Uitspraak van Europees comité vormt juridisch wapen in strijd tegen uitsluiting
Met zijn uitspraak van 25 oktober vorig jaar heeft het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) de Nederlandse staat opgedragen om mensen zonder verblijfsrecht te voorzien van onderdak, eten en kleding. Zoals gebruikelijk, haalt staatssecretaris Fred Teeven ook nu weer zijn schouders op over kritiek op zijn uithongeringspolitiek. Maar het standpunt van het comité biedt illegalen en hun ondersteuners wel meer kans om langs juridische weg basisvoorzieningen af te dwingen. Diverse grotere gemeenten zien de bui al hangen.
Op verzoek van de Protestantse Kerk Nederland (PKN) diende de Conference of European Churches in juli bij het ECSR een klacht in over het uitsluitingsbeleid van de Nederlandse staat. Het Haarlemse advocatenkantoor Fischer had een belangrijke adviseursrol bij de totstandkoming van de klacht. De PKN vroeg het comité om opschorting van de al in 1998 ingevoerde Koppelingswet, een van de belangrijkste bouwstenen van het systeem van sociale en bestuurlijke apartheid.
Stemmingmakerij
Het terzijde stellen van die wet gaat het ECSR wat te ver, maar wel draagt het comité de staat op “om alle mogelijke maatregelen te nemen met het oog op het vermijden van ernstige, onherstelbare schade aan de lichamelijke integriteit van personen die het risico lopen verstoken te blijven van onderdak, voeding en kleding”. Het comité vindt dat er “een gecoördineerde aanpak op nationaal en gemeentelijk niveau” moet komen om ervoor te zorgen dat mensen zonder verblijfsrecht kunnen worden voorzien in hun basisbehoeften. Aan de uitspraak zit een positieve en een negatieve kant. Positief is dat het comité het heeft over in principe alle mensen zonder verblijfsrecht, zowel migranten als vluchtelingen. Men beperkt zich dus niet tot kwetsbare groepen als kinderen, zieken, ouderen en gehandicapten. Negatief is dat het comité de Koppelingswet zelf onaangetast laat en de overheid alleen opdraagt om de mensonwaardige gevolgen van die uitsluitingsregels te verzachten.
De uitspraak betreft een “immediate measure”, op grond waarvan de staat onmiddellijk maatregelen moet nemen om verdere schade voor illegalen te voorkomen. Over zo’n twee maanden wordt een definitieve beslissing van het comité verwacht. Snel na de uitspraak probeerde Teeven het mogelijk verstrekkende en volgens hem “onwenselijke” karakter ervan onschadelijk te maken. Hij doopte de “immediate measure” om tot een beslissing met “een voorlopig karakter”. Daarmee hoopte hij het spoedeisend belang van de zaak naar de achtergrond te drukken. Verder vroeg hij de Raad van State om advies over de status van de uitspraak. De Raad van State verklaarde daarop dat uitspraken van het ECSR wel “gezaghebbend” zijn, maar “juridisch niet bindend”. Het ECSR is namelijk een toezichthoudend comité, niet een rechterlijke instantie. Maar nationale rechters mogen met uitspraken van het comité wel degelijk rekening houden en kunnen zich erop beroepen bij het toekennen van basisvoorzieningen aan mensen zonder verblijfsrecht.
Nog voordat het was gepubliceerd, lekten “ingewijden” (lees: vriendjes van Teeven) het Raad van State-advies al naar De Telegraaf. Die kopte: “Overheid mag illegaal wel op straat zetten”, wat vervolgens door alle mainstream-media klakkeloos werd overgenomen. Maar wie het advies doorneemt, merkt dat de Raad van State zich helemaal niet uitspreekt over het op straat mogen zetten van mensen zonder verblijfsrecht. Teeven probeert met het advies alleen maar zijn eigen straatje schoon te vegen. Hij maakt zich schuldig aan stemmingmakerij die ervoor moet zorgen dat de neuzen van overheidsdienaren en liefst ook van de rest van de samenleving allemaal dezelfde kant op gaan staan. Zie je wel, niets aan de hand, uitsluiten mag. Niets mis mee. We vertikken het om ons nog langer in de luren te laten leggen door die Europese mensenrechtenlobby, dat is de boodschap die Teeven en zijn ambtenaren van de daken schreeuwen. Nu ze illegalen ook nog eens crimineel maken en hen boetes en inreisverboden opleggen, piekeren ze er vanzelfsprekend niet over om hen onderdak en eten te gaan geven. Met zijn houding lijkt Teeven zich ook aan te sluiten bij het recente voorstel van zijn partijgenoot en VVD-Kamerlid Joost Taverne, die het rechters wil verbieden om nog langer te toetsen of wetten in strijd zijn met internationale mensenrechtenverdragen. Dat gezeur over mensenrechten moet eindelijk maar eens afgelopen zijn, zo is de sfeer onder liberalen.
Duw- en trekwerk
Maar met die mensenrechten zitten de gemeenten toch wel in hun maag. Zeker al twee jaar eisen vluchtelingen door strijd van onderop via tentenkamp- en bezettingsacties onderdak en een leefbaar bestaan op. De ESCR-uitspraak biedt hen een extra middel om gemeentebesturen onder druk te zetten. Het lijkt er sterk op dat de uitspraak van invloed is geweest op het besluit van de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan in november om zo’n honderd actievoerende vluchtelingen dan toch maar onderdak te geven in een leegstaande gevangenis aan de Havenstraat, die inmiddels is omgedoopt tot Vluchthaven. Hij deed dat ongetwijfeld met de nodige tegenzin, maar wist ook dat het ESCR hem en andere overheidsdienaren had opgedragen om illegalen op te vangen.
Mensen zonder papieren en hun advocaten kunnen er nu met een lawine aan procedures, met veel juridisch duw- en trekwerk, voor proberen te zorgen dat nationale rechters zoveel mogelijk gaan beslissen in overeenstemming met de uitspraak. In dat soort zaken zou ook kunnen worden gewezen op een motie die de gemeenten Utrecht, Amsterdam, Den Haag en Rotterdam inmiddels hebben aangenomen. Door uitspraken van rechters worden veel gemeenten gedwongen om basisvoorzieningen te geven aan illegalen, zo valt in de motie te lezen. De opvang van deze doelgroep is geen gemeentelijke taak, aldus de opstellers van de motie, maar blijkt soms wel nodig “uit humanitaire overwegingen”. Maar liever willen de vier grote steden het probleem op het bordje van de rijksoverheid leggen.
Typerend voor hun houding is dat ze zich nadrukkelijk beperken tot “kwetsbare mensen zonder verblijfsvergunning”. Daarmee maken ze de doelgroep ten onrechte, en ook tegen de geest van de ESCR-uitspraak in, een stuk kleiner dan hij in feite is. De gemeenteraad van Haarlem toont zich in elk geval op papier wel wat principiëler. In november nam de raad namelijk een motie aan met de titel “Eten, onderdak en kleding voor iedereen”. Daarin wordt het college van B&W opgedragen om te onderzoeken hoe die zorgplicht concreet kan worden vormgegeven.
Maar we hoeven uiteraard niet te wachten totdat de gemeentelijke woorden op papier ooit een keer worden omgezet in daden, waarschijnlijk halfslachtig, met tegenzin en pas na zware druk. Illegalen en hun ondersteuners kunnen met de ECSR-uitspraak als wapen hier en nu al rechtszaken aanspannen en onderdak en inkomen eisen. Hoe meer procedures tegen gemeenten, hoe meer kans dat bestuurders en beleidsmakers overstag moeten gaan en hoe meer gaten er in het uitsluitingsbeleid kunnen worden geschoten. Daar hebben advocaten als Pim Fischer, Jelle Klaas en Else Cerezo-Weijsenfeld al aardig wat successen mee geboekt. Wel moet dit soort juridische gevechten altijd hand in hand gaan met strijd van onderop via zelforganisatie van migranten en vluchtelingen. De strijd voor een menswaardig bestaan, de strijd om hier te zijn en hier te blijven dient immers op vele fronten tegelijk te worden gevoerd.
Harry Westerink