Uit de oude doos: Het boek der omhelzingen (Galeano)
“De vlooien dromen ervan een hond te kopen en de niemanden dromen ervan uit de armoede te raken, dat het op een wonderbaarlijke dag plotseling geluk regent, geluk stortregent, maar het geluk regent gisteren niet en vandaag niet en morgen niet, nooit regent het geluk, nog niet in een motregentje komt het geluk uit de hemel vallen, hoe hard de niemanden het ook roepen en ook al jeukt hun linkerhand of stappen zij met het rechterbeen uit bed of beginnen zij het jaar met een nieuwe bezem. De niemanden: de kinderen van niemand, de bezitters van niets. De niemanden: de ontheemden, de ontkenden, die ernaast grijpen, die het leven sterven, de gedoemden, de verdoemden. Die niet zijn, hoewel zij er zijn. Die geen talen spreken, maar dialecten. Die geen godsdiensten belijden, maar bijgeloven. Die geen kunst maken, maar kunstnijverheid. Die geen cultuur bedrijven, maar folklore. Die geen menselijke wezens zijn, maar menselijke hulpbronnen. Die geen gezicht hebben, maar handen. Die geen naam hebben, maar een nummer. Die niet in de wereldgeschiedenis voorkomen, maar in de rubriek gemengde berichten van de plaatselijke pers. De niemanden, die minder kosten dan de kogel die hen doodt.” (…) “De functionarissen functioneren niet. De politici praten maar zeggen niet. De stemmers stemmen maar kiezen niet. De informatiestromen desinformeren. De onderwijsinstellingen onderwijzen het niet weten. De rechters veroordelen de slachtoffers. De militairen zijn in oorlog met hun landgenoten. De politie bestrijdt niet de misdaad omdat hij die zelf begaat. De faillissementen worden gesocialiseerd, de winsten geprivatiseerd. Het geld is vrijer dan de mens. De mensen staan in dienst van de dingen.”
Geciteerd door Harry Westerink in Het boek der omhelzingen (Gebladerte Archief)