Uit de oude doos: Het ultra-patriarchale regime van dictator Dalai Lama
Het overgrote deel van de Tibetaanse bevolking is straatarm. Men lijdt honger en woont in schamele hutten. Dat was al zo onder de Tibetaanse junta en ook de Chinese bezetting bracht geen verandering. Voor de komst van de Chinezen in 1950 was de bevolking ingedeeld in negen rangen. De horigen en de vrouwen hoorden bij de laagste rangen. Ze werden beschouwd als sprekende dieren. Ze hadden geen vrijheid van meningsuiting en werden dom gehouden en bang gemaakt met mythische verhalen over demonen. Leverden ze desondanks toch kritiek, dan riskeerden ze gevangenisstraf en marteling in de kerkers van de kloosters. Bij diefstal konden hun handen worden afgehakt. Lijfstraffen waren net als in andere feodale slavenmaatschappijen heel gewoon. Veel Tibetanen zullen heimelijk opgelucht zijn geweest toen de Chinezen begonnen de paleizen en kloosters met de grond gelijk te maken. Maar ook de Chinese bezetter onderdrukt elke vorm van kritiek met harde hand. De Tibetaanse elite nam Gyatso als klein kind apart. Op occulte wijze zou aangetoond zijn dat hij de reïncarnatie was van de pas overleden dertiende Dalai Lama. Die eer kan in het patriarchale Tibet alleen jongens te beurt vallen. Jaarlijks worden trouwens heel veel jongetjes van vier jaar bij hun ouders weggehaald om monnik te worden. Ze moeten tot zestien uur per dag in donkere en vochtige kamers boeddhistische teksten uit hun hoofd leren. Ze mogen niet zelf kiezen wat ze willen worden en worden gehersenspoeld en opgeleid om lid te worden van de mannelijke Tibetaanse elite. De Tibetaanse boeddhistische leer is niet toevallig vervuld van machismo en homofobie. “Zijne Heiligheid” de Dalai Lama zegt bijvoorbeeld: “Volgens de boeddhistische traditie is er niets mis met het bezoek aan dames van lichte zeden, mits de daartoe geëigende organen worden gebruikt”. Contact via “handen, mond of anus” noemt hij “seksueel wangedrag”, evenals “betrekkingen tussen man en man en vrouw en vrouw”. Bekende en minder bekende Tibetaanse monniken maken zich veelvuldig schuldig aan seksueel geweld en verkrachting, ook in het buitenland. Onlangs bleek dat de in de Verenigde Staten wonende Tibetaanse monnik Sogyal Rinpoche, de schrijver van het religieuze “Tibetaanse dodenboek”, een Amerikaanse boeddhistische vrouw gedwongen had tot seks. Ze kwam bij hem voor spirituele bijstand, maar Soygal beweerde dat ze sterk en gezond zou worden als ze seks met hem zou hebben. “Seks met een monnik is een zegen”, zei hij letterlijk. Een ander slachtoffer van Soygal werd seksueel misbruikt tijdens meditaties. De Tibetaanse junta heeft met deze praktijken geen moeite. Een van de misbruikte Amerikaanse vrouwen zei dat juntaleden iedereen een zwijgplicht opleggen. Pas zeer onlangs, na jarenlange druk, gaf de Dalai Lama Soygals slachtoffers toestemming naar de rechter te stappen.
Eric Krebbers in De Dalai Lama is een Tibetaanse Khomeiny (Gebladerte Archief)