Turks nationalisme en de anti-Griekse pogrom van 6 en 7 september 1955

Daders

Op 6 en 7 september herdenken we de slachtoffers die zijn gevallen bij de pogrom van 1955, en delen we de pijn van de families en andere nabestaanden.

In 1955 was in Turkije de rechtse regering van Adnan Menderes aan de macht. Menderes was een rijke grootgrondbezitter, die zich in 1946 met anderen van de CHP had afgekeerd en de Democratische Partij (DP) had opgericht. De DP won snel aan populariteit door haar inzet voor meer vrijheid en haar verzet tegen het staatskapitalisme van de CHP. In 1950 kwam de nieuwe partij aan de macht, nadat men de verkiezingen won van de CHP die al sinds de oprichting van de nieuwe Turkse Republiek alleen aan de macht was geweest.

Maar nadat de economie begon te stagneren, verloor men al snel weer aan steun. De populariteit van de regering daalde ook doordat men rechten en vrijheden begon te beperken. Achter elkaar werden repressieve wetten uitgevaardigd tegen de linkse oppositie en de onafhankelijke media. Zo probeerde Menderes kritiek op het DP-beleid in de kiem te smoren.

Ondertussen raakte de relatie met Griekenland gespannen door de groeiende conflicten op Cyprus tussen Turkse en Griekse Cyprioten. De Turkse media en organisaties als de Turks-Cypriotische Vereniging verspreidden berichten dat de Griekse kerkhoofden in Turkije propaganda maakten om geld te sturen naar Griekse Cyprioten die streefden naar aansluiting van Cyprus bij Griekenland. “Enosis” wordt dat streven genoemd.

Deze propaganda werd mede gesteund door studentenorganisaties als Millî Türk Talebe Birliği (MTTB, Nationale Eenheid van Turkse Studenten) en Türkiye Milli Talebe Federasyonu (TMTF, Turkse Nationale Studenten Federatie). Kaderleden die bij deze studentenorganisaties zijn opgeleid, waren later betrokken bij de oprichting van de AKP van Recep Erdoğan.

Op 6 september 1955 werd via de krant Hürriyet en de radio het nieuws verspreid dat in Thessaloniki het geboortehuis van Mustafa Kemal Atatürk, de grondlegger van de Turkse republiek, door een bom zou zijn verwoest. Later bleek dat het ging om fake news dat een paar dagen eerder al verzonnen was. Het valse bericht was het startsein voor verschrikkelijke pogroms die het vooral gemunt hadden op de Griekse minderheid, maar ook op de Armeense en Joodse inwoners van Istanboel.

Turkse fascisten gingen samen met opgehitste nationalistische Turken uit alle lagen van de bevolking de straat op om te plunderen en te moorden. Later bleek dat veel van de daders speciaal hiervoor vanuit diverse delen van Turkije naar Istanboel waren gebracht. Er vonden gruwelijke taferelen plaats. Honderden winkels, huizen en gebedsplaatsen werden onder toeziend oog van leger en politie geplunderd en in brand gestoken. Zelfs begraafplaatsen werden verwoest. Griekse vrouwen werden verkracht, priesters publiekelijk vernederd en vermoord. De omvang van de pogrom deed niet onder voor die van de Kristallnacht in Duitsland in 1938. De orgie van moord en plundering in de verschillende wijken van Istanboel waar veel leden van de Griekse, Armeense en Joodse minderheden woonden, duurde maar liefst twee dagen. Daarna werd de staat van beleg afgekondigd. De plannen daartoe lagen al klaar, zo bleek later.

Het merendeel van de Griekse inwoners van Istanboel vluchtte weg uit Turkije. De overlevenden liepen enorme trauma’s op en honderden vrouwen zwegen van schaamte over hun verkrachting. Het verdriet over de ontheemding, over het verlies, het verscheuren van een eeuwenoude samenleving was onpeilbaar. Er werd aan enkele van de slachtoffers een minimale schadevergoeding uitgekeerd, maar de Turkse staat en bevolking hebben nooit verantwoording genomen voor het verschrikkelijke geweld, het nooit erkend. Schuldigen gingen vrijuit of werden beloond met hoge functies. De regering Menderes probeerde de aandacht af te leiden door links aan te wijzen als schuldige. De linkse oppositie werd daarop monddood gemaakt. Vooraanstaande linkse schrijvers en intellectuelen, waaronder Aziz Nesin, Kemal Tahir en Asım Bezirci, werden opgepakt en vastgezet.

In 1927 leefden er nog zo’n 110.000 Grieken in Turkije. Na 1955 daalde hun aantal drastisch tot hooguit 2.500 aan het einde van de twintigste eeuw. Jaren na de gewelddaden van 1955 verklaarde een aantal van de verantwoordelijke functionarissen dat de pogrom het beoogde doel had bereikt: de verdere turkificatie en islamisering van Turkije, zoals die al begonnen was met de Armeense Genocide. De erkenning van die genocide kan dan ook niet los gezien worden van erkenning van de pogroms tegen Grieken en andere christelijke minderheden in de decennia daarna. Erkenning en compensatie van de materiële schade, maar ook van de schade die in het persoonlijke en sociale leven is aangericht, is noodzakelijk om uiteindelijk te komen tot verzoening.

Erkenning van de genocide en de progroms moet ook samengaan met het beëindigen van het hedendaagse racisme en de assimilatiedruk op onder meer Koerden, Syriërs en andere minderheden, die wordt gevoed door het Turkse nationalisme. Dat nationalisme moet afgekeurd en bestreden worden om te voorkomen dat we steeds weer opnieuw zulke tragedies zullen meemaken.

Ender Kaya