” Ze noemde ons een verbrande generatie. Over de toekomst van haar dochter in Iran maakte ze zich grote zorgen. Maar ze vond dat Shahrzad toch nog een paar jaar bij haar moest blijven wonen en pas later naar de Verenigde Staten moest terugkeren. Ze kon de gedachte niet verdragen om haar kind in het buitenland te moeten achterlaten. Maar ze zag wel in dat het leven in Iran zwaar was. Ze drong er bij haar dochter op aan om geen gekke dingen te doen en niet de toorn van de religieuze politie te trotseren. Als Shahrzad en ik gezellig gingen rondlopen in onze buurt, dan drukte haar moeder ons op het hart om op straat niet met mannen te praten en geen felgekleurde lipstick op te doen.
Neda had ik pas op de universiteit leren kennen. Haar vader was een zakenman die goed in de slappe was zat. Dat stelde haar in staat om haar leven zo aangenaam mogelijk te maken. Ze reisde elke zomervakantie naar Noord-Europa en genoot daar van de frisse koelte, ver weg van de verstikkende hitte van Teheran. Haar tante woonde in Zweden. Haar vader was van plan om haar na haar universitaire studie naar Zweden te sturen en bij haar tante te laten wonen. Tijdens de zomerdagen, terwijl Neda in Zweden verbleef, zocht ik een baan. Na veel moeite vond ik vakantiewerk. Omdat ik student was en geen werkervaring had, kreeg ik er maar weinig voor betaald. Ik deed eenvoudige administratieve klussen op een verzekeringskantoor. Wel bleef ik elke dag de krant doornemen op zoek naar ander werk met een hoger loon, want ik wilde tijdens de zomervakantie zoveel mogelijk geld verdienen. Dagenlang nam ik de advertentiepagina’s door van kranten met een grote oplage. Na mijn kantoorwerk reisde ik van de ene kant van Teheran helemaal naar de andere kant om daar te gaan solliciteren. Maar door de slechte economische situatie na de oorlog met Irak was het lastig om een baan te krijgen met een redelijk salaris. Er waren zoveel werkzoekenden dat de bazen alleen de beste en meest ervaren sollicitanten aannamen.
Op een dag viel mijn oog op een vacature bij een import- en exportbedrijf in een straat vol bekende ondernemingen. Dat bedrijf zocht een telefoniste. Ik belde op en kon de volgende morgen langskomen om te solliciteren. Die dag stond ik vroeg op om me naar het bedrijf te haasten en een van de eerste kandidaten te zijn. Toen ik het kantoor binnenkwam, zaten er al drie andere sollicitantes in de wachtkamer. Het bevreemdde me dat er geen personeel was dat me begroette. Op een tafel lagen sollicitatieformulieren. Net als de andere vrouwen vulde ik ook een formulier in. Daarop werd onder meer gevraagd naar het salaris dat ik wenste. Ook in Iran geldt de regel van het minimumloon, waar overheidsinstellingen zich wel aan houden, maar privé-ondernemingen vaak niet. Ze worden daar toch niet op gecontroleerd, zodat ze gemakkelijk de loonkosten kunnen drukken. Bij de vraag naar mijn salariswensen schreef ik een loon op dat onder het minimum lag, maar nog wel net boven het salaris van mijn huidige baan. Zo hoopte ik dat het bedrijf mij zou uitkiezen. Een voor een werden de vrouwen vanuit een andere kamer binnengeroepen voor een sollicitatiegesprek. Toen ik aan de beurt was, betrad ik een ruim kantoor waar alleen een keurige oudere man achter een grote tafel zat. Het bedrijf was blijkbaar een eenmanszaak. Na wat routinevragen liet de man me meteen weten dat ik was aangenomen. Op zo’n snel succes had ik niet gerekend. “Je hoeft niet zo’n laag salaris in te vullen, hoor. Je krijgt waar je recht op hebt”, zei hij geruststellend. Dolblij besefte ik dat ik eindelijk een volwaardige baan had gevonden. Plechtig nam ik me voor om geen fouten te maken, beleefd te blijven en mijn werk zo goed te doen dat ik later in vaste dienst genomen zou worden. Zo zou ik naast mijn studie part-time kunnen werken en financieel zelfstandig kunnen worden.
Een paar dagen later ging ik voor het eerst naar mijn nieuwe werk. Het bedrijf lag ver weg van waar ik woonde. Al heel vroeg moest ik de bus nemen en twee keer overstappen. Die eerste werkdag was ik eerder op kantoor dan de keurige man, mijn baas. Zo bang was ik dat ik te laat zou komen. Nadat ik een kwartier buiten het kantoor had staan wachten, kwam hij opdagen. Hij liet me binnen en regelde een extra sleutel voor me. Het deed me plezier dat ik de eerste werkdag al zo’n goede indruk op hem maakte dat hij mij, een onbekende, meteen een kantoorsleutel had toevertrouwd. Mijn baas legde me uit wat ik moest doen en waar ik extra aandacht aan moest geven. Hij benadrukte dat hij per dag meestal maar een paar uur op kantoor aanwezig was. De rest van de dag ging hij spullen kopen en verkopen. Als hij afwezig was, dan moest ik alle berichten noteren en aan hem doorgeven.
Tijdens de eerste werkdagen bevond ik me helemaal alleen in een grote kantoorruimte. Niemand belde en ik had niets te doen. Dat vond ik maar vreemd. Mijn werkgever belde me alleen aan het eind van de dag om na te gaan of ik nog steeds op mijn werk was. Omdat ik me verveelde, nam ik een paar romans mee en zat ik de hele tijd te lezen. Ik had alle gelegenheid om vrijuit te kunnen fantaseren over de liefde en over de droomprins die toch echt een keer in mijn leven moest gaan verschijnen. Zo lang al hunkerde ik naar echte liefde. “Lili”, had ik mezelf vaak toegesproken, “beloof me dat je alleen met een man gaat trouwen als je zielsveel van hem houdt”. Sommige vrouwen nemen genoegen met de eerste de beste man die als een schaduw op hun hoofd rust en die hen zogenaamd beschermt tegen al het kwade in de wereld. Of ze zijn al tevreden als ze het geluid van hun eigen kinderen om zich heen horen. Andere vrouwen raken zo geobsedeerd door geld dat ze zichzelf aanleren om voortdurend een toneelstuk op te voeren waarin ze de rol spelen van een vrouw die haar echtgenoot probeert te behagen en tevreden te stellen, in de hoop op materieel voordeel. Mijn tante Esmat was zo iemand. Elke dag draaide ze ten opzichte van haar man hetzelfde scenario af om hem het geld af te troggelen waarmee ze sieraden wilde aanschaffen. Als een volleerde actrice verklaarde ze hem bij hoog en bij laag haar innige liefde, hoewel ze hem in werkelijkheid niet kon luchten of zien. Zodra hij na zijn werk thuis kwam, vloog ze naar voordeur en begon ze op kwezelige toon tegen hem aan te praten. ‘’Mijn schat, waar was je toch? Ik maakte me zoveel zorgen over je. Mijn hart gaat altijd bonzen als je te laat bent. Want dan ben ik bang dat er iets vreselijks met je is gebeurd.” Na het eten vroeg ze flemerig: “Lieve Hoessein, ik heb in een juwelierszaak een mooie nieuwe ring zien liggen. Daar zal ik vannacht vast wel wakker van liggen, omdat ik hem zo graag wil hebben. Zou ik geld van je kunnen krijgen om hem te kunnen kopen?” Mijn oom was een goedzak en gaf haar het gevraagde bedrag. Hoewel hij zich naar haar toe altijd vriendelijk gedroeg en zich volop bekommerde om haar welzijn, kon ze het niet opbrengen om van hem te houden. De volgende ochtend sprong mijn tante uit bed en vervolgde ze haar schaamteloze geflikflooi. “Schat, wat wil je vanavond eten? Maak je me niet ongerust door te laat te komen? Je weet dat ik op je wacht.”
Snel kleedde ze zich aan en spoedde ze zich naar de juwelierszaak, die nog was gesloten. Voor de deur van de winkel bleef ze ongeduldig wachten. Zodra een verkoper de winkel open deed, stoof ze naar binnen en liet hem weten: “Meneer, zou u de winkel in het vervolg misschien eerder kunnen openen? Want uw nieuwe collectie ringen heeft me zo onrustig gemaakt dat ik de hele nacht wakker heb gelegen.”
In haar jeugd was tante Esmat een eigenwijze meid geweest die haar eigen weg ging. Indertijd had ze een vriend, wat voor mijn grootouders uiteraard een groot taboe was. Ze had het lef om hem een keer mee naar haar ouderlijk huis te nemen. Mijn oma stond in de keuken, toen ze uit het raam naar beneden keek en haar dochter met een onbekende man de tuin in zag lopen. “Kijk, mijn schat. Dit is nu ons huis”, zei tante Esmat tegen haar vriend. Mijn oma kon haar ogen niet geloven. Haar ongetrouwde dochter ging open en bloot om met een geliefde. Uit razernij wierp ze een pan, het voorwerp dat zich het dichtst bij haar bevond, naar de verliefde tortelduifjes, een kunst die ze van haar man had afgekeken. “Esmat, die jongen moet onmiddellijk weg, voordat alle borden op jullie hoofden belanden.” Sinds dat voorval stelde mijn oma zich vastbesloten op het standpunt dat haar dochter verplicht was om te trouwen met de eerste de beste huwelijkskandidaat die zich in hun huis aandiende.
Nadat de storm was gaan liggen, moest er met mijn tante uiteraard een hartig woordje worden gesproken. “Het maakt niet uit wie er om je hand vraagt. Kaal of blind, rijk of arm. Jij moet trouwen, voordat je de eer van onze familie te grabbel gooit”, eiste mijn oma met een snik in haar stem, waarbij ze krampachtig op haar borst klopte. Door een stom en vooral ongelukkig toeval verscheen een tijd later het inderdaad kaalhoofdige en ook nog onaantrekkelijke onderdeurtje Hoessein als eerste kandidaat in de ouderlijke woning. Mijn grootouders stemden in met een huwelijk. Tijdens de huwelijksnacht kwam mijn tante er tot haar ontsteltenis achter dat haar kersverse echtgenoot een pruik bleek te dragen. Hij deed hem af toen hij naast haar in bed kwam liggen. Maar omdat ze al met hem was getrouwd, kon mijn tante deze in haar ogen zo afstotelijke man niet meer afwijzen. Toen oom Hoessein een paar jaar later er geen behoefte meer aan had om zich minder lelijk te maken dan hij volgens mijn tante was, kon ze hem bij elke aankoop van een sieraad een aai over zijn kale bol geven.
Tegen mensen die ze ergens voor het eerst ontmoette, diste mijn tante op fluistertoon de leugen op dat die kale man die daar verderop stond, bij haar in dienst was. Ze stelde zich naar buiten toe dus op als zijn bazin. Omdat ze de allure van een sjieke dame had, geloofde men haar graag. Om aan de verlangens van zijn veeleisende vrouw tegemoet te kunnen komen, moest oom Hoessein hard werken. Hij nam er zelfs een tweede baan als postbezorger bij.
Gelukkig hadden mijn ouders mij niet opgezadeld met de opdracht om zo snel mogelijk te trouwen. Ik kon dus blijven fantaseren over de liefde. Op het rustige kantoor waar ik een nieuwe baan had gevonden, kreeg ik volop de gelegenheid tot dagdromerijen. Het maakte me niet zoveel uit dat ik er niets te doen had. Ik zette thee voor mezelf, at een broodje en verslond het ene boek na het andere. Thuis stak ik ’s avonds mijn hoofd tussen de vele boeken die door gebrek aan kastruimte in een hoek van de kamer opgestapeld lagen, alsof ik pas onlangs had leren lezen en nu in zo kort mogelijke tijd door zoveel mogelijk pagina’s heen wilde vliegen. Van alle nog te lezen boeken maakte ik een hoge stapel die me beval: “Kijk, jij hebt ons niet voor niets verzameld. Wij willen door jou worden gelezen. Daar heb je nu tijd voor, dus schiet op.” De fictie- en non-fictieboeken voerden een bittere concurrentiestrijd met elkaar om als eerste in mijn handen te komen. Maar ik kon de naar mij reikhalzende boeken geruststellen en beloofde plechtig om met hen allemaal kennis te maken. Het kantoor groeide uit tot mijn privé-bibliotheek. Ik vertoefde in een oase van rust die in de woning van onze familie en elders in de drukke stad zelden viel aan te treffen.
Mijn baas kwam uiteindelijk ook zijn neus laten zien op kantoor. Vlak voor zijn komst belde hij en droeg hij me op om bij een bekend restaurant eten te bestellen. Niet alleen voor hemzelf, want hij bleek met mij te willen lunchen. “Maar ik heb mijn eigen brood meegenomen, meneer’’, sputterde ik tegen. Hij begon te lachen. “Bewaar dat dan maar voor morgen.” In Iran bestaat de lunch vaak uit een warme maaltijd met allerlei smakelijke gerechten. De restaurants strijden om de gunst van voorbijgangers door hen rond het middaguur met verrukkelijke etensgeuren over te halen om binnen een heerlijke lunch te komen nuttigen. Veel hongerigen kunnen die verleiding uiteindelijk niet weerstaan en nemen tenslotte plaats op een stoel in een van de talloze kebabzaken en pizzeria’s. Het heerlijke eten is ook betaalbaar voor mensen met lagere inkomens, zoals studenten. Elke pizza wordt dik belegd met groenten, salami en diverse soorten kaas. De koks lijken al hun klanten te willen verwennen met de lekkerste maaltijd ooit.
Het eten werd op tijd bezorgd in het kantoor. De onweerstaanbare geur ervan vervulde het kantoor zo dat ik mijn eigen broodje niet voor de volgende dag wilde bewaren, maar voorgoed wilde verwijderen en voor altijd wilde vervangen door deze zinnenprikkelende lunch. Zelfs als ik hongerig zou zijn, dan zou ik me nog eerder willen voeden met de herinnering aan dit verleidelijk geurende eten dan met het kleffe broodje dat ik toen in mijn handtas had zitten. Toen we aan het eten waren, voelde ik me niet zo op m’n gemak, vanwege de nabijheid van een mij onbekende man. We zaten met z’n tweeën aan tafel en ik probeerde mijn verlegenheid ten opzichte van mijn nieuwe baas te verbergen. Hij vertelde ondertussen enthousiast hoe hij met zijn zaak was begonnen en wat hij deed in de handel. Ik probeerde om geen domme vragen te stellen of ondeskundige opmerkingen te maken. Omdat ik een beleefde indruk op hem wilde maken, bleef ik vol aandacht luisteren en leidde hij het gesprek. Zo dacht ik ook meer kennis en ervaring in de praktijk op te kunnen doen, wat van pas kon komen bij mijn universiteitsstudie. In het nieuwe studiejaar zou ik meer gaan leren over handel en valuta. Omdat ik op de hogeschool al het vak economie had gehad, riep zijn praatje herinneringen bij me op aan allerlei termen en begrippen die ik in mijn hoofd had moeten stampen. Ik zat geconcentreerd naar hem te luisteren en stelde af en toe gedetailleerde vragen waaruit hem zou moeten blijken dat ik verstand van zaken had. Ik was trots op mezelf dat ik door mijn studie het door mannen gedomineerde zakenleven kon binnenstappen. Het voelde goed dat ik daarover mee kon praten. Mannen zouden me daardoor niet beschouwen als een dom wicht. Na de lunch vertrok hij en bleef ik achter met een flinke portie extra eigenwaarde.
Twee dagen daarna belde hij me weer op en vroeg hij me om bij hetzelfde restaurant een ander soort lunch te bestellen. Opnieuw werd er zo’n heerlijke maaltijd bezorgd die ik anders alleen nuttigde op feesten en in restaurants. Met de radiorecorder die in het kantoor stond, liet mijn baas traditionele tar-muziek horen. Dat soort muziek was niet zo populair onder mijn generatiegenoten. Maar hij genoot er zoveel van dat ik me verplicht voelde om ook mee te luisteren. Tijdens het eten begon hij te vertellen over wat hij die dag had meegemaakt. Daarna ging hij wat mensen bellen en zijn administratie doen. Ik liet hem merken dat ik het merkwaardig vond dat het op kantoor zo stil bleef. Hij zei: “Soms is het rustig en soms is het druk. Je hoeft je geen zorgen te maken, want binnenkort heb je genoeg te doen. Dat heeft te maken met de handel.” Thuis schoof ik de meegenomen romans ver weg onder de andere nog te lezen boeken. Ik wilde me hernieuwd gaan verdiepen in het zakenleven en pakte daarom mijn oude studieboeken over handel, waar ik doorheen bladerde alsof het ging om leerstof die ik nog onder de knie moest krijgen. Zo hoopte ik nog meer te weten te komen en me welkom te voelen in de mannenwereld. Sindsdien zat ik elke dag mijn studieboeken grondig door te nemen, totdat ik alles begreep. Mijn moeder bekeek me met stijgende verbazing toen ze merkte hoe haar tot voor kort zo speelse dochter, die nog niet zo lang geleden over de muur van de school was geklommen om haar vriendje te ontmoeten en naar onuitstaanbare westerse rockmuziek luisterde, opeens als een gehoorzaam meisje op tijd thuis kwam, steeds met haar neus in de studieboeken zat en zelfs belangstelling toonde voor traditionele tar-muziek, waar vooral mensen van haar eigen leeftijd naar luisterden. Ze bedankte de lieve God dat in elk geval een van haar dochters op het goede levenspad terecht leek te zijn gekomen.
Elke dag ging ik met studieboeken onder mijn arm naar mijn werk, alsof ik een stagiaire in de zomervakantie was. Als student besteedde ik nooit genoeg tijd aan de leerstof, die ik pas een week voor de examens begon door te nemen. Weliswaar slaagde ik meestal met voldoendes of soms wat hogere cijfers. Maar ik vergat de kennis na het examen meestal weer snel, omdat ik die te vluchtig tot me had genomen. Ik heb nog nooit zo intensief gestudeerd als in de tijd van het kantoorwerk, ook niet in mijn latere leven.
Nadat ik mijn eerste maandsalaris had ontvangen, haastte ik me naar trendy modezaken. Door nieuwe kleding te kopen kon ik mijn uiterlijke verschijning wat afwisselen, zonder in strijd te komen met de islamitische kledingvoorschriften. Zo kocht ik hoofddoeken in diverse kleuren, sjieke schoenen en het nieuwste model spijkerbroek, die onder mijn mantel nauwelijks zichtbaar was. De rest van mijn nogal lage loon moest ik reserveren voor de kosten van de taxi. Mijn baas bracht me in de loop van de tijd op de hoogte van zijn gezinssituatie. Hij had twee meerderjarige kinderen die niet meer bij hem en zijn vrouw woonden. Misschien omdat ik met hem leek mee te leven en hem elke dag veel aandacht gaf, begon mijn baas meer te vertellen over zijn vrouw en de problemen die hij met haar had. Gestimuleerd door mijn vragen liet hij duidelijk merken dat hij ontevreden was over haar. Tijdens elk nieuw gesprek uitte hij zich negatiever. “Soms denk ik: waarom blijf ik nog bij haar? Ik zou best een andere vrouw willen.”
Op een dag na de lunch begon hij me uit te horen over mijn gezinssituatie. Van jongsaf aan heb ik mezelf aangeleerd om te zwijgen over mijn privéleven. Ook hem gaf ik geen kans om meer te zien te krijgen van de rest van mijn bestaan. Nadat ik zijn vragen keer op keer had ontweken door over andere dingen te gaan praten, begon hij me allerlei complimenten te geven. Ik was bijvoorbeeld een intelligente dame en daarna bleek ik ook nog eens een aantrekkelijke meid te zijn. Ik bedankte hem beleefd voor zijn woorden. Zijn complimenten waren uiteraard niet zonder bijbedoelingen. Ik voelde de bui al hangen en stond daarom snel op om niet langer meer in zijn buurt te hoeven zijn. Maar hij richtte zich ook op, kwam naast me staan en pakte mijn handen beet. Mijn adem stokte in mijn keel. Wat zou er gaan gebeuren?
Hij begon op zachte toon te praten, op de manier van een charmeur die het hart van een vrouw wil veroveren. “Als jij me leuk vindt, dan ga ik alles voor je doen. Ik wil je sieraden en dure kleding geven en alles dat je hart begeert.‘’ Hij kwam dichter bij me staan. De angst vulde mijn ogen toen hij probeerde om me in zijn armen te nemen. De woorden van mijn moeder over de watten en het vuur weergalmden in mijn oren. Mijn blik richtte zich naar het kantoor achter hem, op zoek naar mijn tas. Langzaam liep ik naar achter. Hij volgde me. Ik had met een man nog nooit intiem lichamelijk contact gehad. Bij brandgevaar was ik steeds op tijd gevlucht. Het einde der tijden zou aanbreken, als die oude afgeleefde man met een paar ongetwijfeld goedkope sieraden de watten zou laten ontvlammen. Ik weet nu nog steeds niet hoe snel ik mijn tas heb gepakt en naar buiten ben gerend. In de bushalte probeerde ik weer tot rust te komen. Ik moest moeite doen om mijn tranen te verdringen. De herinneringen aan al die dagen op kantoor kwamen bovendrijven. De woorden van mijn baas over zijn vrouw en het werk klonken door in mijn oren.
Ik had mijn conclusie al snel getrokken. Die ouwe bok dacht een groen blaadje te kunnen vinden door de werkruimte van een kantoor in scène te zetten, een bedrijf erbij te fantaseren en met een vacature jonge vrouwen aan te trekken en in te palmen. Ik wilde niet naar huis terugkeren en wist niet wat ik tegen mijn moeder moest zeggen. Weliswaar had ik niets verkeerds gedaan, maar toch schaamde ik me erg. Ook was ik boos over mijn eigen naïviteit. Zo zag de oneerlijke mannenwereld en de mannenmacht er dus uit. Zo gingen mannen dus met vrouwen om. Ik verlangde plotseling naar mijn kindertijd, die zo edel, helder en onschuldig leek te zijn geweest.
Mijn baas bleek uiteindelijk in de zo bekende categorie gehuwde mannen te zitten die van twee walletjes willen eten. Thuis wil dat soort mannen de beschikking kunnen hebben over een lieve en zorgzame moeder de vrouw die voor hen kookt en hun sokken wast. En elders willen ze de bloemetjes buiten kunnen zetten met een opwindende minnares die hen de broodnodige spanning en nieuwe seksuele hoogtepunten moet bezorgen. Hij was zo’n man die zijn echtgenote tot gisteren toe de hemel had ingeprezen, maar die haar vandaag ineens bleek te beschouwen als een kreng of een feeks. Plotseling deugde ze in de ogen van zo’n man helemaal niet meer. Zo was ze veel te dik, of juist te mager. Ze wilde helemaal geen seks meer, of juist veel te veel. Ze toonde zich erg bemoeizuchtig, of zorgde juist veel te weinig voor hem. Zijn gisteren nog zo verrukkelijke en opwindende levensgezellin bleek vandaag te zijn omgetoverd tot een lelijke krijsende heks. Hoe viel die plotselinge verandering van mening toch te verklaren? Dat kwam alleen maar omdat de man vandaag aan tafel zat met een andere vrouw en een nieuwe prooi dacht te hebben gevonden. Een vrouw die het risico liep om op haar beurt morgen ook gebrandmerkt te worden als een viswijf dat alleen maar kon razen en tieren. Zeker als de avances van meneer op een muur van onwil, tegenstand, desinteresse en onverschilligheid zouden zijn gestuit.
Voor mijn moeder verzon ik het leugentje dat mijn baas vanwege zijn kinderen naar het buitenland moest vertrekken en dat hij me zou bellen wanneer hij zou zijn teruggekeerd. Het was nooit gemakkelijk om mijn moeder om de tuin te leiden. Wanneer ik stiekem ergens heen wilde gaan, dan moest ik als een professionele actrice toneelspelen om te voorkomen dat ik ooit zou worden betrapt op bedrog. Daarom moest ik het door mij verzonnen toneelstuk altijd goed onthouden. Ik moest er goed op letten dat ik haar vragen op dezelfde manier beantwoordde als eerdere keren. Als ze haar vragen stelde, dan keek ze me zo doordringend aan dat ik met moeite mijn gezicht in de plooi kon houden. Ik legde mezelf zoveel mogelijk de verplichting op om mijn gevoelens onder controle te houden. Als ik eens een keer opgetogen terugkeerde na een afspraakje met mijn vriend, dan moest ik thuis doen alsof ik boos of moe was door de les of het drukke verkeer. Daardoor kon ik maar kort blij blijven. Maar in dit geval had ik er mijn moeder van weten te overtuigen dat mij geen blaam trof. Ik had kennisgemaakt met de verschillen in de maatschappelijke positie van mannen en vrouwen. Het had nog erger kunnen zijn: hij had me ook geld kunnen aanbieden. Maar meestal gaat dit soort materiële verleidingstactieken gepaard met het kopen van mooie spullen.
Een nieuw studiejaar brak aan. Neda keerde na de zomer terug uit het buitenland, zoals elk jaar. Over Zweden, waar ze de zomer had doorgebracht, had ze veel foto’s bij zich. De nieuwste kledingmode en parfums van de bekendste merken bleken haar flink in beslag te nemen. De geurtjes die ze had gekocht, vormden voldoende voorraad voor een heel jaar. Shahrzad had in de zomermaanden een nieuwe liefde gevonden. Dolenthousiast vertelde ze over die nieuwe vriend in haar leven en over wat hij uit Italië, waar hij op vakantie was geweest, voor haar had meegenomen. Ik luisterde alleen maar en dacht aan wat ik deze zomer had meegemaakt. Zelf had ik met een vervelende oude man opgescheept gezeten en zij hadden onbekommerd plezier gehad. Het verlangen kwam in me op om mijn zomervakanties ook in het buitenland door te brengen en met volle teugen van de vrijheid te genieten. Dat verlangen groeide in de loop der jaren uit tot de behoefte om mijn leven door migratie een andere wending te geven.
Onze vriendschap werd door mij afgeremd. Ik was altijd degene die een smoes verzon om niet met hen te hoeven afspreken. Neda en Shahrzad waren in een rijker milieu opgegroeid, en daar paste ik niet bij. Na de colleges op de universiteit gingen we wel eens samen naar de bekende boulevard Jordan waar jongeren met hun auto’s naast elkaar reden om contacten aan te knopen met het andere geslacht. Die straat staat erom bekend dat jonge mannen en vrouwen elkaar kunnen ontmoeten en telefoonnummers kunnen uitwisselen. Rijke jongeren steken elkaar daar de loef af met dure auto’s en sjieke kleding. Ze pronken met hun sociale status en het besef dat ze behoren tot de uitverkoren elite. Neda reed zo voorzichtig in haar auto dat ik de behoefte had om het stuur over te nemen en op volle snelheid weg te scheuren. Ik popelde ernaar om weer eens met een jongen een autorace te houden op de hellingen van de straten van Teheran.
Het kwam tijdens onze autoritten vaak voor dat geïnteresseerde jongemannen naast ons kwamen rijden, hun onderarmen uit het open raam staken en ons complimenten begonnen te geven. “Mogen we onze telefoonnummers aan jullie geven?”, vroegen ze dan zo beleefd mogelijk. “Hebben jullie even tijd om met ons kennis te maken?” Soms kreeg onze auto een lekke band, waarna vlakbij ons auto’s met knappe jongens stopten en we het voor het uitzoeken hadden wie van hen aantrekkelijk genoeg was om ons te helpen met het verwisselen van de band. Shahrzad en Neda hadden het hoog in hun bol en namen alleen genoegen met de leukste, charmantste en best geklede jongens in de duurste auto’s. Wanneer de auto van een paar aantrekkelijke jongemannen een rammelbak bleek te zijn, dan kregen ze geen enkele aandacht van ons. Maar als de jongens en de auto voldoende in de smaak vielen, dan stopten we ergens om met hen te praten. We bleven dan in een rustige zijstraat vol bomen stilstaan, waarop de jongens uit hun auto stapten en met ons kennismaakten. Nadat ze hun telefoonnummers hadden gegeven, vertrokken we weer. We waren zo wijs om onze telefoonnummers niet zo snel aan hen te geven. Ze bleven ons achtervolgen en naast ons rijden. Ze smeekten ons om hen alsjeblieft een keer te bellen. Daarna begonnen we uit te wijden over hun uiterlijk en hun gedrag. Shahrzad bleek hen van top tot teen te hebben bekeken. Ze besteedde altijd extra aandacht aan de schoenen van de jongemannen. Als een heuse schoenenfetisjiste wierp ze haar blik vaak op de onderste helft van de mannenlichamen. Een jongen met doffe afgetrapte schoenen keurde ze meteen af. De schoenen van een jongen bewezen volgens haar of het ging om een verzorgd persoon. Met haar scherpe reukvermogen had ze ook al gemerkt welk soort mannelijk geurtje de jongen op had. Wanneer een jongeman geslaagd was bij de eerste onderdelen van het selectieproces, dan belde Shahrzad of Neda hem de volgende dag op en informeerden ze naar zijn opleiding en de wijk waar hij woonde. Werd hij ook hierbij goedgekeurd, dan begonnen ze afspraakjes met hem te maken. Maar jongens die voor mij belangstelling toonden, wachtten tevergeefs op een reactie. Tijdens een date met Shahrzad en Neda vroeg zo’n jongen aan hen hoe het met mij ging en waarom ik er niet bij was. Tegenover mijn vriendinnen verzon ik het smoesje dat mijn moeder erg streng was en mij geen toestemming gaf om met jongens af te spreken. Maar in feite voelde ik me niet thuis in het milieu van mijn vriendinnen en hun rijke vrienden. De betrokken jongeman dacht dat hij geen kans maakte. Shahrzad en Neda spraken nooit in het openbaar af, want dat was een te groot risico vanwege de religieuze politie. Ze gingen naar een restaurant om daar met de goedgekeurde jongemannen te gaan zitten praten. Ze bezochten met de jongens ook privéfeesten, als die tenminste voldoende veilig waren. Als de religieuze politie was omgekocht en controle daarom achterwege zou blijven, dan durfden ze dat soort feesten wel te bezoeken. Ze wilden het risico vermijden dat de politie een half uur na het begin van het feest plotseling van alle kanten zou binnenvallen, alsof ze de vreselijkste zondaars op het spoor waren gekomen. Maar de criminele gedragingen zouden niets anders inhouden dan alcohol drinken en een beetje verliefd dansen met een persoon naar keuze. Dat is overigens voldoende aanleiding voor de politie om iedereen in naam van de islam en Allah, de barmhartige en de genadevolle, te arresteren en mee te nemen naar het politiebureau, waar men de hele verdere nacht in kleine koude cellen moest doorbrengen, mannen en vrouwen uiteraard van elkaar gescheiden. Dat kon overigens ook de deelnemers aan openbare straatfeesten overkomen. Zelfs tijdens nationale feestdagen heeft de bevolking last van de religieuze politie. Die feesten hebben van huis uit geen islamitische achtergrond. Daarom keurt het regime ze af, waarbij men de deelnemers eraan behandelt als criminelen. Ook Shahrzad, Neda en ik hebben zich schuldig gemaakt aan deze verderfelijke vorm van amusementscriminaliteit, toen we deelnamen aan de charshanbe souri, het traditionele vuurfeest dat een week voor de jaarwisseling plaatsvindt. Daarbij legt men stukken hout op een rij achter elkaar, met voldoende ruimte ertussen. Het hout wordt in brand gestoken en iedereen gaat over het vuur heen springen en keert weer terug. Tijdens het springen zingen we traditionele liedjes over de warmte die we door het vuur ontvangen en die een teken van gezondheid is, en over de krachteloosheid die we in ruil daarvoor aan het vuur geven. “Mijn ziekelijke gele bleekheid is nu van jou, en jouw krachtige rode kleur is voortaan van mij”, zingt ieder voor zich, terwijl hij over het vuur springt. Zo vieren we de komst van de warme lente en laten we de koude winter achter ons. Na het springen dansen we met elkaar en nuttigen we noten en zoetigheid, een soort baklava.
Die avond stonden Neda, Shahrzad en ik op straat te midden van een heleboel andere mensen. We vierden de komst van het nieuwe jaar. Het werd steeds drukker. We bevonden ons in de wijk van Shahrzad, die erom bekend stond dat jongeren daar bijeenkwamen voor het nieuwjaarsfeest. Het was er flink afgeladen en je kon je nauwelijks bewegen. De jongeren gingen zingen en veel wijkbewoners en hun kinderen sprongen over het vuur. Het was een gezellige avond. Wij zongen ook mee, maar we merkten dat de mensen om ons heen ineens ophielden met zingen en bang leken te worden. Kinderen renden in de armen van hun moeders en hielden zich stil. Een aantal leden van de religieuze politie stond met wapens tussen de menigte. Ze schreeuwden dat iedereen naar huis moest gaan. Het feest waar zo velen al zo lang naar hadden uitgekeken, werd daardoor ruw verstoord. De politie-uniformen met hun strenge uitstraling vormden een schril contrast met de uitbundigheid van de feestgangers. Niemand volgde het bevel van de politie op. Iedereen bleef stil op straat staan, in de hoop dat het feest later op de avond zou worden voortgezet. Wij werden zo bang dat we ons terugtrokken en in een zijstraat tegen een muur gingen staan. Zo dachten we ver verwijderd te blijven van de politiemannen die elk moment met de wapenstok konden gaan slaan. Om de menigte te verdrijven zette de politie traangas in. Er brak grote paniek uit. De ogen van de mensen gingen branden en de kinderen gingen huilen. De menigte vluchtte weg van de plekken met traangas. Sommige jongeren probeerden ergens anders een nieuw vuur te maken om het traangas te neutraliseren. De mensen gingen vermoeid en verdrietig naar huis. Ze hadden deelgenomen aan een mooi volksfeest waarvan de tradities van generatie op generatie waren doorgegeven. Maar het bewind had het feest gebrandmerkt als een zondige, heidense en strafbare daad.
Omdat ik toch nooit en te nimmer toestemming van mijn moeder zou kunnen krijgen om privéfeesten te bezoeken, legde ik me er maar bij neer dat dergelijke pleziertjes voor mij tot de onmogelijkheden behoorden. Ik zag er huizenhoog tegenop om steeds maar weer een paar dagen voor een feest een smeekproces met mijn moeder te moeten doormaken, een verbaal gevecht vol soebatten, jammeren en klagen van mijn kant en voortduren nee zeggen en uiteindelijk boos worden van de kant van mijn strenge moeder. En als het onmogelijke zich ooit zou hebben voorgedaan en zij zo aardig zou zijn geweest om mij voor deze ene keer wel naar een feest te laten gaan, dan nog had ik geen dure feestkleding gehad om aan te trekken en erbij te horen. En als ik dan mooie kleren van mijn vriendinnen had kunnen lenen en mijn vader me in opdracht van mijn moeder naar het feest had moeten brengen, hoe armzalig zou dan het stuk oud roest van mijn vader afsteken tegenover de sjieke villa’s in de buurt waar het feest zich afspeelde? Hoe minderwaardig zou mijn verschijning wel niet overkomen in die rijke wereld van mijn vriendinnen en hoe duidelijk zou mijn lage sociale afkomst wel niet blijken te zijn? Als mijn vader me zou moeten brengen, dan zou ik heel ergens anders moeten uitstappen, in een verkeerde straat, waar mijn vriendinnen me niet zouden kunnen zien. Tegen mijn vader zou ik dan hebben moeten liegen dat ik mijn bestemming had bereikt. Ik had dan een raar spelletje moeten spelen en na het vertrek van mijn vader op hoge hakken moeten strompelen naar de plek van het feest. Tijdens het feest zou ik ook nooit echt plezier gehad kunnen hebben, omdat ik dan de hele tijd aan mijn vader, zijn roestbak en de terugkeer naar huis zou hebben moeten denken. Als Neda of een belangstellende jongeman mij thuis zou hebben willen brengen, dan zou ik opnieuw een verkeerd adres aan de chauffeur hebben moeten opgeven. Want mijn vriendin of de jongen zou niet hebben mogen weten waar ik woonde en uit welk milieu ik afkomstig was.
Ik wilde zo graag plezier beleven, maar mijn angst en mijn zorgen hadden de overhand. Door al deze obstakels zag ik me gedwongen om mijn vriendinnen te vertellen dat ik van mijn moeder niet naar feesten mocht. De dag na zo’n feest kreeg ik er alles over te horen. Mijn vriendinnen waren door het dolle heen en hadden volop napret. Aan hun nieuwsgierig makende verhalen voegden ze toe dat tijdens het feest een hele knappe jongen urenlang op mij had zitten wachten en steeds wanhopiger had gevraagd of ik nog zou komen. Als ik hem zou bellen, zo benadrukten mijn vriendinnen, dan zou dat een verrijking zijn voor ons groepje en dan zouden we alledrie op andere feesten met een leuke jongen kunnen afspreken. Ik hoorde hen praten en voelde me treurig worden.
Mijn leven overdag met mijn vriendinnen verschilde hemelsbreed van mijn bestaan in de avond, bij mijn ouders. Overdag verkeerde ik in een wereld vol pret, en verder niets. Thuis was ik omringd door wanhoop en gebrek aan geld, en nauwelijks iets leuks. ’s Avonds en in het weekend vluchtte ik met mijn gedachten weg uit het ouderlijk huis, om zo met mijn hoofd in de zorgeloze en opgewekte vriendinnenwereld terecht te komen. Ik luisterde dan naar George Michael, Phil Collins of andere westerse muziek die vaak te horen viel in de auto van Neda. Zij en Shahrzad brachten dat soort recent verschenen muziek mee uit het buitenland en smokkelden verboden popliedjes van ongelovige zondaars het land in. Shahrzad gaf mij de songteksten van onze pophelden. Ik stampte die teksten in mijn hoofd, want ik wilde mijn status in de vriendinnengroep verhogen en er echt bijhoren. Daardoor leerde ik goed Engels. Zo goed dat ik tijdens het eindexamen Engels van mijn nicht haar plaats innam, deed alsof ik haar was, de multiple choice-vragen beantwoordde, en haar een voldoende bezorgde. De docenten die het eindexamen afnamen, kenden de leerlingen niet. Ze kwamen van een andere school. De vrouwelijke leerlingen leken met hun zwarte hoofddoek en donkerblauwe gestandaardiseerde schooluniform zo op elkaar dat dit soort fraude een peuleschil was. Ik schreef de naam van mijn nicht op het examenpapier, kruiste snel de volgens mij juiste antwoorden aan en verliet vlug de zaal, voordat de docenten in de gaten hadden kunnen krijgen dat mijn nicht gebruik had gemaakt van een van de zeldzame voordeeltjes die de fundamentalistische kledingvoorschriften vrouwen boden.
Door de omgang met Shahrzad en Neda ondergingen mijn gedrag en mijn uiterlijk de veranderingen die hoorden bij de opwaartse sociale mobiliteit die rond mijn persoontje aan de gang was. “Jij leeft in de wolken”, merkte mijn moeder op, toen het haar ging opvallen dat ik probeerde om aan mijn eigen milieu en familie te ontsnappen. Dat maakte ze op uit mijn enthousiaste verhalen over het aangename bestaan van mijn vriendinnen. Wegens onvrede met mijn tot dan toe nogal saaie en onopvallende leventje streefde ik naar meer status en aanzien. In de ogen van anderen had ik misschien wel kapsones gekregen. Zo was het voor mij ondenkbaar geworden om kennis te maken met een jongeman die in dezelfde maatschappelijke klasse verkeerde als ik. Een laagopgeleide huwelijkskandidaat met dezelfde baan als mijn vader zou ik hebben afgewimpeld, zeker als ik ten opzichte van hem geen intellectuele uitdaging bespeurde. Mijn moeder werd steeds bezorgder, omdat ik de leeftijd van het stoute tomaten gooiende meisje definitief achter me had gelaten en mijn door haar zo gevreesde ongehoorzaamheid voortaan tot uiting kwam in de wil, de keuzes en de zelfstandigheid waarmee ik mijn leven als jonge volwassene vastberaden vorm gaf.
In het ouderlijk huis bleef alles bij het oude en kon ik geen andere richting inslaan. Ik zag me gedwongen om te berusten in de situatie, maar ik had er geen vrede mee. Koken was een belangrijke hobby voor me geworden. Daar besteedde ik veel tijd aan, bijvoorbeeld door goedkope en lekkere recepten te zoeken. Op de groentemarkt kocht ik vaak aubergines en tomaten, die nooit meer door de lucht zweefden, maar keurig in mijn boodschappentas werden gestopt. Tot groot genoegen van mijn familieleden was ik vaak in de keuken aan te treffen. Ze smulden van de maaltijden die ik hen voorschotelde. Mijn kookkunst kwam ook ten goede aan het uiterlijk van mijn zussen en mezelf. Met een mixer mengde ik namelijk overrijp fruit tot een geel, groen of bruin goedje waarmee de gezichtsmaskers tot stand kwamen die ons een rimpelloze en adembenemende schoonheid moesten schenken.
Soms ging ik met Laleh wandelen, winkelen of iets anders ondernemen om de moed erin te houden. Wanneer we thuis kwamen, zag ik wel eens uit mijn ooghoek dat mijn moeder onze tassen en de zakken van onze jassen aan het doorzoeken was. Ik vermoedde dat ze ons dacht te kunnen betrappen op briefjes met telefoonnummers van hitsige jongemannen. Ze leek wel een onbetaalde medewerker van de religieuze politie te zijn geworden. Met een beetje pech had ik zelfs door mijn eigen moeder gearresteerd kunnen worden.
Om de tijd te doden verslond ik het ene boek na het andere. Regelmatig hield mijn moeder inspectietochten waarbij ze de inhoud van de boeken controleerde die ik aan het lezen was. De romans mochten niet te romantisch zijn, en verleiding en wellust waren vanzelfsprekend helemaal des duivels. “Jullie oren en ogen gaan open, als jullie dit soort boeken gaan lezen”, zei ze dikwijls, wanneer ze in een roman na lang zoeken een passage met een vleugje erotiek had ontdekt. Mijn moeder zette die staatscensuur in ons privéleven door.
Omdat de religieuze politie na de revolutie alle romans en poëzie had gecensureerd, was er bijna geen boek meer verkrijgbaar in de originele versie. De Iraanse literatuur verdween onder de dikke verstikkende deken van de streng-islamitische ingrepen in de tekst. De censuur bracht zware schade toe aan het literaire, muzikale en verdere culturele leven. Buitenlandse films werden flink ingekort, soms wel met een half uur. De kijkers moesten de ontbrekende scènes er zelf bij fantaseren. De auteurs van romans werden zo beknot in hun vrijheid van meningsuiting en in hun creativiteit dat velen geen zin meer hadden om de binnenlandse markt te voorzien van nieuwe en door de censuur helaas zwaar verminkte boeken. Er bloeide een levendige handel in tweedehandsboeken op waarin nog de originele versie van de verhalen viel aan te treffen. Soms zochten mijn neven en nichten voor mij op tweedehandsboekenmarkten naar romans in de originele versie, die ze me gaven in ruil voor cd’s met westerse muziek. Ze smeekten me om met hen mee te gaan naar kledingwinkels en hen te helpen bij het kiezen van kleding volgens de laatste mode. Helaas was zwart de nationale kleur van Iran, waardoor de meeste winkels alleen kleding in donkere kleuren verkochten. Veel keuze hadden we dus niet. Wie een felgekleurde broek of mantel droeg, werd aangezien voor een onfatsoenlijke gevallen vrouw die maatschappelijk uitgestoten moest worden.
Vanwege de uitgebreide familie van mijn moeder had ik genoeg neven en nichten die in leeftijd een of twee jaar met mij verschilden. Als leeftijdsgenoten organiseerden we privéfeestjes met dans en zang. Op sommige avonden gingen we onder mijn leiding uit. Misschien vanwege mijn managementstudie, waardoor ik goed had leren organiseren, of misschien door bepaalde karaktertrekken, ik weet niet precies waarom, maar al snel ontpopte ik mezelf tot groepsleider die bepaalde wat we gingen doen en waar we heen zouden gaan. Gewoonlijk keurden mijn neven en nichten meteen alle uitgaansplekken goed die ik voorstelde. Sommige van mijn tantes, die net als mijn moeder gebukt gingen onder de last van de religie, keerden zich tegen mij. Ik zou mij namelijk immoreel gedragen en hun kinderen door mijn losbandige gedrag in het verderf storten. Ze stonden zo onder druk van de religie dat dansen met mijn neven, ook al was het maar in een privéwoning, mij in hun ogen volkomen goddeloos maakte.
De relatie met mijn familie verslechterde nog meer toen ik met mijn neven en nichten over het regime en over de islam begon te praten. Als een doorgewinterde politieke activist eiste ik in familiekring de aandacht op door mijn uitgesproken mening te geven. Mijn neven en nichten deelden mijn standpunten. Evenals zoveel andere jongeren vonden ze dat ze ofwel het land moesten uitvluchten ofwel moesten strijden voor vrijheid en democratie. Maar mijn tantes liepen zich te verbijten wanneer ze me hoorden praten over het regime. Daardoor werd ik bij hen thuis bepaald niet gastvrij onthaald. Het was geen pretje om het huis van een tante te bezoeken en met boze blikken te worden verwelkomd. Opvallend genoeg hadden de tantes hun jeugd doorgebracht in een land waar de vrouwen ongesluierd, in korte rok en met hoge hakken naar buiten mochten gaan. Het straatbeeld van voor de revolutie had sterk op dat in westerse landen geleken. Nu waren ze al bijna vergeten dat hun kleding vroeger niet altijd dezelfde saaie donkere kleur had gehad. Ze wilden niet langer meer met de herinnering leven dat ze ooit jong, vrolijk en uitbundig waren geweest en daar op straat volop uiting aan hadden kunnen geven.
Langzamerhand naderden Neda, Shahrzad en ik het einde van onze studie. In ons laatste jaar aan de universiteit trouwde Neda met haar knappe vriend met de glanzende schoenen, dure auto en vette bankrekening. Shahrzad en ik bezochten op een heerlijke zomeravond het trouwfeest buiten Teheran. Neda had een feestzaal met een grote tuin erbij gehuurd, met plaats voor 400 genodigden. Het gebouw lag verscholen tussen het groen en was alleen onder rijken bekend als feestgelegenheid. Het ging om een geheime plek die niet zo snel verstoord zou kunnen worden door de politie, waardoor de feestgangers zorgeloos konden genieten. Overal stonden bomen en daartussen lag een stenen weg. Er waren twee ruimten ingericht, voor ouderen en voor jongeren. In de grote zaal vol geurende bloemen kon men dansen. Op tientallen ronde tafels stonden brandende kaarsen en schalen vol rijp en zoet zomerfruit en de lekkerste koekjes van een van de beroemdste bakkerijen van Teheran. Een muziekgroep speelde popmuziek. De zanger was een aantrekkelijke jongen met een mooie stem. De band mocht niet in het openbaar zingen, alleen op privéfeesten, en kostte daarom heel wat geld.
Toen de band begon te spelen, kwam Neda in een prachtige bruidsjurk met haar man naar het midden van de zaal om als eerste paar de tango te dansen. De zanger begon liefdesliedjes te zingen. Achter hem werd op een groot scherm aan de muur een fotoreportage getoond over het leven van de bruid en bruidegom vanaf hun kindertijd. Je kon zelfs zien hoe ze pas geleden bij de notaris de trouwringen om elkaars vinger hadden gedaan, en hoe ze in een sfeervolle tuin elkaar stralend aankeken. De zaal was donker, met her en der kaarslicht. De liedjes van de zanger moesten de harten van de aanwezigen week en zacht maken. Ik voelde me ontroerd, maar ik kon me toch niet aan de indruk onttrekken dat de bruiloft vooral was bedoeld als een gala voor de rijken die zo konden pronken met hun welvaart. Een van de ingehuurde personeelsleden kwam bij iedereen aan tafel langs met een mandje dat aan de randen was versierd met bloemen en vol lag met een paar uur geleden genomen foto’s van het bruidspaar. De aanwezigen mochten allemaal een paar foto’s uit het mandje pakken om mee te nemen als herinnering. Na de eerste tango van bruid en bruidegom konden alle genodigden dansen op vrolijke muziek.
In de tuin was een ruimte ingericht met een sfeer die de ouderen onder de aanwezigen meer aansprak dan de jongeren. Tussen de bomen stonden houten banken die waren bedekt met kleine tapijten en vol lagen met kleurige kussens. In een hoek speelde een andere muziekgroep op traditionele Iraanse snaarinstrumenten. De zanger riep met zijn liedjes bij de ouderen herinneringen op aan de tijd dat ze ook nog jong en levenslustig waren geweest. Naast elke bank stond een tafel vol fruit, baklava, koekjes en thee. Gasten die vermoeid waren geraakt door de harde muziek in de zaal, liepen de tuin in, gingen op de banken zitten en genoten van de rustige muziek buiten. De feestelijke sfeer maakte iedereen uitbundig en goedgemutst. Veel jongeren hadden die avond elkaar voor het eerst ontmoet en genoten van elkaars gezelschap. Hoewel iedereen al aardig wat fruit en koekjes had genuttigd, wekte het aroma van het geroosterde vlees de eetlust op. De ouders van Neda en haar kersverse bruidegom nodigden de gasten uit voor het diner in de tuin.
Op de tafels, opgesteld in een spiraalvormig lint, stond het diner in de vorm van zelfbediening op ons te wachten, met de verrukkelijkste recepten van Iraanse en buitenlandse herkomst. Aan het einde van de tafel bevond zich een grote houtskoolbarbecue waarop drie koks diverse gemarineerde vleessoorten aan het grillen waren. Er waren zoveel verschillende soorten voedsel dat de gasten maar moeilijk een keuze konden maken en vaak aarzelend bleven staan voordat ze het eten op hun bord legden. De koks aan de barbecue stonden beleefd op onze bestellingen te wachten en gingen daarna snel aan de slag met grillen. Sommigen gingen buiten zitten eten, anderen keerden terug naar de zaal. Na een tijd zette het personeel nog een extra tafel in de tuin. Daarop kwam een prachtige taart te staan met zoveel verdiepingen en versieringen dat het wel een sprookjespaleis leek. Ook andere desserts als caramelpudding en tiramisu werden opgediend. Zoals ik als kind al deed, zocht ik ook nu met mijn ogen naar de poppetjes van de bruid en bruidegom bovenop de taart. Vroeger bewaarde ik de bruidspaarpoppetjes van trouwfeesten waar ik met mijn ouders was geweest. Eerder had ik dan verlegen aan de bruid gevraagd: “Mag ik de poppetjes hebben?”, en zij had me dan glimlachend aangekeken en vrolijk opgemerkt: “Ja hoor, en bewaar ze maar tot je eigen trouwdag”. Maar mijn ogen vonden geen poppetjes op de taart van Neda, die alleen was versierd met verse witte bloemen. Zij en haar man werden gefotografeerd bij de taart, waarna iedereen mocht gaan smullen van de zoetigheden. De tafels met eten en met de desserts bleven de hele avond staan. Het was onmogelijk om nog honger te hebben. En de koks bleven druk in de weer met het roosteren van vlees. Hoewel niemand zin had om naar huis te gaan, liep de gezellige avond toch ten einde. De moeders van het bruidspaar nodigden alle vrouwelijke gasten uit om de volgende dag naar de kersverse woning van het bruidspaar te komen.
Die dag was volgens de trouwtradities alleen voor vrouwen bestemd. Iedereen bracht cadeautjes mee voor het bruidspaar. Het huis was overladen met geurende bloemen. Van het fruit en de koekjes van de dag ervoor was nog ruim voldoende overgebleven. In de woonkamer bevond zich de zilveren spiegel en de twee zilveren kandelaars die elk rijk bruidspaar traditiegetrouw aanschaft. Neda en haar man waren daarvoor naar Isfahan gereisd, de stad die bekend staat om zijn handgemaakte zilverwerk. Op de rand van de spiegel hadden de zilverbewerkers het traditionele symbool van de bote jeghe aangebracht.
Een zangeres en danseres waren uitgenodigd om de vrolijke sfeer van gisteren vast te blijven houden. Ze mochten tijdens feesten alleen voor een vrouwelijk publiek optreden. De vrouwen met dure cadeaus stonden ongeduldig te wachten totdat ze de aanwezigen hun rijkdom konden tonen. De andere en armere vrouwen bleven verlegen achter. Eerst kwamen naaste familieleden als tantes en oma’s aan de beurt. Ze stonden vol trots met de juweliersdozen in hun handen. De diamanten met donkerblauwe of groene steen eisten de aandacht op. Daarna volgde het witte goud, dat meer in de mode bleek te zijn dan het gele goud. Tenslotte kwamen nog de bankbiljetten en de leuke spulletjes voor de keuken. Shahrzad en ik hoorden veel vrouwen vertwijfeld fluisteren: “Hoe kan mijn dochter dit huwelijksfeest nog overtreffen?”. Shahrzad zei tegen mij: “Ze steken elkaar de ogen uit en lopen alleen maar te pronken om elkaar jaloers te maken.” Maar ik had volop genoten van het feest en hoopte dat mijn bruiloft ook zo gezellig zou worden.
Lili Irani
(Lees verder in deel 4)