Terugdenkend aan de Turkse militaire staatsgreep van 12 september 1980
Op 12 september 1980 nam een Nationale Veiligheidsraad, waarin de chef van de generale staf, generaal Kenan Evren, en de stafchefs van het leger en de veiligheidsdiensten samen kwamen, de macht over door de staat van beleg in het hele land uit te roepen. Politici, van Ecevit tot Demirel, Erbakan en Türkeş, worden gearresteerd, het parlement wordt ontbonden en de activiteiten van verenigingen en vakbonden worden verboden. De junta benadert een gepensioneerde admiraal, Bülent Ulusu, om premier te worden.
In de acht en een halve maand na de massamoord in Maraş, eind december 1979, waren er minstens 3.856 doden gevallen. De coup van 12 september 1980 was de derde staatsgreep in Turkije in dertig jaar tijd. De eerste was die van 27 mei 1960, de tweede die van 12 maart 1971. Tussen 1971 en 1984 bereikt het geweld en de repressie tegen de Koerden en tegen links zijn hoogtepunt. In wezen werd een hele generatie vernietigd.
De junta oefent de wetgevende en uitvoerende macht uit (en de rechterlijke macht via de militaire rechtbanken) en zegt dat ze politieke stabiliteit zal brengen, een einde zal maken aan het civiele geweld, het kemalisme zal herstellen en de discipline zal opleggen die nodig is voor economische hervormingen. De junta verliet de macht in 1983. De erfenis is verschrikkelijk: zo’n vijftig militanten (meestal linkse mensen) werden ter dood veroordeeld, meer dan 400 linkse activisten werden gedood, gemarteld of verdwenen. Meer dan 600.000 mensen zijn in hechtenis genomen, 85.000 mensen zitten voor lange tijd gevangen. Duizenden vakbondsleden en intellectuelen zijn gevangen gezet, veel academici zijn ontslagen. De Nationale Veiligheidsraad machtigt daarentegen extreem-rechtse militanten, zoals Abdullah Çatlı (gezocht voor moord op onder andere zeven studenten in Ankara), om naar Europa te gaan om “tegen de Armeniërs te vechten”.
De militairen grepen in omdat ze meenden dat een aantal vitale Turkse waarden die Atatürk had opgelegd in gevaar dreigden te komen, zoals nationale eenheid, ‘Turksheid’, populisme en secularisme. Waarden die volgens de militairen, links of rechts, werden aangevallen door Koerden, marxisten en islamisten. In de periode waarin zij de macht hadden, begonnen de militairen meteen het regeringsgezag weer op te bouwen. Een houding die sommige commentatoren ertoe bracht om de term “fluwelen staatsgreep” te gebruiken om de coup te omschrijven. Niets is echter verder van de waarheid. In 1983, toen het leger de macht weer overdroeg aan een civiel bestuur, hadden ze officieel 592 doden op hun geweten. Bovendien werden in de drie jaar na aanvang van het militaire bewind 60.000 mensen gearresteerd (volgens cijfers van de generaals zelf). Daarvan was 54 procent linkse activist, 14 procent rechtse militant en 7 procent Koerdisch. Deze gegevens staan in schril contrast met de gegevens van de Internationale Liga voor de Rechten van de Mens, die becijferde dat tussen september 1980 en september 1982 tenminste 81.000 Koerden in hechtenis zijn genomen.
De generaals creëerden een ultra-nationalistisch en conservatief regime dat dicht bij extreem-rechts stond en verklaarden dat elke ideologische keuze, anders dan die voor de soennitische islam, als een “perversie” zou worden beschouwd en behandeld moest worden met psychiatrische opname (met artsen uit de school van Lombroso). Het gebruik van de Koerdische taal werd verboden, op bergen in Koerdistan verschijnen leuzen als “Gelukkig is hij die kan zeggen: ik ben Turk”, en in de gevangenis is het verplicht om het boek “Vertoog” van Mustafa Kemal te lezen. Er werd een ontwerpgrondwet geschreven waarin stond dat generaal Kenan Evren benoemd werd tot president van de Republiek en die generaals vrijstelde van elke strafrechtelijke aansprakelijkheid. De Grondwet elimineerde bijna alle vrijheden die de vorige staatsgreep in 1971 hadden overleefd. Het nieuwe constitutionele handvest was gebaseerd op beheersing. Het versterkte de bevoegdheden van de president en gaf hem het recht om het parlement te ontbinden en bij decreet wetten uit te vaardigen. Het reduceerde het parlement tot één enkele kamer en verkleinde de rol van de politieke partijen.
Maar het misschien wel ergste artikel was artikel 14 dat de vrijheid van individuen en organisaties beperkte en de politieke strijd op basis van klasse, taal en ras verbood.
Er werd een referendum uitgeschreven om de nieuwe Grondwet goedgekeurd te krijgen. Het “ja” ‘won’ met 92 procent van de stemmen. Maar “nee” stemmen was een daad van verraad tegen het moederland.
Dit zijn de cijfers (die mogelijk hoger liggen) van de militaire staatsgreep:
- 650.000 arrestaties
- 1.683.000 onderzochte personen
- 7.000 geëiste doodstraffen
- 517 doodstraffen uitgevoerd
- 50 mensen opgehangen
- 98.400 mensen veroordeeld voor het lidmaatschap van een illegale organisatie
- 388.000 mensen werd hun paspoort afgenomen
- 30.000 mensen werden gedwongen om in ballingschap te gaan
- 171 mensen stierven als gevolg van marteling
- 937 films werden gecensureerd
- 14.000 mensen verloren hun staatsburgerschap
- 299 mensen stierven in de gevangenis
- 400 journalisten werden veroordeeld tot in totaal 4.000 jaar gevangenisstraf.
(Dit artikel verscheen in 2017 op de website ANF onder de titel “Remembering the 12 September 1980 military coup of Turkey”. De links zijn door de redactie toegevoegd.)