Terrorisme, gefabriceerde instemming, en de (islamofobe) belegeringsmentaliteit

Media hingen aan de lippen van Halsema toen ze haar compleet eenzijdige verhaal over de gewelddadige gebeurtenissen zat te verkopen.

“Nederland zal er alles aan doen de daders van het geweld in Amsterdam op te sporen, belooft premier Schoof aan Israël. Maar áls de daders worden opgepakt is de grote vraag: welke straf krijgen ze? Er gaan stemmen op om de aanvallen op Maccabi-fans aan te merken als terrorisme”, aldus Nieuwsuur op Twitter. “Er gaan stemmen op.” Wiens stemmen? In hun reportage komt het allemaal samen: autocratische maatregelen die worden gerechtvaardigd door een angstcultuur en de versterkte, extreme mening van enkelen.

Om te beginnen: wat hier wordt voorgesteld, gaat extreem ver. Nieuwsuur heeft het alleen over de hogere straffen, maar verdachten hebben ook veel minder rechten als ze verdacht worden van een terroristisch misdrijf. Daarvoor moeten we kijken in het Wetboek van Strafvordering.

Zo is het mogelijk om een verdachte van een “terroristisch misdrijf” vast te zetten zonder dat er sprake is van “ernstige bezwaren”. “Ernstig bezwaar” is een juridische term. Het betekent dat er bewijs moet zijn dat iemand strafbaar is, meer dan bij een simpele verdenking.

Ook heeft de politie verregaande surveillancebevoegdheden als het gaat om een verdenking van een terroristisch misdrijf. Het gaat dan om stelselmatig volgen, aftappen van telecommunicatie, en infiltratie van groepen, zowel online als fysiek.

Daarnaast mag de politie ook sneller onderzoeken doen aan het lichaam. Dit is een eufemistische manier om te zeggen dat de politie zeer invasief onderzoek mag doen, onder meer naar lichaamsholten. Ook hiervoor is geen “ernstig bezwaar” vereist.

Ook kan de politie, met een bevel van de Officier van Justitie, allerlei persoonsgegevens en (geheime) communicatie opvragen bij communicatiediensten. Whatsapp is een voorbeeld, maar ook geheime telefoongesprekken kunnen zo worden afgeluisterd via de telefoonaanbieder.

Niet alleen dat, maar agenten en Officieren van Justitie mogen ook sneller op eigen initiatief allerlei onderzoekshandelingen doen, zonder dat daar toestemming voor nodig is van een rechter-commissaris. De controle op bevoegdheden wordt dus minder streng.

Naast het Wetboek van Strafvordering bestaat ook de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding, een ’tijdelijke’ wet die al sinds 2017 van kracht is. Deze wet geeft allemaal extra bevoegdheden aan de minister van Justitie.

Zo mag de minister allerlei beperkende maatregelen opleggen aan iemand die “in verband kan worden gebracht” met terrorisme, zoals een (dagelijkse) meldplicht of een gebiedsverbod. Ook mogen subsidies en vergunningen worden ingetrokken van organisaties.

De minister mag bovendien ook bijzondere persoonsgegevens verwerken van mensen die “in verband worden gebracht” met terrorisme. Waaronder religieuze overtuiging, etnische afkomst, en politieke kleur.

En om dat te effectueren mag ook de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid ( NCTV) gegevens gaan verwerken, en via de surveillancediensten (waaronder de AIVD en de politiediensten) brede spionagebevoegdheden inzetten.

Van de afgelopen jaren weten we dat veiligheidsdiensten als de CIA ernstig misbruik hebben gemaakt van hun anti-terrorisme bevoegdheden, waaronder het gebruik maken van de buitenwettelijke gevangenis Guantanamo en het instellen van black sites.

Internationaal zijn er ook voorbeelden te over van hoe autocratische regeringen hun anti-terrorisme wetgeving misbruiken om dissidenten aan te pakken. In Rusland wordt vage terrorismewetgeving zeer breed toegepast, waar Amnesty al lang voor waarschuwt.

Als we het hebben over vage definities: de Nederlandse strafrechtelijke definitie is niet heel bepaald. Het gaat om een misdrijf dat een deel van de bevolking “vrees” moet aanjagen. Dat is een heel breed begrip, dat weinig zegt over de ernst van het misdrijf.

De NCTV hanteert een andere werkdefinitie van terrorisme, waarbij er sprake moet zijn van “op mensenlevens gericht geweld” (dus er moet levensgevaar zijn) of “maatschappij-ontwrichtende schade”, denk aan het opblazen van een belangrijke brug.

Deze brede definitie geeft ook aanleiding om de term te misbruiken. Je zou demonstranten die proberen via burgerlijke ongehoorzaamheid het beleid van de staat te veranderen, kunnen scharen onder de strafrechtelijke definitie van terrorisme.

Ook internationaal is er geen duidelijke definitie van terrorisme. Het is een concept met een inherent waardeoordeel: de drone-aanvallen van de VS zijn bijvoorbeeld geen terrorisme, ondanks dat het illegale acties zijn met vrees als doel.

Dus, wie zijn die “stemmen” waar Nieuwsuur het over heeft? In het artikel noemen ze een aantal namen van voorstanders van dit frame. Laten we hen afgaan.

De eerste “stem” is die van Danny Danon, de Israëlische VN-ambassadeur. Hij vertolkt hier de mening van de staat Israël, en het regeringsbeleid van premier Netanyahu. Zijn belang in deze kwestie is duidelijk.

De mening van Danon is niet onverwacht. Het is regeringsbeleid van Netanyahu om angst te zaaien. Dit is onderdeel van de “Siege mentality”, de belegeringsmentaliteit, die hij wil kweken. Er is overal gevaar, en alleen zijn oorlog kan veiligheid brengen.

Dat is waarschijnlijk ook de reden dat Netanyahu compleet overtrokken reageerde, door het sturen van “reddingsvliegtuigen” en het Israëlische leger om Maccabi-fans te komen “redden”. Een omkering van wat vorige maand in Libanon gebeurde.

Zijn oproep wordt gesteund door Herman Loonstein, de voorzitter van “Federatief Joods Nederland”. Die naam doet vermoeden dat het om een brede groep gaat, maar dat valt tegen. Volgens CIDI, niet per se de meest kritische stem, is het een eenmansclub.

Loonstein is onder de vlag van zijn zelfopgerichte club heel actief op Twitter, waar hij ondubbelzinnig en ongenuanceerd pro-Israël is. Dit gaat zo ver dat hij samenzweringstheorieën verspreidt dat al het leed in Gaza in scène gezet zou zijn (“pallywood”).

De laatste stem die opgaat is die van Bibi van Ginkel, van de denktank “Internationaal Centrum voor Contraterrorisme“. Over het ICCT is weinig te vinden als het gaat om politieke voorkeur. Hun publicaties gaan onder andere over islamofobe vooroordelen in media.

Wat we wel vaak zien bij denktanks is de “hamerwet”, of de “Law of Instruments“. Dat houdt in dat ze het nut kunnen overschatten van het middel waar ze het meest bekend mee zijn, in dit geval contraterrorisme.

Dus de “stemmen” die opgaan zijn van de Israëlische regering, een willekeurige rechtse strafrechtadvocaat die zichzelf een “federatie” noemt, en een kenniscentrum over contraterrorisme. Wat ontbreekt zijn kritische stemmen, en die zijn er genoeg.

Zo is Amnesty heel kritisch op het gebruik van contraterrorismewetgeving überhaupt, juist uit angst dat deze breed worden ingezet in gevallen die niets met terrorisme te maken hebben. Die stem ontbreekt compleet in het verhaal van Nieuwsuur.

En ook de Orde van Advocaten is in het verleden zeer kritisch geweest op de alsmaar uitgebreide bevoegdheden van OM en politie als het gaat om terrorismebestrijding. Die stem is hier nu ook niet te horen.

Maar de belangrijkste stem die ontbreekt is van direct betrokkenen, buiten Maccabi-supporters. De mishandelde taxichauffeur, wiens naam vooralsnog onbekend is, is helemaal niet gevraagd over wat er in Amsterdam allemaal is gebeurd.

Het gevolg is een zeer eenzijdig beeld, waarbij de impliciete conclusie van Nieuwsuur is dat anti-terrorismewetgeving hier prima gebruikt kan worden. Met kritische stemmen komt de kijker nooit in aanmerking. Het gevolg is een “gefingeerde instemming” met het voorstel.

Die instemming, in het Engels bekend als “manufactured consent“, is het resultaat van propaganda. Juist door alleen specifieke bronnen te citeren, en andere bronnen weg te laten, creëert Nieuwsuur de indruk dat “men” het hierover eens is.

Het gevolg is dat Nieuwsuur draagvlak creëert voor “securitisation“: het proces waarmee ‘normale’ politiek wordt veranderd in “veiligheidspolitiek”. Zodra een discussie gaat over “veiligheid”, worden ingeperkte vrijheden sneller geaccepteerd.

Om “securitisatie” te kunnen laten slagen moet een publiek ervan overtuigd worden dat er een existentiële bedreiging bestaat voor iets dat men wil beschermen. Met andere woorden, er moet een angst gecreëerd worden, ongeacht of die angst reëel is of niet.

En die angst zien we voor onze ogen geschapen worden. De mediarapportage van en de politieke reactie op de Maccabi-rellen in Amsterdam was niets minder dan een ophef-cascade. Angst werd op angst gestapeld om buitengewone maatregelen te rechtvaardigen.

Dit is de belegeringsmentaliteit. Witte Nederlanders wordt verteld dat het gevaar ‘overal’ is, dat gevaarlijke criminelen als wolven uit zijn op hun “vrijheden”. Onder die omstandigheden zijn veel Nederlanders maar al te graag bereid de vrijheden van anderen in te leveren.

Die angst wordt nog erger aangewakkerd door de politiek, en krijgt ook richting. Volgens Caroline van der Plas ligt de schuld van wat er in Amsterdam gebeurde bij moslims, en is alles dat daarvan afleidt antisemitisme. Dat is lekker makkelijk.

En dat sentiment wordt herhaald door Bente Becker, VVD-Kamerlid. Zij noemt het een “integratieprobleem” waarbij ze de schuld dus ook bij moslims legt. Zij ziet islam immers als een integratievraagstuk, in plaats van als een onderdeel van onze samenleving.

Daarbij maken Becker en Van der Plas gebruik van diepgewortelde islamofobie die is gaan spelen sinds de “War on Terror” is ontketend. Moslims worden gezien als een inherent gevaarlijke vijand, en zo worden extreme, racistische maatregelen gerechtvaardigd.

Dit is ook een gevolg van de dehumanisering van vluchtelingen, door zowel Wilders als heel politiek rechts. Dit raakte mannen in het bijzonder, die als inherent gevaarlijk en gewelddadig werden afgeschilderd. Als minder waard dan vrouwen en kinderen.

Maar let ook op de precieze woorden van Becker: “ze” doen een beroep op “onze” vrijheden, maar “spugen” op de vrijheden van “anderen”. Dit is een toonbeeld van sugrofoob taalgebruik, waarbij angst wordt gekweekt voor “misbruik” van goedgelovigheid.

Omdat sugrofobie gebaseerd is op de angst dat rechten worden misbruikt, kan het juist dienen als rechtvaardiging om die rechten af te nemen. In dit geval: verdachten maken misbruik van “onze” vrijheden in het strafprocesrecht, dus moeten we ze als terroristen behandelen.

En jawel, ook hier speelt de imperialistische boemerang. Anti-terrorisme wetten worden al jaren gebruikt tegen gemarginaliseerde groepen, en nu wordt steeds breder getest hoe ver politie, OM en gemeente kunnen gaan. Heel ver, blijkt nu.

Het is ook met anti-terrorisme wetgeving slechts een kwestie van tijd voordat het nog breder wordt ingezet. De weg is duidelijk: van gemarginaliseerde groepen naar politieke dissidenten, zoals pro-Palestina-activisten en klimaatactivisten, en dan de rest van de samenleving.

Wat hiertegen te doen? Allereerst is het belangrijk dat media hun rol oppakken als waarheidsvinders, in plaats van angstverspreiders. Er is geen enkele rechtvaardiging voor media om mee te gaan in de spin van politici die erop uit zijn fundamentele rechten uit te kleden.

Pakken de media hun rol niet, dan moeten we zelf aan waarheidsvinding doen. Zelf artikelen schrijven, zelf de stemmen blijven versterken die tegen dit narratief ingaan. Dus: blijft verslag leggen van je eigen demonstraties en acties. Laat je niet voor een karretje spannen.

Maar ook breder: deze machtsgreep staat niet op zich. Het is gestoeld op islamofobie, op sugrofobie, op veiligheidsdenken, op belegeringsmentaliteit. Al die zaken moeten bestreden worden, op elk niveau van de samenleving.

Dus neem de zaak ter handen die je nader bij het hart ligt, en zorg dat de staat moet vechten bij elk grondrecht dat ze willen vernietigen.

Bo Salomons

(Dit artikel verscheen eerder als draadje op Twitter.)